Door Govert den Hartogh (Emeritus hoogleraar, Universiteit van Amsterdam)

In een van Plato’s vroegste dialogen lezen we hoe Socrates tijdens zijn ochtendwandeling op de Agora Eutyphro ontmoet. Die blijkt op weg te zijn naar de rechtbank en Socrates is natuurlijk nieuwsgierig wat hij daar gaat doen. Het blijkt dat Eutyphro van plan is zijn vader aan te geven die in woede een slaaf heeft doodgeslagen.

Nou, als Eutyphro bereid is om voor zoiets zijn eigen vader voor het gerecht te slepen, dan moet hij wel heel goed weten wat goed en kwaad is. Jazeker, zegt Eutyphro, goed is om te doen wat de goden willen, en kwaad om dat niet te doen.

Daar is Socrates toch niet tevreden mee. Als de goden het goede willen, is het dan goed omdat zij het willen, of willen zij dat omdat het goed is? In het eerste geval zou het goed zijn geweest om te liegen, te stelen en te moorden als de goden dat gewild hadden. Maar in het tweede geval weten we nog steeds niet wat goed en kwaad is.

Als de goden het goede willen, is het dan goed omdat zij het willen, of willen zij dat omdat het goed is?

Het Eutyphro-dilemma wordt vaak beschouwd als de doodsteek voor iedere poging om de ethiek theologisch te funderen.

Wat denken gelovigen zelf?

In het algemeen nemen we aan dat gelovigen zelf kiezen voor de eerste hoorn van het dilemma: het goede is goed omdat God het wil. In dat geval zijn de ethische opvattingen en argumenten van gelovigen vanaf het begin irrelevant voor ongelovigen.

Toch komen Kamerleden van de ChristenUnie bijvoorbeeld zelden met bijbelteksten aan om hun standpunten te onderbouwen. Maar dat wordt dan weer vaak als een vorm van kwade trouw gezien: natuurlijk zijn ze tegen Pia Dijkstra’s Voltooid-Levenwet omdat zij denken dat zelfdoding in strijd is met de wil van God; ze komen daar alleen niet eerlijk voor uit. Hun opvattingen en hun argumenten kunnen we dus wel degelijk terzijde schuiven.

Ooit moest ik tentamen ethiek doen over het boek van Ernst Troeltsche, De sociale leren van de christelijke kerken en groepen (1912). Achthonderd pagina’s Duits geleerdenproza, maar een magistraal boek, even baanbrekend voor ons inzicht in de afhankelijkheid van ethische opvattingen van een sociale context als het meer beroemde werk van Troeltsch’ vriend Max Weber.

Het boek leert ons dat als christenen het over ‘de wil van God’ hebben, zij primair denken aan de bedoelingen die Hij had bij het scheppen van de wereld. ‘De wil des besluits’, niet ‘de wil des bevels’, zoals gereformeerde theologen het uitdrukten. Als je wezens maakt met de sociale natuur van mensen, spreekt het vanzelf dat het niet de bedoeling kan zijn dat zij gaan liegen, stelen en moorden.

Maar dat de ethiek bestaat uit de functionele eisen van menselijk samenleven, zouden ongelovigen even goed kunnen inzien als gelovigen. De theologen lijken dus zelf de tweede hoorn van het Eutyphro-dilemma te omarmen: God wil het omdat het goed is, een bouwsteen van de scheppingsorde. Dit staat bekend als de leer van het ‘natuurrecht’.

Naast de schepping speelt de zondeval een minstens even grote rol, in het bijzonder bij Protestantse theologen. Het is omdat mensen voortdurend geneigd zijn hun eigen belangen voorop te stellen, dat we instituties nodig hebben om het kwaad in te dammen: de staat met zijn recht, met inbegrip van het oorlogsrecht, maar ook de eed en zelfs het huwelijk. Als alle mensen wijs en welwillend waren, zouden zulke instituties niet nodig zijn. Troeltsch noemt dit het ‘relatieve natuurrecht’, het natuurrecht voor een situatie waarin de scheppingsorde al permanent bedreigd wordt. ‘Non-ideal theory’ zouden we nu zeggen.

Ethiek zonder theologie is toch anders

In de sociale ethiek ontstaan pas andere accenten als we de samenleving niet zien als een autonoom systeem dat aan individuen allerlei eisen stelt om te kunnen functioneren, maar als een samenwerkingsverband tot wederzijds voordeel van autonome individuen. Deze omslag wordt gemaakt in de school van denkers, die, nogal verwarrend, onder de naam van het ‘moderne natuurrecht’ worden samengebracht: Hugo de Groot, Thomas Hobbes, John Locke, maar ook David Hume en Immanuel Kant. In deze traditie wordt de leer van individuele mensenrechten, zo niet geboren, dan toch tot volle wasdom gebracht.

Maar enerzijds worden er ook ongelovige wenkbrauwen gefronst over de prioriteit die individuen in het moderne natuurrecht krijgen ten opzichte van de samenleving. Anderzijds hebben ook katholieken en protestanten de leer van de mensenrechten in hun denken geïncorporeerd.

Het is een karikatuur om te doen alsof de ChristenUnie zich bij de kwesties van zelfdoding en euthanasie stiekem alleen op de wil van God beroept

Toch kun je nog wel zien dat de christelijke ethiek sterk verbonden blijft met het klassieke natuurrecht, veelmeer dan met het moderne. In beide tradities staat het idee van de menselijke waardigheid centraal. In het klassieke natuurrecht wordt die waardigheid primair opgevat als de onaantastbaarheid van het menselijk leven, in het moderne natuurrecht als een fundamenteel recht op zelfontplooiing naar eigen inzicht.

Zo kunnen we het verschil in benadering tussen de ChristenUnie en D66 van kwesties in verband met zelfdoding en euthanasie historisch plaatsen. Maar het is een karikatuur om te doen alsof de ChristenUnie zich daarbij stiekem alleen op een vermeende geopenbaarde wil (des bevels) van God beroept.

Waarom het Eutyphro-dilemma tekortschiet

De relatie tussen ethiek en wereldbeschouwing is dus complexer dan het Eutyphro-dilemma het voorstelt. Volgens dat dilemma is iemands ethiek ofwel van zijn wereldbeschouwing af te leiden ofwel daarvan volledig onafhankelijk. In feite zijn het twee fundamentele modulen in ons denken die wij – of in elk geval de theologen en filosofen onder ons – met elkaar proberen te integreren, en die daarbij elkaar voortdurend beïnvloeden.

Dat geldt zelfs voor die elementen in de christelijke ethiek waarbij de geopenbaarde wil van God wel degelijk een rol speelt. We zien orthodoxe christenen worstelen met bijbelteksten over de positie van vrouwen, van slaven en van homoseksuelen.

Stel dat er een papyrus in het Egyptische zand wordt gevonden met een herkenbaar deel van het Oude Testament dat duizend jaar ouder is dan de tekst die we nu hebben, en waarin de god JHWH mensenoffers beveelt. Geen Jood of Christen die ook maar een moment zou overwegen daarin goddelijke openbaring te zien. De ethiek behoort dus zelfs tot de criteria die gelovigen gebruiken om de authenticiteit van openbaringen vast te stellen. (Dat zou toch tot twijfel over allerlei bijbelpassages moeten leiden, bijvoorbeeld de teksten in het boek Jozua die genocide verheerlijken.)

Ongelovige ethici doen er goed aan om argumenten van gelovigen serieus te nemen

Maar dat wil ook weer niet zeggen dat het geloof dat geacht wordt geopenbaard te zijn voor de christelijke ethiek niet relevant is. De uitleg van bijbelteksten is enorm plooibaar, maar niet onbeperkt.

Het belang van christelijke ethiek voor ongelovigen

Al met al doen ongelovige ethici er goed aan om argumenten van gelovigen serieus te nemen, in elk geval als die zelf geen uitdrukkelijk beroep doen op het gezag van de Bijbel. Dat kan je ook helpen om je bewust te worden van valkuilen in je eigen denken.

Een mooi voorbeeld hiervan is te vinden in het recente draaiboek voor selectie van patiënten voor IC-opname bij een absolute schaarste aan IC-bedden zoals eerder dit jaar gevreesd werd – en in de verdere ontwikkeling van de Covid-19 pandemie nog steeds gevreesd wordt, mogelijk al op korte termijn. Eén van de voorgestelde criteria is leeftijd: hoe jonger je bent, des te minder je nog hebt kunnen genieten van de goede dingen van het leven.

Maar ongeborenen hebben daarvan nog minder kunnen genieten, en juist in zijn eenvoud is dit het sterkste argument tegen de morele aanvaardbaarheid van abortus. Op zichzelf is het een volstrekt seculier argument, ook al wordt het voornamelijk door gelovigen gebruikt. Mag je een foetus zomaar zijn toekomst afpakken?

Het argument dwingt ook ongelovige ethici om zich nader rekenschap te geven van hun positie, zowel over abortus als over de rol van leeftijd bij de selectie van patiënten. Misschien zijn het niet de oudsten of de jongsten die een extra claim hebben, maar de mensen daar tussenin.

Verder lezen

Marquis, D. (1989). Why Abortion Is Immoral. The Journal of Philosophy, 86 (4), 183-202.

Boonin, D. (2003). A Defense of Abortion. Cambridge: Cambridge University Press.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. In dit stuk worden vragen gesteld en punten naar voren gebracht die compleet voorbij gaan aan de hamvraag die eraan vooraf hoort te gaan – maar nooit (of heel misschien) gesteld wordt: waarom zou er zoiets als een god (al dan niet in meervoud) moeten zijn? Wanneer je daar over nadenkt en tot de conclusie komt dat daar helemaal geen afdoende antwoord op te geven is, wordt de hele opzet van dit essay anders.

    Wat ik vooral mis in dit stuk is dat de mens als een hoger wezen wordt beschouwd dan andere dieren – hoewel de mens zich niet zo gedraagt. Dieren mogen we blijkbaar wel in slavernij houden?

    En wat betreft de levenseindediscussie: de mens mag blijkbaar wel alles uit de kast trekken om het leven te rekken (wanneer dat leven van zichzelf zou sterven als niet zou worden ingegrepen) maar diezelfde mens mag dat niet om zichzelf uit een lijdensituatie te verlossen? Hypocrieter kun je het niet krijgen!

    Zo maar even wat opmerkingen op delen van de tekst:
    Het feit dat een mens kan liegen, stelen en moorden toont de onbekwaamheid al aan van een god -als die er al zou zijn.

    Hoezo goed en kwaad? Wie zal bepalen wat goed of kwaad is? Wie zal überhaupt kunnen bepalen dat zoiets bestaat? Wat voor de één goed is, kan immers voor een ander kwaad zijn. Wat voor de mens goed lijkt, kan voor flora en/of fauna kwaad zijn – iets wat zeer actueel blijkt te zijn!

    De term menselijke waardigheid is al doorspekt van het onderscheid tussen mens en dier, iets wat er evolutionair nauwelijks is, maar wat louter vanuit religie (en derhalve dus cultuur) is ontstaan. Uiteraard streelt die gedachte onszelf, dat we een hoger wezen zouden zijn dan bv. chimpansees. De werkelijkheid is echter dat we daar maar 1,4% in ons DNA van verschillen.

    Er zijn oude geschiften gevonden die aantonen dat bijvoorbeeld het Nieuwe Testament niet klopt, maar door herschrijverij en wishful thinking in combinatie met selffulfilling prophecy is ontworpen, waar de Christelijke kerk de hand in heeft gehad. Maar nee, zoiets is natuurlijk niet echt – wordt er dan geconstateerd door diezelfde kerk.

    Religie is de grootste en hardnekkigste conspiracy die er bestaat en waarbij de religieuze overheden zeer veel belang hebben dat die vooral niet ontmaskerd wordt.

    Maar kritisch nadenken over de verschillende religies en de verdeeldheid binnen elke religie, moet al voldoende zijn om onomstotelijk aan te tonen dat al die religies verzinsels zijn en dat er helemaal niet zoiets al goden bestaan. Degene die beweert dat je dat nooit kunt weten, moet eerst maar eens met het buitengewone bewijs komen, want het is immers een buitengewone stellen dat er wel zoiets zou bestaan.

  2. Dank voor dit pleidooi voor een meer “open mind” jegens morele argumenten van christen-ethici. In het Moral Compass Project van de PThU (https://www.pthu.nl/onderzoek/onderzoeksprogrammas-voor-2020/beliefs/moral-compass-project/) zijn we op zoek naar de “moral common ground” tussen religieus en niet-religieus geïnspireerd denken. Anders gezegd: we proberen te laten zien hoe de wisselwerking tussen die twee modules (ethiek en wereldbeschouwing) soms kan leiden tot breed geaccepteerde morele waarden en normen.
    Dit soort bijdragen (uw essay) sterkt ons in de gedachte dat we niet aan een ‘mission impossible’ bezig zijn.

  3. Religie en ethiek lijken op elkaar maar zijn toch erg verschillend.
    Beide hebben gemeen dat zij het construct zijn van de menselijke geest, ingegeven door de menselijke behoefte aan ordening, houvast, bescherming, hoop en het toepassen van macht.
    Het ontstaan van beide is echter verschillend.
    Zo is religie het oudst en gefundeerd in een tijd waarin de mens primitief was en zijn leven beheerst werd door gevaar. Ethiek is jonger en moderner, door de oude Grieken ontwikkeld, waarmee de nieuwe tijd werd ingeluid.
    Beide hebben zich ontwikkeld naar wat ze nu zijn. Maar zij hebben zich niet in het zelfde tempo en qua inhoud ontwikkeld. Dit geldt zowel in de vergelijking tussen de vele verschillende religies, als tussen religie in het algemeen en de ethiek.
    Hiervoor zijn vele redenen aan te voeren, die echter alle maatschappelijk en politiek van aard zijn, dus menselijk.
    De Braziliaanse indianen, zonder contact met de moderne mens, hebben hun religie door de eeuwen heen nauwelijks ontwikkeld, de moderne christenen in USA , hebben hun geloof een zwaar politiek accent gegeven in praktische, dagelijkse politiek. Fundamentalistische moslims baseren hun geloof op de eeuwenoude letter van het geschrift, evenals westerse fundamentalisten, terwijl in Nederland het geloof in algemene zin meer ethische- dan fundamentalistische kenmerken vertoont.
    Per saldo heeft de ethiek weinig op met machtsuitoefening door geweld, terwijl religie door de eeuwen heen vaak de oorzaak was van geweld of dat religie geweld zegende, op zowel individueel-, groeps- als macro niveau.
    Religie heeft altijd de neiging gehad de macht uit te oefenen, direct of indirect. En daarbij geen middel onbenut liet dit te realiseren of te faciliteren.
    De ethiek is meer filosofisch gericht en gaat uit van de mens en maatschappij en zoekt een feitelijke, holistische basis en benadering die geplaatst is in de huidige maatschappij.
    Religie daarentegen ging en gaat meer van zichzelf uit en baseert zich op geloof in de goddelijke, vaststaande waarheid en gaat uit van een spirituele basis. Daartoe worden oude teksten geïnterpreteerd uit een oude maatschappij waarin de verhoudingen totaal anders waren dan tegenwoordig.

    Ethiek en religie zijn pogingen om structuur te brengen en te geven, maar komen door hun interpretatieverschillen en historische basis en actuele ontwikkeling vanuit totaal verschillende uitgangspunten, toch tot zeer verschillende conclusies.

Comments are closed.