Door Huub Brouwer (Tilburg University)

Door Eveline Groot (Erasmus Universiteit Rotterdam)

Eveline:

Hoi Huub! Hoewel ik de dikke pil van Rutger Bregman in een rotvaart en met veel plezier heb uitgelezen, blijf ik na het omslaan van de laatste pagina toch met een enigszins leeg gevoel achter. 

Wat heeft Bregman proberen te doen? Alleen maar aantonen dat de meeste mensen deugen? Dan was het wel een erg dik boek voor de flinterdunne argumentatie die hij biedt. Omdat jij momenteel De meeste mensen deugen aan het lezen bent, ga ik graag bij jou te rade. Zie ik iets over het hoofd? 

Ik blijf na het omslaan van de laatste pagina toch met een enigszins leeg gevoel achter

Huub:

Ha Eveline! Het boek leest inderdaad als een trein. 

Ik ben het daarom ook niet eens met Lotte Jensen, die in de Volkskrant een recensie van het boek publiceerde met de titel: ‘De meeste mensen deugen misschien, maar de zinnen in Bregmans boek niet.’ 

Het boek is volgens Jensen te Amerikaans. Ze ergert zich aan de vele uitroepen die mensen moeten aanzetten door te lezen (‘Nu moet je weten…’, ‘Nu denk je misschien…’), de ultrakorte zinnen (‘Toen begon het.’), en de nadruk op persoonlijke ervaringen (zoals een uitgebreide omschrijving van Bregmans omzwervingen door Australië op zoek naar de ware Lord of the Flies). 

Mijn reactie hierop is, in goed Bregmaniaans: So what? 

Petje af als je erin slaagt om een boek van meer dan vijfhonderd pagina’s te schrijven, waarin je een enorme hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek bespreekt, dat mensen toch massaal lezen (100.000 exemplaren verkocht in 3 maanden). Daar kunnen academici alleen maar van dromen.

Natuurlijk, af en toe ergerde ook ik me wel een beetje aan het taalgebruik. De mens ‘homo puppy’ noemen? Alsof je in een suikerspin hapt. Maar veel mensen houden van suikerspinnen. En is het nu zo erg om je boodschap als suikerspin te verpakken om haar te verkopen? Ik denk van niet. Het gaat uiteindelijk toch om de boodschap van het boek. 

Alsof je in een suikerspin hapt. 

Daarmee kom ik eindelijk bij je vraag: Wat had Bregman voor ogen? 

Zijn punt is volgens mij genuanceerder dan de titel van het boek suggereert. Bregman beargumenteert niet alleen dat de meeste mensen deugen. Nee, hij wil ook—of misschien wel juist—laten zien dat de idee dat mensen deugen een zelfvervullende voorspelling is; deugen is performatief. 

Zoals Bregman het zelf zegt: “In dit boek zal ik niet betogen dat we van nature goed zijn. Mensen zijn geen engelen. We hebben een goed been en een slecht been, de vraag is welk been we trainen.” Als we ervan uitgaan dat andere mensen deugen, zal dat ook bevestigd worden. 

Dat zie je bijvoorbeeld in het prachtige citaat van Viktor Frankl waarmee Bregman het vierde deel van het boek begint: “We moeten idealisten zijn – want dan eindigen we als ware, echte realisten”.

En ook in de parabel van de wolven die hij in het eerste hoofdstuk bespreekt: 

“Een grootvader zei eens tegen zijn kleinzoon: ‘Er speelt zich een gevecht in mij af, een strijd tussen twee wolven. De ene is slecht, boos, hebzuchtig, jaloers, arrogant en laf. De andere is goed – hij is rustig, liefdevol, bescheiden, gul, eerlijk en betrouwbaar. Deze wolven vechten ook in jou en in ieder ander persoon. 

De jongen dacht even na en zei toen: ‘Welke wolf zal winnen?’

De oude man glimlachte. ‘De wolf die jij voedt.’” 

Hij wil laten zien dat de idee dat mensen deugen een zelfvervullende voorspelling is.

Nu mijn vervolgvraag aan jou.

Waarom vind je de argumentatie van Bregman flinterdun? Ik was eigenlijk wel onder de indruk van de hoeveelheid onderzoek die hij heeft gedaan voor dit boek (een notenapparaat van 41 pagina’s in een bestseller is best indrukwekkend) en het aantal mogelijke tegenwerpingen dat hij bepreekt. 

Voordat ik aan het boek begon, dacht ik dat het ridicuul was om te denken dat de meeste mensen deugen.

Natuurlijk, de details kloppen af en toe niet. In tegenstelling tot wat Bregman beweert, is de mens bijvoorbeeld niet de enige diersoort die bloost. Papegaaien doen dat ook. En er zullen vast meer van zulke foutjes in het boek zitten. 

Toch vind ik het boek over het algemeen overtuigend. Voordat ik aan het boek begon, dacht ik dat het ridicuul was om te denken dat de meeste mensen deugen en al helemaal dat de idee dat mensen deugen een zelfvervullende voorspelling is. Auschwitz en Abu Ghraib leren ons wel beter, dacht ik. Na het lezen van Bregmans boek ben ik daar minder van overtuigd.

Eveline:

‘So what,’ daar kan ik me ook in vinden. Veramerikanisering hoeft geen probleem te zijn. Zeker niet als dit betekent dat veel mensen op een prettige manier met filosofische ideeën in aanraking komen.

Nu het filosofische idee van Bregman. 

Yes we can act virtuously in horrible circumstances!

Me dunkt dat het goed is om ‘het goede te voeden’. Maar het is nogal een open deur. De wolvenparabel is niet overtuigend genoeg. Als je ervan uitgaat dat deugdelijke mensen en deugdelijke acties worden gevormd, moet je al een idee hebben van wat deugen betekent. 

Ja, ik ben op zoek naar een definitie. Iets van een conceptualisering. Je kunt denken: weer zo’n filosoof die een definitie wil. Toch lijkt het me goed om helder te zijn, ook als je een groot verhaal wilt vertellen. Juist als we het hebben over onze complexe menselijke natuur. Want anders krijg je een theorie die gebaseerd is op een vage aanname.

Laten we eens kijken naar Bregmans centrale gedachte-experiment:

“Een vliegtuig maakt een noodlanding en breekt in drie stukken. De cabine vult zich met rook. Alle inzittenden realiseren zich: we moeten hier weg. Wat gebeurt er?

  • Op Planeet A vragen de inzittenden elkaar of ze in orde zijn. Personen die hulp nodig hebben, krijgen voorrang. Mensen zijn bereid hun leven te geven, zelfs voor vreemden.
  • Op Planeet B is het ieder voor zich. Totale paniek breekt uit. 

Vraag: op welke planeet leven we?”

Als we Bregman moeten geloven, antwoordt bijna iedereen ‘Planeet B!’. Maar is dat wel zo? Een klein rondje onder familieleden en vrienden doet anders vermoeden. Acht van de tien keer hoor ik ‘Planeet A’. Dit was ook mijn eerste ingeving. Bregman voelt daarentegen een grote drang te bewijzen dat we op individueel niveau uit moeten gaan van Planeet A, omdat het problematisch is dat we collectief denken op Planeet B te leven. 

Waarschijnlijk is mijn sociale netwerk geen goede afspiegeling van de maatschappij. Het kan zo zijn dat het gemiddelde mensbeeld negatiever is dan dat van mij en mijn omgeving. Maar als mijn bubbel geen afdoende afspiegeling is, kun je je hetzelfde afvragen bij Bregmans bubbel. 

Vandaar mijn vraag: mist Bregman, ondanks het Amerikaanse taalgebruik, misschien wat Amerikaans optimisme? Schatten wij onze medemens niet veel socialer en deugdzamer in dan Bregman doet vermoeden? Yes we can act virtuously in horrible circumstances! Yes we can!  Noem mij een naïeve positivo, maar ik denk dat Bregman voor een verkeerde parochie predikt en eigenlijk een heel ander punt maakt.

Iets langs deze lijnen: we leven in een samenleving die aan alle kanten afbrokkelt. Een samenleving die niet sociaal is en waarin asociale en egoïstische prikkels worden beloond en deugdelijk gedrag niet. Want deugdelijk gedrag is minder kwantificeerbaar en past niet in ons neoliberale kapitalistische systeem. Dus we moeten onze samenleving zodanig inrichten dat we op een sociaal niveau ook uitgaan van a) het deugdelijke in mensen en b) alles eraan doen om dat te bestendigen.

Daar had een ander, minder bombastisch boek ook prima bij gepast.

Als Bregman daarmee was begonnen, was een hele rits aan ‘bewijzen’ overbodig geweest: de Frans de Waal-achtige homo-puppy; de problematische sociaalpsychologische onderzoeken die door narcisten zijn uitgevoerd en dus corrupt zijn; de hyperreductie van Rousseau en Hobbes; en het gedrag van onze prehistorische voorouders.

Kortom, zijn ‘echte’ punt is valide. Wijzen op het performatieve karakter van deugdelijkheid is ontzettend interessant. Maar daar had een ander, minder bombastisch boek ook prima bij gepast.

Huub:

Eigenlijk ben ik het wel met je eens dat Bregmans boek wat minder bombastisch had hoeven zijn.  

Er komt nogal wat voorbij: We reizen ver terug in de tijd, naar onze jagende en verzamelende voorvaderen, die volgens Bregman geen met knotsen zwaaiende machomannen waren; naar kolonel Samuel Marshall, die er tijdens de invasie van Makin (1943) achter komt dat de meeste soldaten niet schieten; terug naar de inwoners van Paaseiland in de Middeleeuwen, die geen extreem gewelddadige kannibalen waren. 

Je kunt je afvragen of die ronde door de wereldgeschiedenis nodig is.

En dan vliegen we weer vooruit in de tijd naar een reeks befaamde onderzoeken, zoals het Stanford gevangenisexperiment en het Milgram-experiment. Die tonen volgens Bregman helemaal niet aan dat beschaving slechts een laagje vernis is over onze door en door egoïstische natuur. 

Je kunt je afvragen of die ronde door de wereldgeschiedenis nodig is.

Maar die kritiek is misschien wel beroepsdeformatie — in ieder geval ten dele. Ik ben analytisch filosoof. Analytisch filosofen richten zich over het algemeen op de sterkste argumenten voor en tegen een positie. Niet op zo veel mogelijk argumenten.  

Als je met een analytische bril naar Bregmans boek kijkt, vraag je je af waarom hij bijvoorbeeld niet nog wat meer aandacht besteedt aan de vraag hoe Auschwitz en Abu Ghraib mogelijk zijn als de meeste mensen deugen. Dat lijkt me toch wel de ultieme tegenwerping. En om diezelfde reden had hij van mij best wat minder tijd mogen doorbrengen op Paaseiland. 

En over beroepsdeformatie gesproken: had Bregman, zoals je zegt, beter moeten definiëren wat hij met deugen bedoelt? Ik denk het wel. Eigenlijk is zijn boek vooral gericht op het bewijzen van deze twee beweringen:

1. Niet deugen: Het is niet waar dat de meeste mensen (extreem) niet deugen.

2. Niet deugen is performatief: Als je ervan uitgaat dat de meeste mensen niet deugen, klopt dat vaker.

Omdat we het, in ieder geval in extreme gevallen, redelijk met elkaar eens zijn wanneer mensen niet deugen, is het definiëren van ‘niet deugen’ minder belangrijk. Kannibalisme? Niet oké. Onderdrukking van vrouwen? Idem. Moorden? Ook niet goed.  

Omdat ik niet van (1) en (2) overtuigd was toen ik aan het boek begon, was het voor mij interessant om Bregmans verdediging van deze twee stellingen te lezen. Maar je hebt gelijk, hij wil meer aantonen dan alleen maar (1) en (2). 

Bregman wil ook het volgende bewijzen: 

3. Deugen: De meeste mensen deugen.

4. Deugen is performatief: Als je ervan uitgaat dat de meeste mensen deugen, klopt dat vaker.

Voor het bewijzen van (3) en (4) was een definitie van deugen erg nuttig geweest. Deug je bijvoorbeeld alleen als je een effectief altruïst bent die er een strikt veganistisch dieet op nahoudt? Of kun je ook deugen als je een jetsettende vleeseter bent die belasting ontwijkt via belastingparadijzen — zolang je andere mensen maar niet opeet, verkracht en vermoordt? 

Het boek zal bij mijn volgende opruimronde de Marie Kondo test doorstaan.

Een antwoord op deze vragen had Bregman een veel duidelijker argumentatief doel gegeven.

Eveline, je bent er zeker in geslaagd om me te doen inzien wat er mankeert aan Bregmans boek. Maar toch blijf ik positief. Het boek zal bij mijn volgende opruimronde de Marie Kondo test doorstaan: It does spark joy. 

Ik heb veel van het boek geleerd. Mijn mensbeeld is iets positiever dan voordat ik het las. Dat is toch een geweldige prestatie voor een boek!

Eveline:

Ik vrees dat het boek bij mij ­– mes op de keel – de Marie Kondo test niet zal halen (goede graadmeter trouwens!). Bregman neemt je mee op een grote reis naar andere plaatsen en tijden. Het boek staat boordevol interessante feiten waarmee je de show kunt stelen op nieuwjaarsborrels – en wie wil dat nou niet. Maar een blijvende indruk laat het niet achter.

Alhoewel, door het lezen van het boek voel ik mezelf (als rasoptimist) minder naïef. Dat is wel heel wat waard.  

Het boek staat boordevol interessante feiten waarmee je de show kunt stelen op nieuwjaarsborrels – en wie wil dat nou niet. Maar een blijvende indruk laat het niet achter.

Beste lezer, wat wordt het voor u: De meeste mensen deugen onder de kerstboom, of toch maar niet?


Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Boek onlangs als verjaardagscadeau gehad.
    Benieuwd hoe de collectieve levensovertuigingen als beoordelingskader behandeld worden.
    En het labiele evenwicht tussen eigen- , derde- & alg belang

  2. Mij viel vooral het verschil in benadering op met, bijvoorbeeld, die van de Groene Amsterdammer, waarbij de zwartste analyses het meest de toon zetten. Eindelijk schaamteloze argumentatie voor het Goede!

  3. Beste Eveline en Huub,
    Dank voor jullie heldere recensie; het heeft mij over de streep getrokken om het boek aan te schaffen. @Eveline: ik denk dat je als rasoptimist, zoals je jezelf bestempelt, bij een positief boek al snel het gevoel krijgt dat het wat oppervlakkig is; de meeste informatie heb je als positivo zelf al bedacht en bied je dus niet veel nieuws meer.

Comments are closed.