Door Josette Daemen (Universiteit Leiden)

Vorige week schreven twee promovendi aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van mijn eigen universiteit een “open brief ter verdediging van het vrije debat”. De opstellers van het manifest, dat inmiddels meer dan 12 duizend keer is ondertekend, waarschuwen dat de vrijheid van meningsuiting onder druk staat “als gevolg van het optreden van radicale groepen die (institutioneel) racisme zeggen te willen bestrijden”. De brief eindigt met de oproep om “pal te staan voor het vrije debat”.

Goede oproep, slechte motivatie

Met die oproep zelf is uiteraard niets mis. De vrijheid van meningsuiting is ontegenzeglijk een groot goed, waar we heel zuinig op moeten zijn. Ze is waardevol op zichzelf: ze is de reden dat we grappen kunnen maken op feestjes en stukjes kunnen schrijven op filosofische websites zonder angst om daarvoor te worden afgestraft.

De vrijheid van meningsuiting is ook waardevol voor wat ze oplevert: de waarheid, of in ieder geval iets wat in die richting gaat. De waarheid kunnen we immers alleen hopen te vinden als we onze verschillende visies op de wereld met elkaar kunnen delen en op elkaar laten botsen.

De vrijheid van meningsuiting is ook waardevol voor wat ze oplevert: de waarheid

Waar het misgaat, is in de motivatie voor de oproep om het vrije debat te beschermen. Op de website van Elsevier zet initiatiefneemster Raisa Blommestijn haar redenen voor het opstellen van de brief uitgebreid uiteen.

“We zijn doorgeslagen in het faciliteren van (vermeend) ‘kwetsbaren’”, schrijft ze. Ze wijst erop dat “de grondrechten van onze democratische rechtsstaat voor iedereen gelden – ongeacht afkomst, ongeacht kleur, ongeacht seksuele voorkeur enzovoorts” en beweert dat “grootschalig bewijs” voor het bestaan van institutioneel racisme in Nederland ontbreekt.

Dat verhaal rammelt aan alle kanten. Omdat Blommestijns opvattingen vermoedelijk breder worden gedeeld – in ieder geval door sommige van mijn collega’s – is het belangrijk om uit te leggen waar ze de fout in gaat.

Dubbele standaarden

Te beginnen met Blommestijns verzuchting dat we veel te ver gaan in onze pogingen om uitsluiting van ‘kwetsbaren’ – de slachtoffers van seksisme, racisme, homofobie, et cetera – tegen te gaan. Of dat inderdaad zo is, daar kan over getwist worden.

Het punt dat ik hier wil maken is dat haar manifest voor het vrije debat zelf natuurlijk net zo goed een aanklacht vormt tegen uitsluiting, een roep om inclusie. Overduidelijk voelt een zekere groep mensen zich hier miskend door de afwijzing die ze oogsten wanneer ze hun mening publiekelijk delen. Waarom moeten we hun grieven serieus nemen, als de boodschap aan vrouwen, homo’s, en niet-witte mensen is dat ze toch vooral een dikkere huid moeten ontwikkelen?

Na een foute grap staat er geen politie op je stoep

Dan Blommestijns punt dat gelijkheid al lang en breed door de Grondwet wordt gegarandeerd. Inderdaad, gelijke behandeling en het verbod op discriminatie zijn vastgelegd in artikel 1. Jim Crow-wetten hebben we hier niet. Het zijn vooral de informele structuren waar het probleem ligt.

Tegelijkertijd is vrijheid van meningsuiting natuurlijk ook vastgelegd in de Grondwet, artikel 7. Na een foute grap staat er geen politie op je stoep. De pijn van degenen die nu ‘gecanceld’ worden, zit hem in afwijzende reacties van medeburgers. Waarom is de formele realiteit geschapen door artikel 7 niet voldoende om de vrijheid van meningsuiting te garanderen, maar volstaat de papieren werkelijkheid van artikel 1 wel als het gaat over gelijkheid?

Tot slot Blommestijns stelling dat er geen wetenschappelijk overtuigend bewijs is voor het bestaan van institutioneel racisme in ons land. De rapporten over discriminatie in Nederland genoemd in het artikel waar Blommestijn zich hier op beroept vermelden dat er vorig jaar 5.487 discriminatie-incidenten zijn genoteerd bij de politie plus 4.382 bij antidiscriminatievoorzieningen, dat herkomst de vaakst genoemde discriminatiegrond vormt, en dat het jaar daarvoor meer dan de helft van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders discriminatie heeft ervaren. Hoe een wetenschapper die cijfers kan interpreteren als ondersteuning van de claim dat er geen bewijs bestaat voor institutioneel racisme, is mij een raadsel. Bovendien zijn er wel degelijk tal van onderzoeken die aantonen dat racisme ook in ons land meer dan een incidenteel verschijnsel is.

Los daarvan bestaat er natuurlijk evengoed geen wetenschappelijk bewijs voor de bewering dat de vrijheid van meningsuiting onder druk staat als gevolg van antiracistisch activisme, en moeten we het juist hier doen met een reeks anekdotes. Waarom weegt het (veronderstelde) gebrek aan wetenschappelijk bewijs zo zwaar als het protest tegen institutioneel racisme betreft, terwijl het niet uitmaakt voor de vrijemeningskwestie?

Waarom is artikel 7 niet voldoende om de vrijheid van meningsuiting te garanderen, maar volstaat artikel 1 wel als het gaat over gelijkheid?

Kortom, het verhaal dat de urgentie van het manifest zou moeten aantonen, is doorspekt met dubbele standaarden.

Blommestijn cum suis verdienen erkenning voor hun buitensluiting; hebben niet genoeg aan de bescherming van de grondwet; mogen hun beklag baseren op persoonlijke ervaringen en onjuist geïnterpreteerde rapporten. Maar al die andere kwetsbaren – pardon, “(vermeend) ‘kwetsbaren’” – moeten zich niet zo aanstellen; kunnen het prima af met artikel 1; moeten eerst maar eens wachten op grootschalig wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat hun klachten gegrond zijn.

En het zijn nou net dit soort dubbele standaarden waar emancipatiebewegingen de afgelopen jaren zo fel tegen in opstand zijn gekomen – terecht, en met succes.

Vrijheid van meningsuiting én gelijke standaarden

Laat er geen misverstand over bestaan: mensen zouden altijd met elkaar van mening moeten kunnen verschillen, zowel op de universiteit als daarbuiten. En misschien zijn er zelfs wel goede redenen om vandaag de dag extra goed op te letten dat de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd blijft.

Maar willen we een vrij debat dat niet alleen leuk is op feestjes, maar ook nog waarheid oplevert, dan moeten er wel voor alle deelnemers gelijke standaarden gelden. Zolang de emancipatiestrijd daarop is gericht, kunnen we die alleen maar toejuichen.

Verder lezen

https://www.theatlantic.com/politics/archive/2017/12/two-concepts-of-freedom-of-speech/546791/

https://www.whattodoaboutnow.com/post/is-cancel-culture-a-threat-to-free-speech


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

6 Comments

  1. In reactie op wat hier beweerd wordt namelijk dat de vrijheid van meningsuiting ook goed is voor de waarheid meen ik te moeten stellen dat dit het belangrijkste gevolg ervan is. Ik ben het niet eens met de idee dat het maken van grapjes door de vrijheid van meningsuiting ten allen tijde zou moeten worden goedgekeurd. Alsof het bij het maken van een grapje uitsluitend en alleen zou gaan om het uiten van een mening. Het is klip en klaar dat dit in veel gevallen niet eens de primaire bedoeling is van het grappig zijn. Het is heel erg bedenkelijk om alle mogelijke verbale uitingen die veel verder gaan of zelfs niets van doen hebben met het uiten van een mening te verdedigen onder verwijzing naar het recht op vrijheid en in het bijzonder op vrijheid van meningsuiting.

    1. Het is opmerkelijk dat de roep om ‘gelijke standaarden’ tot drie keer toe gerechtvaardigd wordt met een Tu Quoque drogreden, ook wel jij-bak genoemd. ‘Kijk naar je eigen’ is geen goede kritiek op wat Blommenstijn beweert, ook al is die kritiek nog zo fraai onder woorden gebracht.

      1. @ Rieks op den Akker: Grappen hoeven inderdaad geen reflectie van een mening te zijn. Tegelijkertijd geldt artikel 7 in de Grondwet in ons land ter bescherming van een breder palet aan uitingen dan dat wat we doorgaans verstaan onder “meningen” (zie https://www.nederlandrechtsstaat.nl/grondwet/artikel.html?artikel=7&categorie=4&auteur=&trefwoord=&1=1). In het Engels spreekt men daarom ook wel van “free speech”. Ik denk dat het goed is dat niet alleen voor meningen maar ook voor andere uitingen geldt dat je er niet voor moet worden afgestraft – in ieder geval niet door de staat.

        @ Chris de Werd: De fout van Blommestijn die ik hier wil aantonen ligt niet in het feit dat ze (1) zelf ook vraagt om inclusie, (2) zelf ook formele bescherming van de grondwet geniet, (3) zelf (ook?) haar beklag niet met wetenschappelijk onderzoek kan ondersteunen: of die dingen bezwaarlijk zijn, dat laat ik in het midden. De fout ligt in de dubbele standaarden die ze hanteert: zij mag (1), (2), en (3) wel; anderen worden op basis van (1), (2), en (3) niet serieus genomen.

  2. In dit artikel worden diverse beschuldigingen geuit aan het adres van de briefschrijvers, maar in de de brief en de motivatie van Raisa Blommestijn zie ik daar geen aanleiding voor. De briefschrijvers zouden van mening zijn dat:

    (1) ‘Al die andere kwetsbaren – pardon, “(vermeend) ‘kwetsbaren’” – moeten zich niet zo aanstellen;’
    (2) ‘moeten eerst maar eens wachten op grootschalig wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat hun klachten gegrond zijn.’
    (3) Blommestijn cum suis ‘mogen hun beklag baseren op persoonlijke ervaringen en onjuist geïnterpreteerde rapporten.’

    Wat betreft (1): zoals ik het artikel begrijp, is Raisa Blommestijn van mening dat er geen overtuigend bewijs is voor alomvattend institutioneel racisme in Nederland, en vindt zij dat er meer onderzoek naar gedaan moet worden. Ook vindt Blommestijn dat het klimaat rond antiracisme het moeilijk maakt om die mening uit te dragen. Uit beide standpunten volgt niet dat Blommestijn of andere ondertekenaars vinden dat antiracisten zich aanstellen.

    Wat betreft (2): Blommestijn trekt in twijfel dat er alomvattend institutioneel racisme is. Dat betekent niet dat zij vindt dat activisten het bewijs daarvoor moeten afwachten. (Zeker niet wat betreft niet-institutioneel racisme, maar ook niet wat betreft institutioneel racisme.)

    (Bij (1) en (2) treedt mogelijk verwarring op door verschillende definities van instiutioneel racisme. Die van Blommestijn is ongetwijfeld nauwer.)

    Wat betreft (3): de vraag of Blommestijn cum suis hun beklag baseren op onjuist geïnterpreteerde rapporten laat ik achterwege. Het is duidelijk dat persoonlijke ervaringen in ieder geval wel een belangrijke rol spelen. Dat de briefschrijvers tegelijk kritiek hebben op het vermeende gebrek aan bewijs voor de claims van antiracisten, maar geen overtuigend bewijs voor hun eigen ervaringen leveren, wekt misschien de suggestie op dat zij zelf níet geïnteresseerd zijn in bewijs voor het onder druk staan van de vrijheid van meningsuiting. Dat betwijfel ik. Misschien hebben de briefschrijvers inderdaad ongelijk dat zij hun mening niet kunnen uiten, misschien vallen de repercussies daarvoor inderdaad heel erg mee. Ik denk dat bewijs daarvoor een hoop onnodige zelfcensuur zal voorkomen. Wat mij betreft zeer welkom!

    Over bewijs gesproken, volgens mij toont onderzoek van Heterodox Acadamy en een recent artikel in Philosophical Psychology in ieder geval een serieuze mogelijkheid van een probleem aan. https://heterodoxacademy.org/campus-expression-survey/ en https://philpapers.org/archive/PETIDH-2.pdf

    1. Toegegeven, in de aangehaalde passage zet ik mijn punt wat scherp aan. Maar toch:
      (1) Hoewel Blommestijn niet zegt dat antiracisten zich aanstellen, geeft ze ook geen echte blijk van erkenning voor de grieven van niet-witte Nederlanders, die de afgelopen tijd echt wel voldoende door hen voor het voetlicht zijn gebracht. Dat roept toch de vraag op waarom we haar pijn wél moeten erkennen. (Dit is trouwens ook een punt waarop Blommestijns manifest verschilt van dat van J.K. Rowling e.a., dat wel begint met een erkenning van het leed dat activisten aan de kaak stellen: https://harpers.org/a-letter-on-justice-and-open-debate/)
      (2) Blommestijn neemt in ieder geval niet zomaar van activisten aan dat er een probleem van institutioneel racisme in Nederland bestaat voordat ze “wetenschappelijk overtuigend bewijs” heeft gezien. En dat roept dan weer de vraag op waarom we wél van haar moeten aannemen dat er een cancel culture probleem is in Nederland voordat daar wetenschappelijk bewijs voor is.
      (3) Bedankt voor het delen van de links. Het zou ongetwijfeld opheldering kunnen scheppen als er wetenschappelijk onderzoek werd gedaan naar het bestaan van cancel culture, en het bestaan van institutioneel racisme, specifiek in Nederland. Zijn we het daar in ieder geval over eens!

  3. Goed dat de discussie op dit forum loskomt.
    Eerder schreef ik:
    Een wereldwijde ontregeling is aan de gang, met grote risico’s op massamanipulatie en van daaruit van massamobilisatie.
    Volledige vrijheid van meningsuiting levert het risico van toegestane ontwrichting.
    Ter verdediging van de democratie en de rechtsstaat, zijn m.i. strengere regels nodig.
    Ondermijning en ontwrichting zouden als strafbaar moeten gelden en ter beoordeling van een rechter moeten worden gebracht. Zo nodig moet de grondwet hierop worden aangepast.

Comments are closed.