Door Anouk Zuurmond (Universitair docent, Rijksuniversiteit Groningen)

Illustrator: Abe van Warmerdam

Het spook van het communisme waarde onlangs door de SP. Enkele radicale leden wilden de partij omvormen tot een klassiek marxistische partij. Hoewel de “geradicaliseerde zolderkamercommunisten” van de jongerenafdeling inmiddels uit de SP zijn gezet, heeft het spook van het communisme zich waarschijnlijk alleen maar verplaatst: onder jongeren in het algemeen is de populariteit van marxistische literatuur immers flink gestegen, aldus NRC.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Een groeiend aantal jongeren beschouwt de klimaatcrisis en racisme als directe gevolgen van het kapitalistisch systeem. Zij denken na over alternatieve manieren om de economie vorm te geven, waarbij sommigen niet lijken terug te deinzen voor een revolutie die uitmondt in een communistische staat. Staan we aan de vooravond van een nieuwe arbeidersstrijd?

Wonder van vrijwillige slavernij

Die vraag wordt ook opgeworpen in het boek van de Franse auteur Joseph Ponthus, dat dit jaar in Nederlandse vertaling verscheen met de titel Aan de lopende band. Aantekeningen uit de fabriek. De Franse krant Le Figaro noemt Ponthus een “proletarische dichter” en zijn werk een “episch lied” .

Dat lied gaat over zijn ervaringen als uitzendkracht in diverse fabrieken in Bretagne, waar hij aan de slag ging nadat hij – geschoold als letterkundige en jarenlang werkzaam als jeugdwerker – zonder baan kwam te zitten. De revolutionaire, marxistische toon is al vanaf de allereerste pagina aanwezig: Ponthus draagt zijn werk op “aan de proletariërs uit alle landen”.

In de reeks van gedichten probeert hij duiding te geven aan de ontluisterende ervaring van het werken aan de lopende band.

Het hanteren van een prikklok, de eentonigheid van de werkzaamheden, de ongekende vermoeidheid en de onzekerheid van het werken voor een uitzendbureau waardoor je nooit weet of je morgen nog wel werk hebt: het zijn omstandigheden die de auteur doen denken aan de arbeidsomstandigheden van de 19e eeuw en de toenmalige “heroïsche arbeidersstrijd”.

Zijn verwijzingen naar het werk van Marx, zijn schetsen van wat uitbuiting van de arbeider in het kapitalisme van nu betekent en zijn lofzang op de onderlinge kameraadschap doen vermoeden dat Ponthus ook de fabrieksarbeiders van de 21e eeuw revolutionaire potentie toedicht.

Ponthus zou de ramen van zijn uitzendbureau beschermen, want “zij zorgen voor werk”

Toch is de twijfel over de revolutie voelbaar in zijn teksten. Stakingen in de fabriek zijn immers weinig effectief, omdat het achterstallig werk simpelweg uitgevoerd wordt door een leger van extra uitzendkrachten.

En Ponthus moet zelf toegeven dat hij weliswaar enthousiast zou meedoen als morgen de stenen door de ruiten zouden gaan van banken en makelaarskantoren, maar dat hij de ramen van zijn uitzendbureau zou beschermen, want “zij zorgen voor werk”. “Het wonder van de vrijwillige slavernij”, concludeert hij mistroostig. 

Als lezer verwonder je je eveneens. Hoe kan iemand vrijwillig de rol van ‘slaaf’ op zich nemen? En waarom breekt er onder deze omstandigheden geen opstand uit in die fabrieken?

Weg van de zolderkamer

Op deze vragen gaf de Franse filosofe Simone Weil (1909 – 1943) een antwoord. Weil gaf haar comfortabele positie als filosofiedocent tijdelijk op om een jaar lang als ongeschoolde arbeider te werken in een aantal fabrieken, waaronder die van Renault. Ze stond aan de lopende band, bediende zware en gevaarlijke machines en werkte bij open vuur. Met haar fragiele gezondheid en frêle postuur ging ze er bijna aan onderdoor.

Onderdrukking van arbeiders leidt alleen tot onderworpenheid, niet tot revolutie

Uit haar teksten blijkt dat ze een persoonlijke én een theoretische reden had voor deze opmerkelijke sabbatical.

Ten eerste haar persoonlijke behoefte aan contact met ‘het echte leven’: ze wilde weten hoe de wereld buiten haar zolderkamer was. Ten tweede had ze zich tot doel gesteld om onderzoek te doen naar mechanismen van onderdrukking, omdat ze twijfels had over de mogelijkheid van een opstand.

Ondanks het feit dat ze een groot bewonderaar van Marx was, wilde ze weg van diens “messianistische” theorie, naar de praktijk van de fabrieksarbeiders. Op de werkvloer werden haar vermoedens bevestigd: het vertrouwen van marxisten op een revolutie vanuit de arbeidersbeweging was misplaatst.

Waarom breekt er geen revolutie uit?

Tijdens haar jaar als ongeschoold arbeider hield Weil een ‘fabrieksdagboek’ bij, waarin ze vastlegde hoe machines werken, hoe arbeiders onderling met elkaar omgaan en wat het betekent om voor stukloon te werken. Hoewel haar notities – anders dan bij Ponthus – verre van poëtisch zijn, snijdt ze thema’s aan die ook in zijn werk een belangrijke rol spelen: de vermoeidheid, de bestaansonzekerheid en het juk van de klok.

In een sleutelscène beschrijft Weil hoe ze tijdens een busrit naar huis opeens overvallen wordt door de gedachte: “Wat een enorme gunst dat ik net als anderen met de bus mee mag! Als iemand mij nu toe zou schreeuwen dat ik maar moet gaan lopen, dan zou ik dat gewoon doen.”

Ze beseft op dat moment dat ze volledig ‘slaaf’ is geworden door het werken in de fabriek, omdat ze werk verricht waar ze niet voor hoeft te denken.

Vrijheid is je handelen kunnen onderwerpen aan je denken, stelt ze, en dat is precies wat in het gemechaniseerde productieproces ontbreekt. Een arbeidersrevolutie is daarom ook onmogelijk: onderdrukking van arbeiders leidt alleen tot onderworpenheid, vermoeidheid en een gevoel van minderwaardigheid, niet tot opstand.

Niet religie, maar revolutie is de opium van het volk

We moeten volgens Weil dus niet hopen op een revolte, maar aan de slag gaan met het verbeteren van de arbeidsomstandigheden door de verbinding tussen denken en handelen te herstellen. In plaats van louter radartjes te zijn in een machinerie moeten arbeiders betrokken worden bij onderzoeks- en ontwerpprocessen van producten en moeten ze in staat gesteld worden om autonoom te functioneren op de werkvloer.

Voor zolderkamercommunisten trekt Weil een belangrijke les uit haar jaar werken in de fabriek: revolutie is niet de oplossing voor het probleem. Het idee van een toekomstige revolutie ontslaat ons namelijk van de verplichting om de concrete problemen van nu op te lossen.

Niet religie, maar de revolutie is dus de opium van het volk. 

Verder lezen

Ponthus, J. (2020). Aan de lopende band. Aantekeningen uit de fabriek. Amsterdam: De Arbeiderspers

Weil, S. (2018). Onderdrukking & vrijheid. Filosofische en politieke geschriften. Utrecht: Kelderuitgeverij

Weil, S. (1987). ‘Factory journal’. In: McFarland, D. en Van Ness, W. (ed.), Formative Writings, 1929 – 1941. Amherst: The University of Massachusetts Press             

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

2 Comments

  1. Gezien de verkorte arbeidsduur van 5 dagen van max 8 u blijft er nog veel tijd over voor studie ; hobby’s en cultuur.
    Op de huidige werkposten zijn er voldoende machines of hulpwerktuigen aanwezig om de vermoeidheid terug te dringen indien niet zal de arbeidsinspectie en de syndicaal afgevaardigde wel ingrijpen , althans in België !
    Bij ons blijven goede arbeidskrachten niet lang onvrijwillig werken bij de uitzendkantoren en worden ze snel opgevist op de reguliere arbeidsmarkt ! Bij ons heeft zelfs het socialisme het moeilijk ; in België worden de meeste syndicale lidmaatschappen door de werkgever betaald vandaar de grote graad van syndicale invloed !

  2. Revolutie heeft pas zin als goed overleg met machthebbers, die zich ook als zodanig gedragen vanuit een eenzijdig kortzichtig belang, over rechtvaardige principes en gerechtvaardigde wensen en eisen, niet meer tot resultaten leidt.
    Het feit dat men gewend is geraakt aan eenzijdig en onrechtvaardig neoliberaal denken en handelen ten koste van anderen, is geen rechtvaardiging om een sterke tegenbeweging te veroordelen. Maar dan wel vanuit een actueel kader en niet volgens de principes van anderhalve eeuw geleden. Inmiddels zijn er genoeg zwaarwegende redenen om een moderne revolutie te beginnen.

Comments are closed.