Door Michiel Korthals (Emeritus hoogleraar Universiteit van Wageningen)

Illustratie: Clara Stokhof

Fiebie was een wonderbaarlijk katje, dat als baby’tje in de keuken van goede vrienden direct voor mij koos. Ik zal het niet hebben over hoe lief ze was, of hoe mooi haar vacht. Ook niet over de muizen, en de enkele vogels en de ene vleermuis die ze gevangen heeft en achteloos levend in huis achterliet. Ze is nu dood, maar leeft voort, ergens, bijvoorbeeld in dit verhaal met de lessen die ze me leerde.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Fiebie was een echt mensenkatje, een katje dol op mensen en op grote mensenvragen. Als er bezoek was kwam ze altijd kijken, en leek dan één voor één aan de bezoekers te vragen: ‘Wie ben jij? Wie zijn wij?’ Als ze voelde dat iemand daarmee bezig was, dan sprong ze bij diegene op schoot. Als ik op de bank ging zitten om na te denken, kwam ze bij me nadenken; als ik yoga-oefeningen deed op het tapijt, ging ze op het tapijt liggen mijmeren. Als Lydia ‘s avonds werkte, ging ze bij haar zitten.

De weken voor haar dood was ze mager en tegelijk heel rustig, zo rustig dat ik de stellige indruk kreeg dat zij bezig was met een hiernamaals waar ze na haar dood naar toe zou gaan. Sommige dieren voelen hun dood aan, en zij leek zeer overtuigd van een hiernamaals.

Natuurlijk, dieren zijn vaak slimmer dan mensen, maar een kat die in een hiernamaals gelooft is nog geen bewijs voor het bestaan van een hiernamaals. Daar heb je meer getuigenissen van katten en andere beesten voor nodig. Dit moet ik nog uitzoeken. Ook weet ik natuurlijk niet hoe dat hiernamaals van Fiebie er dan uitziet. Ze koos haar eigen levenspad, dapper voortlevend van vrolijk begin tot haar grote levensvragen, en voortsukkelend tot haar einde. Misschien krijgen sterfelijke wezens het hiernamaals dat ze zelf eerder uitdachten.

Fiebie leek zeer overtuigd van een hiernamaals

Fiebie stippelde mijn leven uit. ‘s Morgens was ze al eerder wakker dan ik, en was ze eerst even weg, naar buiten, kijken wat de muizenstand van de dag was, of de basilicum en peterselie weer nieuwe blaadjes hadden gekregen, licht snuffelen aan kleefkruid, met een boog om de stinkende gouwe heen lopen, en dan weer naar binnen. De merels hadden haar luidkeels begroet, maar die keurde ze geen blik waardig.  Van schreeuwlelijkerds trek je je niets aan.

Na haar ochtendwandelingetje kwam ze voor mijn bed staan, en keek even slinks naar mij. ‘Tijd om op te staan, douchen, aankleden’. Die activiteiten begreep ze niet, ondanks haar grote intelligentie. Douchen: als je een stevige, borstelige tong hebt, kan je je toch goed schoonhouden? Het vachtloze leven dat wij mensen leiden, heeft ze nooit goed begrepen. Net zoals ze ook nooit begreep waarom ik mezelf moest bijlichten om de donkere keldertrap af te lopen. Je kan toch in het donker zien?

Een kat is natuurlijk niet alwetend, ze is niet een god. Maar Fiebie was wel bezig mijn leven uit te stippelen: ze liep voor me uit, keek steeds achterom, trippelde de trap op en nam meteen de linkerbocht, mijn werkkamer in. Daarna stond vast: ze nodigde mij vriendelijk doch dwingend uit te werken aan de belangrijke vragen van het leven. Ik werd in mijn werkkamer verwacht. Ze sprong op het bureau, tikte even de muis aan zodat het computerscherm oplichtte, en stapte dan voorzichtig tussen de boeken en papieren naar de vensterbank, waar ze ging liggen om naar mij te kijken. Dat was de tweede les die ze me meegaf: schrijf nou eens wat meer over belangrijke levensvragen. Tenminste, zo leek het.

Een kat drinkt met een heel eigen ritme en melodie

Dan ging ze slapen. Ik werkte door tot ze wakker werd, zich uitrekte en liet merken dat ze er genoeg van had dat ik me met het bestaan bezighield. Tijd om wat te drinken. Halverwege de trap stond een drinkbakje. Hoe katten drinken heeft tot veel wetenschappelijk onderzoek geleid. Anders dan honden maken katten geen gootje met hun tong, maar dopen ze hun tong in het water. Telkens weer krijgen ze wat druppels binnen die aan die tong blijven hangen.

Ze slurpen niet. Toch is het drinken van een kat niet geluidloos, het heeft een heel eigen ritme en melodie, en is buitengewoon aangenaam om te horen. Nietzsche titelde zijn boek Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik; Fiebie toonde op haar beurt Die Geburt der Musik aus des Geistes Katzenzunge.

Wat ook heel aangenaam is om te horen, zijn kattenvoetstapjes op de trap en in de kamer. Wij hebben een krakende trap, en mij is het nog nooit gelukt geluidloos de treden te bestijgen. Ook Fiebie niet. Je hoorde altijd wel haar voetstappen, meestal heel rustig, met een eigen herkenbaar ritme.

Dit wezen had haar eigen beperkingen leren inzien, kom daar maar eens om

Een bijzondere gebeurtenis was altijd de begroeting als ik thuiskwam en de voordeur achter me had dichtgedaan. Ze zat al klaar halverwege de trap, op ooghoogte dus, en dan volgde het ritueel van neussie-neussie, zoenen door neuzen tegen elkaar aan te wrijven, zo meesterlijk beschreven door Annie M.G. Schmidt in Minoes.

De laatste jaren genoot ze van de lekkere hapjes die Lydia voor haar kocht. Wel spuugde ze die steeds meer uit. De weken voor haar dood maakte ze soms zachte geluiden, die niet meer op miauwen leken. Het waren zachte klaagkreetjes, of pijnkreetjes. Ze viel soms om doordat haar achterpoten niet meer meewerkten. Het ademhalen kostte haar ook moeite als ze dichtbij me kwam en ging spinnen.

Spinnen is een wetenschappelijk terra incognita; niettemin deed Fiep het heel veel toen ze nog goed was. Toen haar schildklier steeds slechter ging werken, was ook haar spinmachinetje verandert, met veel lagere tonen. Zodra ze bij me in de buurt kwam ging ze spinnen, en vervolgens kreeg ze het benauwd. Dat begreep ze meteen, dus liep ze weer weg, en ging dan ergens in een hoekje liggen, wetend dat wij drieën er waren, simpelweg in elkaars buurt.

Filosofen spreken veel over het menselijke ‘er-zijn’, maar nooit over het ‘er-zijn’ van mens en kat

Dit wezen had haar eigen beperkingen leren inzien, kom daar maar eens om. Dit soort zelfkennis is voor mensen moeilijk te bereiken, maar het is wel voor velen een ideaal. Aan dat ideaal herinnerde Fiebie mij nog eens op haar eigen, zachtaardige manier.

Filosofen als Heidegger hebben veel over het menselijke ‘er-zijn’ gesproken, maar nooit over het er-zijn van mens en kat. Beide levenspaden haken op elkaar in, en het kan niet anders, die verwevenheid zorgt ook voor een innerlijke verbinding. Mens en kat zijn niet met elkaar als stoel en tafel, of kop en schotel. Natuurlijk weet ik niet precies wat een poes voelt en denkt, maar het is mij wel duidelijk dat de poes de relatie met zijn verzorger beleeft en hogelijk waardeert; en de verzorger ervaart de poes niet als een meubelstuk, maar als een levenspartner.

Die innerlijke verbinding is er ook op een andere manier. Als ik dood ben, zal ik Fiebie weer tegenkomen. Onze moleculen zullen ergens weer in elkaar haken.

En zo komt alles weer op zijn pootjes terecht.

Verder lezen

Korthals, M. (2018). Goed eten: filosofie van voeding en landbouw. Nijmegen: Vantilt

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

4 Comments

  1. Deze gedachte wordt uitgewerkt in het standaardwerk ‘Poes’ (Midas Dekkers, uitg. Contact 2001) waarin hij in het hoofdstuk ‘Het lam Gods’ stelt dat niet alleen het lam in de hemel verblijft, maar ook de poes. Hij beschrijft hoe na zijn dood, aankomende bij de hemelpoort, hij gespannen zijn blik van boven naar beneden laat glijden. ‘En ja hoor, het zat er, rechts onder in de hemelpoort: een prachtig poezenluikje. God is goed’ vervolgt hij, ‘maar niet gek. Je dacht toch niet dat Hij elke keer weer die hele hemelpoort opendeed?’
    Maar of jij, Michiel, nu in de hemel komt of niet: katten die buiten zijn willen naar binnen, en omgekeerd. (Louis J. Camuti). Je ziet Fiebie daarom zeker terug.

  2. mooie manier om te laten zien hoe “geloof” werkt, voortkomt uit de geest van de mens en irrationeel gebaseerd is op emoties als verlangen, mededogen en behoefte aan verbinding.

  3. Chris: Midas dekker wist kennelijk dat er zo’n soort hemel is met hemelpoort en al. Daar ben ik nog niet zo zeker van.
    Heijman: geloof in wat? Wat mij betreft: in de wonderbaarlijke wereld van de moleculen

    1. Michiel,
      geloof is m.i. alles wat niet feitelijk onderbouwd is.

Comments are closed.