Door Luigi Corrias (Vrije Universiteit Amsterdam)

De woede, het verdriet en de verontwaardiging na de dood van George Floyd hangen direct samen met het trieste feit dat hij het slachtoffer geworden is van institutioneel racisme van de Amerikaanse politie. Wat maakt deze vorm van racisme precies institutioneel?

Institutioneel staat allereerst tegenover incidenteel. Er is inderdaad geen sprake meer van incidenteel racistisch politiegeweld in de Verenigde Staten nu Floyd het zoveelste zwarte slachtoffer is. Het geweld is diepgeworteld, ofwel structureel. Het zijn van een zwarte man of vrouw in de Verenigde Staten wordt blijkbaar op zichzelf al als een risico gezien, zoals Ta-Nehisi Coates op beklemmende wijze duidelijk heeft gemaakt in zijn boek Tussen de wereld en mij.

Rechtsstatelijkheid en de grenzen van politie handelen

Institutioneel kan echter ook duiden op het woord institutie: de politie als institutie van de democratische rechtsstaat van de Verenigde Staten. Een institutie kan men in deze context begrijpen als een instelling die door regels in het leven is geroepen om een bepaalde publieke functie te vervullen. Hierdoor verschijnt het handelen van die instelling als gelegitimeerd en wordt het structureel in de zin van duurzaam. Hier raken de twee betekenissen van institutioneel elkaar: doordat racisme binnen een institutie als de politie is ingebed, duurt het voort en is het structureel.

Het kader van de rechtsstaat is geschikt om te begrijpen wat er mis is gegaan bij de arrestatie van George Floyd

Eén van de taken van de politie is het handhaven van de wet. In een rechtsstaat staat tegenover de instrumentele kant van het strafrecht (een middel om orde en veiligheid te waarborgen) altijd de rechtsbeschermende functie (een tegenmacht tegen de zwaardmacht van de staat), zo stellen Foqué en ’t Hart in hun klassieke studie over dit onderwerp.

In zijn beschermende functie is het strafrecht te situeren binnen het kader van de rechtsstaat. De kernfunctie van de rechtsstaat is het tegengaan van de willekeurige uitoefening van overheidsmacht. Dit is juist in het strafrecht, waar de overheid heel ver kan ingrijpen in onze vrijheid, uiterst belangrijk. De rechtsstaat normeert het overheidshandelen door macht juridisch te verankeren in het recht. De overheid is dus zelf gebonden aan het recht. De vier minimumvereisten van de rechtsstaat zijn: legaliteit, machtenscheiding, mensenrechten en toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter.

Het kader van de rechtsstaat blijkt uitermate geschikt om te begrijpen wat er mis is gegaan bij de arrestatie van George Floyd. Hij heeft nooit een rechter gezien. Zijn mensenrechten zijn geschonden, evenals zijn recht op leven en zijn recht om niet gediscrimineerd te worden. Ook strafrechtelijke waarborgen die hem als verdachte toekwamen werden geschonden, zoals het recht op een eerlijk proces en het recht om als onschuldig te worden behandeld totdat het tegendeel is bewezen.

De agenten die Floyd aanhielden, speelden voor aanklager, rechter en uitvoerder van het vonnis. Niet alleen stond er geen doodsstraf op het misdrijf waarvan Floyd verdacht werd, het toont ook het belang van de scheiding der machten aan: het beginsel dat machtsconcentratie tegengaat door wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende machten te scheiden en elkaar te laten controleren. Excessief politiegeweld dient dus niet slechts als brute geweldsdaad te worden afgewezen, maar ook omdat het een wezenlijk onderdeel van de rechtsstaat aantast.

Institutioneel racisme gaat om meer dan individuele rechten.

Tenslotte is er ook aan de eis van legaliteit niet voldaan. Hierbij gaat het erom dat elk handelen van overheidsfunctionarissen op een vooraf beschikbare en toegankelijke wet berust. Legaliteit transformeert macht dus in rechtsmacht: door het recht gegeven en begrensde bevoegdheid. Bij de arrestatie van Floyd heeft de politie zich niet gehouden aan haar bevoegdheden, maar deze op grove wijze geschonden.

De conclusie is dus dat er aan geen van de vier vereisten van rechtsstatelijkheid is voldaan. George Floyd is door de representanten van de Amerikaanse rechtsorde niet als persoon behandeld en heeft geen rechtsbescherming genoten.

Black Lives Matter en de grenzen van rechtsstatelijkheid

Toch schiet bovenstaande analyse tekort als duiding van het onderliggende probleem van institutioneel racisme en de politieke boodschap van de Black Lives Matter-beweging. Dit kan mooi geïllustreerd worden aan de hand van de term rechtvaardigheid in de leus ‘No Justice, No Peace’ die de afgelopen weken vaak tijdens protesten werd gescandeerd.

Rechtvaardigheid verwijst enerzijds naar een passende straf voor de betrokkenen bij de dood van George Floyd. Formeel juridisch gezien hebben zwarte Amerikanen evenveel rechten en evenveel rechtsbescherming als hun witte medeburgers en maakt het recht geen onderscheid. In het recente verleden is excessief politiegeweld tegen zwarte burgers echter niet altijd bestraft. Hier faalt het recht dus als beschermingsmechanisme voor zwarte Amerikanen.

Verandering zal moed en uithoudingsvermogen vergen.

De problematiek van institutioneel racisme gaat verder dan het liberale vocabulaire van individuele rechten. De claim van de Black Lives Matter-beweging is niet louter te begrijpen in termen van gelijke rechten en gelijke rechtsbescherming bij schending van die rechten. Het is de claim van de zwarte man of vrouw om hem of haar als volwaardig mens te zien. In de praktijk zien we echter verregaande sociale en economische ongelijkheid tussen beide groepen. Het is geen toeval dat het Corona-virus de zwarte gemeenschap veel harder raakt. In die zin verwijst ‘justice’ ook naar een meer omvattende vorm van economische en sociale rechtvaardigheid, die ook de verschillen op die gebieden ongedaan maakt.

Die ongelijkheid tussen een witte meerderheid en minderheden met een andere huidskleur vindt men niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Nederland. Ook hier is er sprake van institutioneel racisme, al weigert premier Rutte die term in de mond te nemen. Ook in Nederland is er, ondanks de gelijkheid die het recht voorschrijft, sprake van structurele ongelijkheid op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en in de media, om enkele voorbeelden te noemen. En al is de Nederlandse politie niet te vergelijken met de Amerikaanse, etnisch profileren en onbewuste vooroordelen komen ook in Nederland voor.

Het onrecht van racisme gaat de juridische categorieën van rechtsstatelijkheid te buiten. Het toont de grenzen ervan aan. Het uitbannen van institutioneel racisme vergt daarom naast juridische ook buiten-juridische inspanningen – niet alleen individuele maar ook collectieve, en niet slechts eenmalige, maar veeleer voortdurende inspanningen.

Hoe nu verder?

Het is aan de Amerikaanse rechter om de verantwoordelijken voor de dood van George Floyd te straffen. Dat dient te gebeuren na een eerlijk proces en op grond van wettig en overtuigend bewijs, zonder onderscheid te maken of bepaalde groepen voor te trekken.

Het is aan de Amerikaanse politiek om toe te geven dat er sprake is van institutioneel racisme en dit uit te bannen, niet alleen maar bij de politie. Dit is geen kwestie van snelle en gemakkelijke oplossingen, maar een proces van de lange adem. Verandering zal moed en uithoudingsvermogen van politici vergen.

Het tolerante zelfbeeld van Nederland is aan herziening toe.

Een president wiens uitspraken het klimaat scheppen waarin racisme normaal wordt, is in dat opzicht funest. Het is aan de Amerikaanse samenleving om zich te blijven verzetten tegen racisme in al zijn vormen.

Maar dit geldt net zo goed voor onze samenleving. Premier Rutte heeft in ieder geval toegegeven dat racisme als ‘structureel probleem’ ook in Nederland bestaat. Misschien is dat, en het feit dat de antiracisme protesten een heel divers publiek trekken, ook wel voorzichtig op te vatten als een hoopvolle ontwikkeling. Steeds meer mensen zien blijkbaar in dat het tolerante zelfbeeld van Nederland aan herziening toe is. Die houding is een stap in de goede richting.

Deze bijdrage kwam tot stand in het kader van een fellowship van het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS-KNAW).

Verder lezen

T. Coates, Tussen de wereld en mij (vertaald door Rutger H. Cornets de Groot), Amsterdam University Press 2015.

L. Corrias, ‘Het recht als bescherming van bepaalde partijen: een rechtsfilosofische verkenning’, Ars aequi,  Vol. 69, nummer 1, 2020, pp. 93-98.

R. Foqué & A.C. ’t Hart, Instrumentaliteit en rechtsbescherming. Grondslagen van een strafrechtelijke waardendiscussie, Gouda Quint/Kluwer 1990.

H.S. Taekema, A.M.P. Gaakeer & M.A. Loth, Recht in context: een inleiding tot de rechtswetenschap, Boom Juridische uitgevers 2017, hoofdstuk 6.

W. Veraart, ‘’Een visioen van groot licht’: de rechtsstaat als toetsingskader’, in F. Van den Heuvel & P. Overeem (eds), Een vitale rechtsstaat: Grondslag, kwetsbaarheid, weerbaarheid, Valkhof Pers 2019, pp. 90-101.

G. Wekker, White Innocence: Paradoxes of Colonialism and Race, Duke University Press 2016.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Het wordt tijd dat vanaf het basisonderwijs aandacht wordt besteed aan fundamentele rechten van de mens.
    Het is de onderontwikkeldheid op dit gebied, ingegeven door gebrek aan opvoeding en onderwijs dat discriminatie en rascisme kunnen bestaan. Het systeem als geheel is verantwoordelijk.

Comments are closed.