Door Noa Fuks (Universiteit van Amsterdam)

Door Marieke van der Steen (Universiteit van Amsterdam)

Door Tamar Sharon (Radboud Universiteit)

Door Marjolein Lanzing (Universiteit van Amsterdam)

Door Lotje Siffels (Radboud Universiteit)

Door Katharina Paul (Universiteit van Wenen)

Solidariteit is noodzakelijk om ons door de crisis heen te helpen. Dat is duidelijk. Maar zolang de overheid solidariteit ziet als een individuele verantwoordelijkheid van burgers, is solidariteit niet houdbaar. Dit is wat wij leerden over solidariteit uit ons langdurige en kwalitatieve onderzoek naar de sociale gevolgen van de coronapandemie.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Alleen samen

“Alleen samen krijgen we corona onder controle.” We kunnen de woorden inmiddels dromen. Ze lichten op wanneer we in het donker over de snelweg rijden. Ze worden herhaald na elke reclame voor de app CoronaMelder. Ze staan eindeloos achter elkaar geprint op de achtergrond van elke persconferentie.

Dagelijks wordt ons ingeprent dat we ons aan de coronamaatregelen moeten houden. Alleen als we dat allemaal samen doen, krijgen we het virus eronder. ‘Alleen samen’ is een appèl op solidariteit. Het woord, ‘solidariteit’, valt meermaals tijdens de persconferenties. Dat was te verwachten. Solidariteit is van cruciaal belang voor liberale democratieën waarin het collectief moet worden beschermd zonder dat dit ten koste gaat van individuele vrijheid. Zeker in crisistijd.

Juist nu we haar het hardste nodig hebben, neemt onze solidariteit af

Solidariteit is de achtergrond waartegen zich de overheidsadviezen aftekenen. Het advies om thuis te werken, afstand te houden en boodschappen te doen voor je oude buren. Het advies niet af te spreken met je vrienden, extra vaak te bellen met je oma en niet bij je verstandelijk beperkte broertje langs te gaan. Het advies mee te denken met je werknemers die met drie jonge kinderen en twee katten op vijftig vierkante meter school en werk proberen te combineren.

Massaal prezen we vorig jaar de nuchtere aanpak van de regering. Er werd een beroep gedaan op ons gezond verstand en onze eigen verantwoordelijkheid. Niemand zou ‘de baas’ over ons spelen. Solidariteit kan immers niet worden opgelegd.

Maar toen de cijfers deze herfst weer stegen, sloeg de twijfel toe. Onze solidariteit leek af te nemen, juist toen we haar het hardst nodig hadden. De vraag is waarom. Is dit een geval van pandemie-moeheid of is er meer aan de hand?

De klad erin

Met onderzoekers uit negen verschillende landen in Europa deden wij het afgelopen jaar onderzoek naar solidariteit. De interviews die we in Nederland hielden, bevestigen dat solidariteit inderdaad aan het afnemen is. Aan het begin van de crisis waren mensen positief over hoe goed iedereen zich aan de regels hield. Maar toen we in oktober vorig jaar mensen opnieuw bevroegen, leek de klad erin te zijn gekomen.

Allerhande voorbeelden van ‘niet-solidair’ gedrag passeren de revue tijdens die laatste interviews. Een supermarktmedewerker is gefrustreerd dat klanten geen afstand meer houden. Zorgmedewerkers zien steeds meer bezoekers die weigeren mondkapjes te dragen. Soms krijgen ze zelfs te maken met agressie. Anderen spreken van ongehoorzaamheid in het algemeen. In het ergste geval benoemen ze dat ze een polarisatie ervaren tussen verschillende groepen. Jongeren weigeren nog langer hun leven op ‘pauze’ te zetten voor ouderen. ZZP’ers voelen zich minder gesteund in vergelijking met de rest van werkend Nederland. Horecamedewerkers vinden het oneerlijk dat hotels hun bar en keukens wel lange tijd open mochten houden.

De sociale voorwaarden voor solidariteit ontbreken

Steeds meer mensen geven aan dat ze hun eigen interpretatie van de regels volgen. Steeds vaker zoeken we grenzen op. Steeds vaker rechtvaardigen we ons gedrag door te wijzen op de vele regelbrekers die het nieuws halen. Het lijkt erop dat niemand een ‘sucker’ wil zijn, en dat is begrijpelijk. Niemand wil thuisblijven terwijl de rest feestviert. “De solidariteit is ver te zoeken”, verzucht een van de geïnterviewden wanneer het gedrag van mensen in haar omgeving ter sprake komt.

Dat solidariteit afneemt naarmate een crisis voortduurt, is natuurlijk niet verrassend. Solidariteit neemt toe wanneer groepen samen in een crisis belanden en neemt af wanneer de dreiging zo lang aanhoudt dat het onderdeel van het dagelijks leven wordt. Maar pandemie-moeheid is niet de enige verklaring.

Wij denken dat de afname van solidariteit te maken heeft met het gebrek aan de sociale voorwaarden die nodig zijn om haar te verduurzamen. Denk bijvoorbeeld aan institutionele steun en sturing aan burgers die helpen om de maatregelen na te leven. Zonder deze voorwaarden houden mensen het niet vol om solidair te zijn. Wij denken dat deze voorwaarden ontbreken in ons coronabeleid, mede omdat de regering mogelijk denkt dat solidariteit een individuele verantwoordelijkheid is.

Een solidariteitsspagaat

Maar wat is solidariteit? Volgens sociale wetenschapper Barbara Prainsack en ethica Alena Buyx ontstaat solidariteit wanneer mensen iets voor elkaar willen doen omdat ze zich herkennen in de situatie van de ander.

Als we Mark Rutte voorbeelden horen geven van mensen die de hond voor elkaar uitlaten, lijkt het misschien alsof solidariteit zich alleen maar afspeelt tussen individuen. Aan het begin van de crisis zagen we veel voorbeelden van dit soort solidair gedrag in onze interviews. Later begon individuele solidariteit juist af te brokkelen. Wij stellen dat dit te maken heeft met het ontbreken van een geïnstitutionaliseerde vorm van solidariteit. Daarmee bedoelen we sociale voorwaarden die de overheid organiseert om al die individuele solidariteit te ondersteunen op de lange termijn.

Met andere woorden, de regering moet burgers helpen om solidariteit vol te houden. Het gaat dan niet alleen om financiële compensatie, zoals de steunpakketten voor ondernemers die door de lockdown worden geraakt. Het gaat ook om beleid en regelgeving die solidair gedrag stutten. Voorbeelden zijn de beschikbaarheid van kinderopvang voor ouders met cruciale beroepen, een regel die de regering wél invoerde, maar ook strikte eisen aan werkgevers om thuiswerken mogelijk te maken.

Rutte en De Jonge ‘willen niet de baas spelen’

Veel van deze maatregelen bleven uit. Bij de vraag om mondkapjes te dragen, kwam geen plan om gratis mondkapjes te verstrekken waar nodig, zoals in Frankrijk. Er was geen institutionele steun voor alleenstaande ouders toen de scholen sloten. Er werden geen maatregelen genomen om werkgevers te verplichten om hun werknemers thuis te laten werken.

Hierdoor ervaren sommigen een solidariteitsspagaat: de solidariteit met de maatschappij als geheel, die wordt gevraagd door de overheid, kan ten koste gaan van solidariteit met anderen – collega’s, vrienden, hulpbehoevende naasten. Dit conflict ontstaat doordat de verantwoordelijkheid voor solidariteit bij individuen ligt, maar er geen overheidssteun is om deze solidariteit mogelijk te maken.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Naast maatregelen zelf, moet er ook een verhaal van gedeelde verantwoordelijkheid zijn. Maar dit is moeilijk voor een regering die alle verantwoordelijkheid bij de burgers zelf legt. Zowel Mark Rutte als Hugo de Jonge benadrukken al vanaf het begin van de crisis dat ze ‘niet de baas willen spelen’. Burgers moeten iets doen, niet omdat de regering het zegt, maar omwille van het maatschappelijk belang. En daar zijn ze zelf verantwoordelijk voor.

De regering doet alsof solidariteit een individuele verantwoordelijkheid is

Dit ondermijnt solidariteit op twee manieren. Ten eerste kunnen burgers niet uitgaan van institutionele steun en krijgen zij het gevoel dat ze er alleen voor staan. Dat gevoel is niet bevorderlijk voor solidariteit.

Ten tweede zorgt de afschuiving van verantwoordelijkheid voor wantrouwen onder burgers. Dat blijkt uit het onderzoek van psycholoog Stephen Reicher. Toen de infecties bleven toenemen in de herfst, was de enige verklaring van de regering dat mensen constant de regels overtreden. Daarmee legt de politiek de verantwoordelijkheid in zijn geheel bij de burgers neer. Burgers die het idee hebben dat zij zich wél aan de maatregelen gehouden hebben, worden boos op hun medeburgers en verliezen hun bereidheid zich solidair op te stellen.

Bijvoorbeeld: in maart waren de meeste mensen die we interviewden trots dat ze serieus werden genomen als intelligente en verantwoordelijke burgers. Toen we ze in oktober weer met ze spraken, waren ze voornamelijk boos. Niet op de regering, maar op elkaar.

Ongehoorzaam?

De vraag is of dat beeld van ongehoorzame burgers terecht is. Veel mensen hebben zich gigantisch ingezet, maar lopen nu op hun tandvlees. Beleid speelt hierin een belangrijke rol. Door mensen slechts te adviseren en een beroep te doen op het ‘gezond verstand’, individualiseert de regering de verantwoordelijkheid. Hierdoor lijkt het alsof de regering zelf geen rol speelt in de solidariteit die er van de samenleving wordt gevraagd. Dit creëert een klimaat waarin het steeds moeilijker wordt om solidariteit vol te houden.

De regering moet een solidaire partner zijn voor haar burgers

Bovendien zorgt deze aanpak ervoor dat we niet onderzoeken of een ander beleid een meer solidair klimaat zou kunnen creëren. We voeren een publieke discussie over de vraag of mensen zich nog wel aan de regels houden, in plaats van een discussie over beleid.

Maar er is wel degelijk beleid. En dat beleid heeft een zwak uitgangspunt voor een duurzame vorm van solidariteit. Het beleid dat de regering voert is een laissez-faire variant waarin gevraagd wordt om solidariteit maar waarin iedereen zelf beslist hoe ze dat doen, of dit nu om mondkapjes, thuiswerken of winkelen gaat. De regering adviseert enkel. In de praktijk blijkt dit een onmogelijke combinatie te zijn die uitnodigt tot onderling wantrouwen: doe ik niet te veel? Doet mijn buurvrouw niet te weinig? Waarom mag de buurman wel naar zijn werk?

Houdbaarheidsdatum

Duurzame solidariteit vereist sociale en economische steun op institutioneel niveau. Solidariteit is niet houdbaar wanneer niemand aansprakelijk is en wanneer de verantwoordelijkheid bij individuen ligt. De regering zou persoonlijke initiatieven en voorbeelden van groepssolidariteit moeten herkennen en moeten ondersteunen met hulpmiddelen zodat deze solidariteit stand kan blijven houden. Als de regering niet wil dat solidariteit een houdbaarheidsdatum heeft, moet ze een solidaire partner zijn voor haar burgers.

Verder lezen

Prainsack, Barbara (2020). ‘Solidarity in Times of Pandemics’. Democratic Theory 7:2, 124-133.

Lees deze blogpost van de KU Leuven voor een analyse van solidariteit in België.

Over het onderzoek

‘Solidarity in times of a pandemic’ is een langdurig kwalitatief onderzoek dat de sociale gevolgen van de pandemie in verschillende Europese landen in kaart brengt en met elkaar vergelijkt. De interviews vonden plaats in april en oktober 2020. In Nederland zijn de interviews dus afgenomen voor de instelling van de avondklok. De effecten en reacties hierop zijn daarom niet meegenomen in dit stuk.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Impliceert deze kritiek op een individualistisch discours behalve kritiek op het regeringsbeleid niet ook een kritische analyse van het individualistisch getoonzette autonomie en vrijheidsvertoog van menig filosoof – bv. inzake (indirecte) vaccinatieplicht?
    Ergo: draagt de filosofie niet juist bij aan hetgeen jullie kritiseren?

  2. Goede analyse. Niet alleen dit rechtse kabinet versterkt het individualisme, maar ook werkgevers die hun personeel aanzetten tot fysieke aanwezichheid en ondernemers die hameren op het gevoel dat het nu wel genoeg is geweest, ondermijnen de solidariteit. Ook de verslaafde consument aan horeca- en festivalbezoek.
    Omdat onze cultuur neoliberale dominantie heeft ontwikkeld, is solidariteit iets dat beoordeeld wordt vanuit financien en consumptievetslaving op korte termijn. Letterlijk de dood in de pot.

  3. Een prima hypothese, waarvoor dank.
    Misschien is zowel de historische oorsprong als het hoofdkenmerk van solidariteit de verbinding, in haar ontelbare facetten. Dat is dus niet de kortstondige, microscopische en opportunistische politieke schijnverbinding of sociale camouflage, hetzij de reductionistische, wetenschappelijke of economische variant, maar de omnidirectionele en toevoegende oneindige verbinding.
    Intertekstueel zouden we alvast dit essay van Sven-Eric Liedman kunnen toevoegen : https://www.eurozine.com/solidarity-a-conceptual-history/

Comments are closed.