Door Bij Nader Inzien (redactie)
Door Erik De Bom & Toon Van Houdt
Dit jaar is het exact vijfhonderd jaar geleden dat Utopia van Thomas More verschenen is. En dat zullen we geweten hebben. In Leuven – waar het boek voor het eerst van de persen rolde – alleen al zijn er maar liefst 78 projecten om die feestelijke verjaardag te vieren. Tentoonstellingen, debatten, boeken, dansvoorstellingen, theaterteksten, ja zelfs culinaire avonden: het staat allemaal op het culturele feestmenu.
De typische fuss van een goed gesmeerde herdenkingsmachine? Ongetwijfeld. Maar de schaal en de intensiteit van de herdenking wijzen er allicht ook op dat het ‘gouden boekje’ dat de Engelse humanist in 1516 in Leuven liet drukken, meer dan ooit springlevend is. Het is inderdaad een sprankelend werkje met ronduit visionaire ideeën. Ideeën die er nog altijd toe doen. Vandaag misschien wel meer dan ooit tevoren.
Gelukkige samenleving
Wie zou er niet op het utopische, haast paradijselijke eiland Utopia willen leven? De inwoners werken er niet langer dan zes uur per dag en toch komen ze hoegenaamd niets tekort. Niemand wordt er ’s nachts door zorgen uit zijn slaap gehouden. Alles is op één enkel doel afgestemd: geluk. More laat uitschijnen dat het eiland echt bestaat. Naar eigen zeggen heeft hij al zijn informatie uit de eerste hand vernomen van de ontdekkingsreiziger Hythlodaeus, die met Vespucci naar de Nieuwe Wereld was gereisd. Een kaart van Utopia en een overzicht van het Utopiaanse alfabet zetten zijn waarheidsclaim kracht bij.
Natuurlijk bestaat het eiland niet echt. Het is volledig aan Mores literaire genie ontsproten. Tal van subtiele hints wijzen daarop. Zo is er de naam van de verteller zelf. Hythlodaeus is Grieks voor ‘de verteller van nonsens’. Pure fictie dus? Ja, maar wel met een duidelijke boodschap. Utopia zou kunnen bestaan. En dus moet het misschien wel bestaan. De mens is zelf in staat zo’n ideale maatschappij op te bouwen. Door de juiste instellingen te creëren kan hij een soort paradijs op aarde scheppen.
Ongelukkig individu
Een hoopgevende gedachte, die we vandaag nog steeds gretig oppikken – getuige de huidige festivaldrukte rond Utopia. Maar die gretigheid mag ons niet blind maken voor de waarschuwing die Mores werk óók bevat. Het leven op Utopia lijkt misschien een feest, maar is dat bij nader inzien niet. Zo is de materiële welvaart er enkel verzekerd als ieder zijn deel doet. En dat vergt controle. Verregaande controle. De overheid ziet alles, hoort iedereen. Want op Utopia speelt heel het leven zich in het openbaar, in de schoot van de gemeenschap af. Mensen hebben er geen eigen goederen, maar ook geen privacy en zelfs geen ruimte voor privé-initiatieven. Ze missen eigenheid, individualiteit.
Op Utopia staat alles en iedereen in functie van de gemeenschap. Nagenoeg volledig. En om het even wat de stabiliteit van die gemeenschap bedreigt – of zelfs maar zou kunnen bedreigen – wordt systematisch geweerd. Dat verklaart meteen ook waarom er op het eiland niet aan politiek wordt gedaan. Heel het Utopiaanse staatsbestel werd door de stichter Utopus voor eens en altijd vastgelegd. Daar kunnen en mogen de burgers niets meer aan veranderen. Niet op eigen initiatief, al evenmin via onderlinge discussie, langs politieke weg. Waarom zouden ze ook? Wat perfect is hoeft toch niet te worden bijgesteld?
Wie Utopia goed leest, blijft met een ongemakkelijk gevoel achter. Individueel en maatschappelijk geluk sluiten elkaar uit, zo lijkt de auteur te suggereren. Hoe dan ook blijkt Utopia een verstarde maatschappij te zijn waar geen plaats is voor persoonlijke inbreng en verandering. Niet toevallig situeerde More zijn ideale – of althans schijnbaar ideale – samenleving op een eiland. Ze is zorgvuldig van elke externe invloed afgesloten. De inwoners van Utopia leven in een splendid isolation.
Pleidooi voor politiek
Nee dus. Het utopische eiland Utopia blijkt minder paradijselijk, minder leefbaar te zijn dan het er op het eerste gezicht uitziet. Hebben we dan eigenlijk wel een goede reden om de vijfhonderdste verjaardag van Mores succeswerk met een groots opgezet festival te vieren? Jazeker. Het krachtige pleidooi dat de auteur houdt om buiten gevestigde patronen en vastgeroeste gewoonten te durven denken, moeten we ter harte blijven nemen. Wat onmogelijk lijkt, hoeft dat niet te zijn. Maar de idee dat we met enkele kant-en-klare recepten in een handomdraai de problemen waarmee we geconfronteerd worden voorgoed uit de wereld kunnen helpen lijkt ons niet echt bruikbaar en zelfs gevaarlijk te zijn. Politiek blijft nodig. Akkoord: besluitvorming op basis van voortdurend overleg met steeds meer partners gaat traag, soms tergend traag. Dat bewijst de politiek elke dag opnieuw – in Vlaanderen, in België en in Europa. Maar het is een illusie te denken dat we zonder die politiek zouden kunnen.
Wat de Donald Trumps, Marine Le Pens, Nigel Ferages en Geert Wildersen van vandaag ook mogen beweren, het is onmogelijk te leven op een eiland dat geen invloed van buitenaf ondergaat en waar politieke beslissingen snel, héél snel kunnen worden genomen. Gesteld al dat zo’n eiland kan worden gecreëerd, dan nog zal de politieke besluitvorming er onvermijdelijk traag en moeizaam verlopen, want rekening moeten houden met de verzuchtingen en standpunten van alle burgers en hun vertegenwoordigers. Tenzij het democratische overleg en besluitvormingsproces helemaal buiten spel worden gezet en door een vorm van dictatuur worden vervangen, natuurlijk. Maar alleen al het maken van zo’n eiland is oneindig veel moeilijker dan men wel zou denken. Het beste bewijs daarvan wordt tegenwoordig geleverd door het Verenigd Koninkrijk, het eiland par excellence dat zichzelf ten gevolge van de Brexit opnieuw als eiland moet uitvinden – en daar maar moeizaam in slaagt. Zonder het goed en wel te beseffen waarschuwde de Engelsman Thomas More er vijfhonderd jaar geleden al voor. Juist daarom moeten we hem vieren. Vandaag meer dan ooit tevoren.
Erik De Bom (1983) verricht postdoctoraal onderzoek aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven). Dit jaar is hij van dichtbij betrokken bij tal van projecten die de vijfhonderdste verjaardag van Utopia van Thomas More herdenken.
Toon Van Houdt (1966) is als latinist en cultuurhistoricus verbonden aan de Faculteit Letteren van de KU Leuven.
Samen hebben ze de bundel Andersland. In de voetsporen van Thomas More (Antwerpen: Polis, 2016) geredigeerd.
Ik heb geen moeite met de strekking van het betoog van collega’s De Bom en Van Houdt. Maar ik zou niet More’s Utopia hiervoor aanvoeren. Want, het is niet waar dat More’s Utopia “zorgvuldig van elke externe invloed [is] afgesloten. De inwoners van Utopia leven in een splendid isolation.” Integendeel, de Utopisten hebben contact met de omringende landen; ze hebben vazalstaten (auxiliaries), en leveren bestuurders voor landen die dat nodig hebben.
Bovendien ontvangen ze (regelmatig) ambassadeurs van andere landen: Ik citeer, “The ambassadors of the nations that lie near Utopia, knowing their customs, and that fine clothes are in no esteem among them, that silk is despised, and gold is a badge of infamy, used to come very modestly clothed; but the Anemolians, lying more remote, and having had little commerce with them, understanding that they were coarsely clothed, and all in the same manner, took it for granted that they had none of those fine things among them of which they made no use; and they, being a vainglorious rather than a wise people, resolved to set themselves out with so much pomp that they should look like gods, and strike the eyes of the poor Utopians with their splendour.””
Misschien zijn de auteurs in de war met Bacon’s New Atlantis?
Bovendien is er wel degelijk politiek op Utopia, er zijn stadsraden en er is een senaat waarin op nationaal niveau overlegd wordt. Hoewel Utopia geen liberale democratie is, is politiek er niet uitgebannen.