Door Rutger Claassen (Hoogleraar Universiteit Utrecht)
Op 24 maart a.s. zal ik spreker zijn op een debat in Utrecht, georganiseerd door de Socialistische Partij (SP). De SP organiseert diverse debatten over de toekomst van de universiteit, in verschillende steden. Op de bijeenkomst in Utrecht zullen ook andere docenten en studenten van de UU spreken. Gisteren kregen wij bericht dat de UU weigert voor dit debat een zaal aan de SP te verhuren. Inmiddels, na wat commotie vanwege een protestbrief in de Utrechtse Universiteitskrant (DUB), is die weigering genuanceerd – de soep wordt minder heet gegeten. Toch schreef ik, samen met enkele collega’s, een opiniestuk. Dat staat hieronder. Kernvraag: hoe zit het met de onafhankelijkheid van wetenschap en politiek?
Zoals uit het stuk te lezen valt, zie ik niet hoe een zaalhuur de onafhankelijkheid van de universiteit kan aantasten. Politieke partijen en wetenschappers moeten met elkaar in contact zijn – dat is voor beide partijen belangrijk. Het is daarom erg raar als de universiteit de deuren sluit voor politieke partijen. Die kunnen dan hun functie in de samenleving niet meer vervullen. Enfin, het staat allemaal hieronder.
Ik zou er voor deze blog nog een andere observatie aan willen vastplakken. De hele toestand valt voor mij in een breder patroon, dat mij als politiek filosoof zorgen baart. Politici, politieke partijen, en relaties met politici en partijen, lijken steeds meer besmet te zijn. De recente ophef over de benoeming van rechters voor het nieuwste Wilders-proces, waarbij de rechtbank zelf besloot om rechters met een partijlidmaatschap uit te sluiten, is daar een voorbeeld van. Rechterlijke macht, journalistiek, wetenschap, kunsten, de ambtenarij: sectoren die natuurlijk een zekere afstand moeten bewaren van de zittende macht (of in het geval van de ambtenaren: elke macht moeten dienen). Maar tegelijk: sectoren waarin burgers werkzaam zijn die natuurlijk ook een politieke opvatting hebben. En sectoren die een gezonde werkrelatie met de politiek nodig hebben. Dat wordt erg moeilijk als wij bij voorbaat krampachtig doen over politici en politieke partijen.
Politicologen wijzen er terecht op dat partijen de afgelopen eeuw ‘verstatelijkt’ zijn. Daarmee zijn ze sterker onderdeel van de publieke sfeer geworden (waar we ook de regering moeten lokaliseren). Maar politieke partijen zijn van oudsher verenigingen, private instellingen dus, die wortelen in ‘civil society’, de samenleving van burgers die gezamenlijk een bepaald belang en/of ideaal willen behartigen. Zo bezien is een contact tussen een politieke partij en een universiteit hetzelfde als contact tussen een universiteit en een kerk, milieuclub of sportvereniging. Nl. een ‘horizontaal’ contact tussen twee groepen uit de civil society. De dynamiek bij een verticale contact tussen private en publieke/gouvernementele organisaties is een geheel andere (met regulering en wetten, dreiging van machtsuitoefening, etc.). Ik weet het – door de verstatelijking is dit beeld van een horizontale relatie tussen politieke partijen en anderen nu een fictie. De perceptie is een andere. Maar die fictie heeft een bepaald nut: private partijen te zien als samenballingen van burgerlijke kracht voor een betere samenleving (om het maar even zo pathetisch uit te drukken). Dat nut dreigt met het in de ban doen van politieke partijen als reguliere gesprekspartners verloren te gaan. Het drijft hen nog meer in de hoek van publieke actoren, in plaats van brandpunten van privaat initiatief.
De Onafhankelijke universiteit – een lastig ideaal
Het verbieden van zalen aan een politieke partij om als universiteit je onafhankelijkheid te waarborgen. Dat is achterhaald, vinden vijf wetenschappers van de faculteit Geesteswetenschappen. De universiteit moet juist maatschappelijke dwarsverbanden leggen.
Auteurs: Josine Blok, Rutger Claassen, Marcus Duwell, Ido de Haan, Remco Raben.
Op donderdag 24 maart was de Socialistische Partij (SP) van plan een debat te organiseren over de toekomst van de universiteit, aan de Universiteit Utrecht. Zij doet dit in het kader van een tournee langs verschillende universiteiten, om stemmen van wetenschappers te horen en nieuwe ideeën te ontwikkelen. Twee medewerkers van de UU, een student van de UU en een Kamerlid van de SP zouden spreken en in discussie gaan met de zaal (één van ons was als spreker uitgenodigd). Maar de UU weigert een zaal te verhuren voor dit doel. Reden: dit tast de onafhankelijkheid van de universiteit aan. Nu de SP op de DUB zelf haar visie hierop heeft gegeven ,willen wij graag ook nog een duit in het zakje doen.
De universiteit nuanceert het verbod weliswaar in een officiële reactie op DUB, maar navraag bij de relevante dienst (het Facilitair Service Centrum) leert dat het een al jaren bestaande vaste lijn is van de universiteit om geen zalen te verhuren aan politieke organisaties. Wat is er dan mis met deze richtlijn? Het idee van de onafhankelijkheid van de universiteit is toch een goed idee? Het zou toch absurd zijn als de UU zich officieel tot de partijlijn van de SP, de VVD of welke andere partij dan ook zou bekeren?
De universiteit hoort een broedplaats van debat te zijn, niet een gesloten bolwerk waarin de buitenwereld niet kan doordringen. De universiteit die als een angstvallige muis bang is voor de repercussies ‘in de beeldvorming’ van contact met een politieke partij is niet onze universiteit.
Het ideaal van onafhankelijke wetenschap wordt verkeerd begrepen als men het opvat als de noodzaak van een zelfverkozen sociaal isolement. Onafhankelijk opereren betekent verbindingen met allerlei maatschappelijke actoren aangaan (burgers, bedrijven, politieke partijen, anderen) en zelf daarin een eigen positie claimen, die niet samenvalt met die van anderen, vanuit de eigen taakopdracht.
Onafhankelijk zijn betekent zelfbewust opereren in een sociaal netwerk, niet alle banden met dat netwerk doorsnijden. Dat laatste is een Robinson Crusoe-idee van onafhankelijkheid, dat in een complexe moderne maatschappij nergens op slaat. Men kan dan ook de eigen taak niet meer goed uitvoeren, omdat men dan geen informatie, inspiratie maar ook tegenwicht van andere maatschappelijke partijen krijgt. Splendid isolation is een schadelijke fictie voor de wetenschap.
Men kan alleen maar echt onafhankelijk denken als men eerst bereid is naar anderen te luisteren, goed om zich heen te kijken, en dan een stelling in te nemen.
Maar isolement is niet alleen schadelijk voor de universiteit. Het is ook schadelijk voor de democratie. En als burgers hebben wij allen een opdracht om aan de kwaliteit van de democratie bij te dragen. Onze democratische opdracht als wetenschappers is om desgevraagd niet de hoorn op de haak te gooien als een politieke partij belt, maar om onze onafhankelijk gevormde inzichten met leden van alle politieke partijen te delen. Velen van ons doen dat – wij hebben zelf lezingen gegeven voor ecologische, sociaal-democratische, christen-democratische, liberale en andere politieke partijen. Er is geen enkele reden om te weigeren als gastheer op te treden als een politieke partij dat vraagt, zolang men dit maar doet voor alle partijen. Doet men dit niet, dan maakt men het moeilijk voor partijen om hun vitale functie in de samenleving te vervullen: het verzamelen van geluiden van burgers in allerlei maatschappelijke sectoren, en deze vertalen in een politiek programma dat in de officiële politieke arena’s (parlement en dergelijke) kan worden omgezet in beleid. De UU pleegt obstructie van het democratisch proces.
Dit alles is des te pijnlijker omdat de UU op andere momenten wel verbindingen slaat met maatschappelijke partijen, verbindingen die veel verder gaan dan de verhuur van een zaaltje. De universiteit gaat strategische allianties aan met bedrijven (zoals Danone), organiseert hoogleraarschappen voor mensen met een uitgesproken maatschappelijk verleden, zoals Femke Halsema (GroenLinks), oud-werkgevers-topman Bernard Wientjes (VNO-NCW), en Alex Brenninkmeijer (Ombudsman). Dat is ook goed. Universiteit en samenleving hebben dwarsverbanden nodig. De angst voor ‘associatie’ met de achtergrond van de ander is overtrokken. Laten wij dan consequent zijn, en politieke partijen niet in de ban doen. Daarmee bewijzen wij de wetenschap geen dienst, en ook niet de rol die politieke partijen moeten vervullen in de democratie.
Betekent dit dat wij ook de zalen moeten openstellen voor campagnebijeenkomsten in verkiezingstijd? Wat als de PVV langs wil komen? Het aantal scenario’s is oneindig. Wij hoeven geen algemeen bureau voor zaalhuur te worden. Maar zolang er een link is tussen het onderwerp van de bijeenkomst en het werk op de universiteit zelf, zou het geen probleem moeten zijn de deuren open te stellen. In dit geval was daar ruimschoots aan voldaan.