Door Joris Graff (MA filosofie en MSc kunstmatige intelligentie)

Ongeacht het uiteindelijke politieke lot van Mark Rutte zal zijn nalatenschap in ieder geval bestaan uit een bijdrage aan de Nederlandse taal: het woord ‘Rutte-doctrine’. De term, die al langere tijd rondgaat in politieke en journalistieke kringen, werd de laatste weken opnieuw regelmatig aangehaald.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Zorg ervoor dat gevoelige besprekingen met bewindspersonen of ambtenaren zoveel mogelijk binnenskamers blijven. Voorzie het parlement en de media van vage suggesties in plaats van duidelijke uitleg. En als het echt niet anders kan, geef dan de schuld aan de feilbaarheid van je geheugen.

De Rutte-doctrine belichaamt een spanning tussen politiek en waarheid die vaker is waargenomen en bediscussieerd. Ze doet denken aan de feitenvrije politiek die Hannah Arendt rond 1970 zag opkomen. Haar observaties kunnen licht werpen op Ruttes moeizame verstandhouding met de feiten en de schade die deze aanricht aan het politieke systeem.

De Feiten Voorbij

Leugens in de politiek zijn vooral een thema geworden in recente jaren, onder de noemer ‘post-truth politics’. Maar de zorgen die achter dit begrip schuilgaan, gaan verder terug. Hannah Arendt was een van de eerste denkers die de relatie tussen waarheid en politiek in detail onderzocht, met name in de essays ‘Truth and Politics’ (1967) en ‘Lying in Politics’ (1972).

Arendt besefte als geen ander dat macht en waarheid altijd op gespannen voet staan. Waarheid probeert de werkelijkheid te ‘ontsluiten’ zoals die is; macht probeert de werkelijkheid op een nieuwe manier vorm te geven. Daarom heeft macht er altijd belang bij om onwelgevallige delen van de werkelijkheid te verhullen.

Feiten worden naar de achtergrond verdrongen

Arendt onderscheidt twee manieren waarop macht feiten onschadelijk kan maken. Macht kan heldere onwaarheden tegenover de feiten plaatsen, maar ze kan de feiten ook doen verzanden in een moeras van meningen en onduidelijkheden.

Dit laatste fenomeen analyseert Arendt aan de hand van de Pentagon Papers. Die toonden aan dat opeenvolgende Amerikaanse regeringen, met name die van Lyndon B. Johnson, jarenlang foutieve informatie over de Vietnamoorlog verschaften aan de Amerikaanse bevolking en het Congres.

Volgens Arendt was het niet zozeer het geval dat de regering Johnson de bevolking van een eenduidige leugen probeerde te overtuigen – dat was ook niet mogelijk geweest in een land met een vrije pers. In plaats daarvan werd informatie net zolang achtergehouden en gemanipuleerd dat het hele onderscheid tussen feiten en onwaarheden vervaagde, voor zowel de bevolking als de regering zelf. Arendt noemt dit proces ‘defactualisering’: feiten worden niet overtroefd met alternatieve feiten, maar naar de achtergrond verdrongen.

Natuurlijk hebben Ruttes leugens niet tot soortgelijke gruwelijkheden geleid als die tijdens de Vietnamoorlog. Maar het is veelzeggend dat Rutte president Johnson – een man over wie Robert Kennedy ooit zei ‘He lies even when he doesn’t have to lie’ – als belangrijke inspiratiebron lijkt te zien.

Ruttes leugens zijn zo glibberig dat ze moeilijk als leugens te ontmaskeren zijn

Toen Rutte in maart in het programma De Vooravond werd gevraagd een voorwerp mee te nemen ‘dat iets zei over hem als mens en politicus’, koos hij voor de biografie The Years of Lyndon Johnson van Robert Caro. In 2015 en 2016 ontmoette hij Caro zelf in New York. ‘Wat heeft Mark Rutte geleerd van Caro’s biografie?’ vroeg Bert Wagendorp zich begin dit jaar terecht af in De Volkskrant.

Het antwoord op die vraag lijkt te zijn: een zekere doofheid voor de waarheid. Rutte maakt zich zelden schuldig aan aantoonbaar onwetenschappelijke claims. Maar de premier is een meester in het ‘defactualiseren’.

Dat Rutte regelmatig liegt is inmiddels duidelijk, maar zijn leugens zijn zo glibberig dat ze moeilijk als leugens te ontmaskeren zijn. Hij zegt niet: ‘Dat is niet gebeurd,’ hij zegt: ‘Daar heb ik geen actieve herinnering aan’. Hij zegt niet: ‘Mijn eerdere besluit was verkeerd,’ hij zegt: ‘We gaan het besluit opnieuw wegen’.

Tijdens het Omtzigt-debat confronteerde Jesse Klaver Rutte met de stelling dat zijn eerdere uitspraak ‘Ik heb tijdens de formatie nooit over Omtzigt gesproken’ onwaar was. Rutte wierp tegen dat Klaver de uitspraak verkeerd had geïnterpreteerd. Rutte bedoelde namelijk eigenlijk: ‘Ik heb nooit over Omtzigt gesproken in de context van posities’ – dus wel in een andere context.

De claim betekende iets anders dan op het eerste gezicht het geval leek te zijn en was daarom geen leugen. Dit soort taalspelletjes stellen Rutte steeds in staat om zijn leugens net op tijd in te trekken. Ze deden zelfs Thierry Baudet, die is gewend aan minder geavanceerde vormen van liegen, tijdens het Omtzigt-debat verzuchten dat Rutte een spiegelpaleis had opgetrokken.

Politiek als PR

Hannah Arendts analyse van de Pentagon Papers roept de vraag op: als de regering Johnson zich niet op feiten baseerde, wat was dan de basis voor haar beleid? Arendts conclusie is dat de regering politiek was gaan zien als public relations management.

In PR zijn feiten van ondergeschikt belang: het doel is om een product zo aantrekkelijk mogelijk over te brengen bij een doelgroep. De Amerikaanse staat moest, zowel in het binnenland als in het buitenland, verkocht worden als een machtige internationale speler die nooit opgaf in de strijd tegen het communisme. Daarvoor moest de Vietnamoorlog simpelweg een succes zijn.

Signalen dat Nederland toch niet zo’n gaaf land is vormen een directe bedreiging voor het merk VVD

In de Nederlandse politiek van de afgelopen tien jaar zien we een vergelijkbare ‘heerschappij van het beeld’. Mathieu Segers beschreef Rutte deze januari in de Groene Amsterdammer als ‘de Don Draper van de Nederlandse politiek’.

Het politieke beeld dat de kern vormt van de continue campagne van Rutte is redelijk eenvoudig. Nederland is een ‘waanzinnig gaaf’ land. Dat komt doordat de meeste Nederlanders een aantal typisch Nederlandse waarden uitdragen, zoals zelfredzaamheid, zuinigheid en respect voor de wet.

Deze waarden kunnen worden samengevat met de woorden ‘normaal doen’ – het grootste compliment dat je van een VVD’er kunt ontvangen. Rutte zelf, dagelijks op de fiets met een aktetas onder de arm pendelend naar zijn werk, is de belichaming van die ‘normale Nederlander’.

Dit beeld is uitermate succesvol gebleken, wellicht omdat veel Nederlanders het geruststellend vinden dat de situatie waaraan ze gewend zijn nauwelijks verandering behoeft. Maar de keerzijde is dat het beeld verdedigd moet worden tegen feiten die op het tegendeel wijzen.

Signalen dat Nederland toch niet zo’n gaaf land is, vormen een directe bedreiging voor het merk VVD. En dus moeten dergelijke smetten op Ruttes electorale billboard grondig worden weggepoetst – of bij voorkeur helemaal worden voorkomen.

De toeslagenaffaire is waarschijnlijk het duidelijkste voorbeeld waarin Ruttes PR-campagne botste met de werkelijkheid. Een land waarin tienduizenden mensen afhankelijk zijn van steun van de overheid, maar die steun vergezeld zien van een onterecht wantrouwen, kan moeilijk ‘gaaf’ worden genoemd. Zeker als dat wantrouwen vaak op etniciteit is gebaseerd.

Niet alle feiten laten zich reduceren tot PR

Dus moest het bestaan van deze groep mensen zoveel mogelijk buiten de schijnwerpers worden gehouden. ‘Zij bestonden niet,’ in de woorden van Pieter Omtzigt. Het doet denken aan Arendts beschrijving van burgers onder socialistische regimes voor wie de Marxistische heilstaat toch niet zo heilzaam was: de regimes ‘ontkenden dat werkloosheid bestond, de werkeloze werd simpelweg een non-persoon’.

Op dezelfde manier werden signalen dat er iets grondig mis was met de Belastingdienst, bijvoorbeeld vanuit voormalige Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer, genegeerd door politici en ambtenaren die zich de Rutte-doctrine hadden eigengemaakt. Die berichten moesten simpelweg onwaar zijn.

Maar ook vóór het toeslagenschandaal werd meerdere keren informatie achtergehouden en vervangen door vage interpretaties. In het debat rondom de afschaffing van de dividendbelasting zei Rutte dat er geen dichtgetimmerd onderzoek had plaatsgevonden en dat hij zich baseerde op zijn gevoel: ‘Ik voel dit tot in mijn diepste vezels’.

Later bleek er wel degelijk onderzoek te hebben plaatsgevonden dat zich weinig gelegen liet liggen aan Ruttes vezels. Ongeveer hetzelfde patroon was te zien in de Teeven-affaire en rondom het Hawija-bombardement.

Ruttes ontrouwe relatie met de waarheid is stuitend wanneer die zich uit in machtspelletjes, maar regelrecht gevaarlijk wanneer het gaat om concreet beleid. Zoals Mathieu Segers beschrijft, was er nooit een reden om aan te nemen dat toeslagenfraude een serieus financieel of maatschappelijk probleem was. Een zeer harde aanpak ervan rijmde echter wel perfect met de VVD-slogan dat mensen niet kunnen rekenen op de overheid als ‘geluksmachine’.

Of neem het klimaatvraagstuk: hoewel Rutte consistent benadrukt dat we natuurlijk de Parijs-doelstellingen moeten halen, valt daar qua energiebeleid weinig van te merken. Uiteindelijk weegt de wens om afstand te nemen van de klimaatdrammers met hun ‘malle’ (dixit Rutte) windmolens zwaarder. Ook het succes van mogelijke klimaatmaatregelen wordt op die manier een kwestie van sentiment en niet van feiten.

Het is moeilijk om legitieme keuzes op drijfzand te bouwen

Maar niet alle feiten laten zich reduceren tot PR. De rotsen van de werkelijkheid wijken niet altijd voor het tij van politiek wensdenken. In Ruttes tienjarige premierschap heeft hij Nederland tot Europese hekkensluiter duurzame energie gemaakt. Hij heeft het herstel van de Nederlandse economie vertraagd door op bezuinigingen te blijven hameren, tegen heersende economische inzichten in. En hij heeft zich niets aangetrokken van het inmiddels breed geaccepteerde inzicht dat strenge straffen alleen negatieve effecten hebben op de veiligheid.

Dit alles deed hij niet door de wetenschap direct met voeten te treden, maar door haar naar de tweede rang van zijn prioriteitenlijst te delegeren. Natuurlijk kunnen sommige van deze beslissingen verdedigd worden als politieke keuzes in plaats van feitelijke vergissingen. Maar het is moeilijk om legitieme keuzes op drijfzand te bouwen.

De bodem van de politiek

Je zou je kunnen afvragen of er wel een alternatief bestaat voor Ruttes leugenachtigheid. Natuurlijk neemt Rutte soms een loopje met de waarheid, maar zoals politiek verslaggever Arjan Noorlander tweette, ‘Welke politicus doet dat niet?’ Op basis van Arendts analyses zou je kunnen concluderen dat politiek en waarheid nou eenmaal onverenigbaar zijn. Moeten we ons erbij neerleggen dat de waarheid kansloos is in de politiek?

Dergelijke defaitistische reacties tonen alleen aan hoezeer de waarheid onder invloed van Rutte en al zijn post-truth collega’s aan inflatie onderhevig is. Want hoewel Arendt inderdaad inziet dat politiek en waarheid verschillende domeinen zijn, benadrukt ze tegelijk het belang van feiten als begrenzing van het politieke.

Feiten vormen de gemeenschappelijke wereld waarin verschillende burgers samen kunnen komen om hun problemen te bespreken en daar oplossingen voor te vinden. Slechts wanneer we weten hoe een bepaalde beleidskeuze heeft uitgepakt, kunnen we op een betekenisvolle manier over die beleidskeuze debatteren.

Deze politiek is een keuze van een electoraat dat bereid is de ogen te sluiten voor een liegende premier

Wanneer deze gemeenschappelijke basis voor discussie ontbreekt, is politieke actie onmogelijk en blijft alleen politieke PR over. Vandaar dat Arendt stelt: ‘Consistent liegen haalt, metaforisch gesproken, de grond onder onze voeten vandaan en verleent ons geen andere grond om op te staan.’

Pieter Omtzigt, de parlementariër om wie de voorlopig laatste manifestatie van de Rutte-doctrine draait, beschrijft een vergelijkbare ervaring. De informatie waarop parlementariërs grondwettelijk recht hebben, ontbreekt steeds of is misleidend. Daardoor tasten Kamerleden die hun controlerende functie willen uitvoeren in het duister.

Deze gebrekkige communicatie is uiterst schadelijk, aangezien het vaststellen van de waarheid een sociaal proces is. Feiten komen boven tafel wanneer relevante beleidsinformatie wordt uitgewisseld met specialisten, de pers en volksvertegenwoordigers, die vervolgens hun eigen deskundigheid op de informatie loslaten.

Het is precies deze circulatie van informatie waartegen de Rutte-doctrine barrières opwerpt. Door Wob(Wet openbaarheid van bestuur)-verzoeken  te negeren, rapporten zwart te lakken en feiten te ontkennen, maakt de regering informatieverzameling zo moeilijk dat enkel een handvol fulltime doorzetters de kern van de zaak kunnen benaderen.

Daarmee wordt de waarheid zo eenzaam dat ze niet langer als basis kan dienen voor de maatschappelijke en parlementaire debatten waarvoor ze onmisbaar is. Feitenvrije politiek werkt uitstekend als PR-campagne, maar niet als beleidsbasis. Zeker in een tijd waarin kwesties spelen waarin de wetenschap een belangrijke inbreng heeft – in eerste instantie de klimaatcrisis – is deze houding gevaarlijk.

Het is een vergissing om Ruttes ‘defactualisering’ te vergeven

Het is een collectief falen van het politieke systeem dat de huidige premier en diens omgeving zo lang zijn weggekomen met een strategie van post-truth politics, waarin feiten langzaam door intuïties vervangen worden. Deze politiek is niet noodzakelijk, maar een keuze van een politieke arena en een electoraat die bereid zijn op bepaalde momenten de ogen te sluiten voor een liegende premier.

Het is een vergissing om Ruttes ‘defactualisering’ te vergeven, alleen omdat zijn leugens niet zo schaamteloos zijn als die van de rechts-radicalen tegen wie hij een beschermingswal zou moeten vormen.

Het is tijd voor een ‘refactualisering’ van de Nederlandse politiek. Voor een nieuwe verhouding met de waarheid waarin feiten niet met meningen verward worden en waarin zinnen niet iets anders betekenen dan het geval lijkt te zijn. Het is te hopen dat politici en kiezers de zoveelste ontmaskering van de Rutte-doctrine niet zo snel zullen vergeten.

Verder lezen

H. Arendt (1967), Truth and Politics. The New Yorker

H. Arendt (1972) Lying in Politics: Reflection on the Pentagon Papers’ Crises of the Republic

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

5 Comments

  1. Mark Rutte heeft veelvuldig niet de waarheid gesproken. Er zijn drie opties.
    Liegen betekent dat Rutte met betrekking tot Pieter Omtzigt wist dat hij over hem gesproken had, maar de intentie had dit te verhullen. Het is een reële optie dat Rutte, met het oog op de formatie, ‘luis in de pels’ Omtzigt, wilde uitrangeren.
    De tweede optie is dat Ruttes onbewuste hem parten heeft gespeeld. Voor wie in zijn eigen integriteit gelooft, is de herinnering niet integer gehandeld te hebben onaangenaam. Verdringing zorgt ervoor dat deze herinnering verdwijnt en je een goed geweten hebt. In dit geval is een diepgaand zelfonderzoek nodig.
    De derde optie houdt in dat het hersendeel dat verantwoordelijk is voor het geheugen bij Rutte slecht ontwikkeld is of achteruit is gegaan. Zijn leeftijd en het feit dat hij zich andere dingen wel herinnert, maken deze optie minder waarschijnlijk. Mocht dat toch het geval zijn dan zou Rutte terughoudender moeten zijn met het doen van stellige uitspraken.

  2. De oproep aan het electoraat om niet te vergeten dat Rutte loog is een grove onderschatting van de kiezer. Die wist dat allang. Ook als de feiten op tafel komen te liggen stemmen kiezers VVD en CDA. Dat doen ze al decennia en dat zullen ze blijven doen.

    1. Bij het CDA zie echt wel dat de aantallen drastisch afnemen met nog steeds groeiende ontkerkeling van Nederland, van een absolute meerderheid van de voorlopers 60 jaar geleden tot minder dan 10% nu. Bij de VVD denk ik dat veel mensen zoeken naar een geloofwaardig liberaal alternatief, maar dat tussen de extremisten op rechts en de versplintering op links steeds moeilijker kunnen vinden.

  3. De belangrijkste zin in dit artikel is:
    “Deze politiek is een keuze van een electoraat dat bereid is de ogen te sluiten voor een liegende premier”.
    Het weerspiegelt een cultuur in NL waarin liegen, eigen belang ten koste van anderen, kortzichtigheid, complot denken, achterbaksheid, wegkijken, feitenvermijding en geloof in eigen verzinsels de norm is geworden. Zeg maar rustig een ethische crisis. De VVD is de politieke exponent van dit geheel. Boet nauwelijks verlies in de peilingen na de recente ophef en de steun voor Rutte die binnen de VVD ongewijzigd blijft. De grootste partij in NL, leugenachtig net als PVV, FvD, CDA (deels). Men verwacht dat politici liegen, dat is ook het probleem. De enige remedie is om leugens, halve waarheden, onthouden van informatie en verzinsels in de politiek als hoogste publieke forum strafbaar te stellen. En politici die zich hieraan schuldig maken uit de politieke arena te verstoten. Als een tweede kamer dat niet eist, is zij zelf medeschuldig.

  4. Na radicale ideeen te hebben aangekondigd, blijkt dat ook een leugen te zijn. Pathologisch.

Comments are closed.