Door Patrick Delaere (Universitair docent Erasmus Universiteit Rotterdam)

Toen Diderot in 1749 een kleine vier maanden gevangen werd gezet in het Château de Vincennes vanwege het publiceren van zijn Lettre sur les aveugles à l’usage de ceux qui voient (Brief over de blinden ten behoeve van de zienden) maakte het politierapport melding van een ‘jongen met een levendige geest, die evenwel uiterst gevaarlijk is. Schrijft boeken tegen de religie en de goede zeden […]. Pedant type, laat zich voorstaan op zijn ongelovigheid. Spreekt vol minachting over de heilige mysterieën.’ 

Meer dan ‘de man van de Encyclopédie

Ik heb deze incorrect geboren vrijdenker onlangs in mijn hart gesloten en hem dit jaar uitvoerig geportretteerd (in Filosofie & Praktijk jg. 40 [3]). Want in het filosofiecurriculum verdwijnt Denis Diderot achter Rousseau en Voltaire, terwijl hij beter verdient. Zelfs filosofiestudenten komen dus doorgaans niet verder dan ‘belangrijk verlichtingsfilosoof’ en ‘de man van de Encyclopédie’. Diderot mag dan minder zijn stempel hebben gedrukt op de latere maatschappelijke ontwikkelingen (hij schreef 25 jaar voor de bureaula en verdween na zijn dood in 1784 een eeuw lang van de radar), als filosoof van groot verstand en groot gevoel laat hij Rousseau en Voltaire mijns inziens ver achter zich. En zijn betekenis voor nu acht ik onverminderd groot. 

In het eerdergenoemde artikel gaf ik daar een aantal redenen voor en vroeg ik mij ook af of zijn pleidooien voor een seculiere wereld ook geholpen hebben. Ik hield het erop dat de ontkerstening niet is mislukt, maar wereldwijd nog maar net is begonnen. En dat de opmars van de Verlichting niet te stuiten is, maar alleen te vertragen. In het bijzonder vond ik dat niet Diderots atheïsme ons nu vooral zou moeten interesseren, maar veel meer wat hij vervolgens deed: een naturalistische ethiek ontwerpen waarin rede en hartstocht met elkaar worden verbonden tot moreel besef en morele scheppingsdrang. 

Verlichting als belasting?

Hub Zwart, die ook over Diderot schreef, las het manuscript van mijn artikel en vond dat de betekenis van Diderot nog wel wat meer uitwerking kon gebruiken. Ik wil daar graag op reageren. Zwart mailde:

“Je schrijft dat de Verlichting maar net begonnen is (…) en dat hetzelfde voor de ontkerkelijking zou gelden, maar de Verlichting is toch ook een belasting geworden (populistische revolte, gele hesjes als opstand ook tegen de erfenis van de Verlichting: als een hoofdstuk in een genealogie die uiteindelijk uitloopt op neo-liberalisering van de planeet) en er waren nog nooit zoveel gelovige mensen op aarde als juist nu, zes miljard schat ik; is neo-liberalisme dialectisch gesproken niet de “waarheid” van de Verlichting en roept dit verlichtingsoffensief niet telkens dezelfde reactie (restauratie etc.) op? En, last but not least: hoe verhoudt zich de Encyclopédie tot Wikipedia?”

Wikipedia als succesproduct van de verlichting

Om met deze laatste kwestie te beginnen, dat er zoiets als Wikipedia bestaat demonstreert, lijkt mij, dat er wel degelijk enig schot zit in het Verlichtingsproject. ‘Die Gedanken sind frei’ in grote delen van de wereld. Niettemin zijn de verschillen tussen de beide encyclopedieën groot. Wikipedia is een online encyclopedie die ernaar streeft nauwkeurige kennis te bieden die verifieerbaar en vrij herbruikbaar is. Artikelen zijn niemands of iedereens eigendom en kunnen elk moment ingrijpend worden bewerkt en verder verspreid. Iedereen die dat wil kan direct online publiceren, met inachtneming van de basisregels (de ‘vijf zuilen’). 

Zo dienen gebruikers immer een neutraal standpunt in te nemen en de ‘geen origineel onderzoek-richtlijn’ aan te houden. Ook de Encyclopédie was een collectieve onderneming, maar het werk van een genootschap van 140 geletterden en bedoeld voor een kleine elite van betalende abonnees. Bovendien, en veel belangrijker, had de Encyclopédie een volstrekt ander programma. Ze wilde meer zijn dan een bestandopname en compilatie van beschikbare kennis; namelijk nieuwe kennis toevoegen door bijvoorbeeld artisanale knowhow voor het eerst op schrift te stellen of door ruimte te scheppen voor nieuwe wetenschappelijke onderzoeksmethoden. Daarbij moest de Encyclopédie niet een neutraal maar juist een kritisch werk worden, dat het denken van de lezer stimuleerde. Het 18de-eeuwse project moest obscurantisme bestrijden en was nadrukkelijk uit op een hervorming van het verstand en het einde van klerikaal-feodaal Frankrijk. 

Denken met gevoel en voelen met verstand

De geschiedenis laat zien, zoals Zwart terecht stelt, dat offensieve pogingen om het menselijk bestaan te rationaliseren niet zelden een contra-verlichting oproepen. Maar Diderot zelf – en dat neemt me zo voor hem in – was alles behalve een steile rationalist. Voor hem waren hart en verstand geen polariteiten maar wisselen ze stuivertje: denken met gevoel en voelen met verstand. Bovendien legde hij weinig ijver aan de dag om anderen zijn standpunten op te dringen. Hij maakte veelvuldig gebruik van de dialoog in zijn werk – de lezer beslist zelf maar. 

Ook Zwarts constatering dat wereldwijd het aantal gelovigen (hijzelf is er een van) momenteel eerder groeit dan krimpt valt niet te ontkennen. Religies hebben dan ook hun nut als vliegwiel van de verbeelding en creativiteit, als morele slijpsteen en als verbindende factor bewezen, en doen dat nog steeds. Maar dat nut hebben religies mijns inziens niet omdat ze vasthouden aan transcendentie, of aan de overtuiging de exclusieve bron van waardering te zijn dan wel de hoeder van de ene ware doctrine; dat hebben ze omwille van het belang dat veelvormig gemeenschapsleven voor mensen heeft. 

Met Diderot denk ik dat seculier humanisme beter dan religie de intellectuele problemen het hoofd kan bieden waar de beperkte menselijke sympathieën, de fundering van moraliteit en menselijke waarden, en de vraag naar zin in onze levens ons voor plaatsen. De echte problemen voor de secularist zijn van praktische aard. Om de gemeenschappen te vormen die cruciaal zijn voor zinvolle levens moet de seculiere wereld nog grotendeels worden gebouwd. Een centrale taak voor de seculiere humanist is het ontwikkelen van seculiere alternatieven voor het religieuze gemeenschapsleven. 

Bronnen

Hub Zwart (1999), ‘Wetenschap als Traditie en als Ethiek (Ethiek als Wetenschap en als Traditie)’ in J.P. Wils (red.) Ethiek en hermeneutiek, Damon: 139-216

nl.wikipedia.org

Afbeelding: Diderots wandelstok met initialen in het Maison des Lumières te Langres


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Religies zijn, naast sociaal bindmiddel, vooral een firewall tegen angst (en onzekerheid) die een bijwerking is van ons bewustzijn. Mensen zijn in de kern niet zo verschillend. De een beseft zijn onwetendheid, de ander noemt dit besef van onwetendheid God. Ontkerkelijking zal dus in de praktijk nieuwe uitingen van geruststelling en zingeving opleveren. Het gevaar bestaat dat valse profeten in dit gat springen (vals = slechts eigenbelang nastrevend) Op de Christelijke godsdienst is veel aan te merken maar zij scheidde hemel en aarde (fantasie en werkelijkheid) waar postmoderne dat door elkaar haalt. Kerkelijk uitspraken kunnen 1 op 1 voor atheïsten worden vertaald: “de mens werkt voor de glorie van god” = wij doen ons best (algemeen belang) “de toekomst is in God’s hand” = wij kennen de toekomst niet en zijn daar dus ook niet verantwoordelijk voor en “God heeft zijn schepselen lief” = wij hebben vertrouwen in het menselijk vernuft. Mijn inschatting: aan de ontkerkelijking hebben we het klimaatalarmisme te danken. Milieu organisaties zijn valse profeten die geen hoop en liefde prediken maar miljarden kosten offers eisen op weg naar een statische levenswijze.
    Klimaatalarmisme is de nieuwe staatsreligie. Wij hebben de verlichting achter ons gelaten. Meningen verdrongen feiten en cijfers. Twijfel en debat werd opgelegde consensus. Beleid kreeg het karakter van encyclieken. Politieke bijeenkomsten concilies (COP)

Comments are closed.