Door Patrick Delaere (Universitair docent Erasmus Universiteit Rotterdam)

Toen William Styron in 1967 De bekentenissen van Nat Turner schreef, in de eerste persoon enkelvoud nog wel, kreeg hij te verstaan dat hij als witte auteur toch echt niet in de positie was om over het leed van Zwarte mensen te schrijven (Styron revancheerde zich dik tien jaar later als niet-Jood met het succesvolle Sophies keuze). Toen David Van Reybrouck in 2010 Congo: een geschiedenis uitbracht, gingen er stemmen op dat zo’n boek toch echt niet door een witte persoon geschreven had moeten worden, een Belg ook nog, de voormalige kolonisator. Toen dit jaar de vertaling van Amanda Gormans gedicht The Hill We Climb aan Marieke Lucas Rijneveld zou worden toevertrouwd, vonden critici dat alleen een vertaalster die ‘unapologetically Black’ was in staat zou zijn om Gormans poëzie in het Nederlands recht te doen.

Voor alle duidelijkheid: een auteur kan te allen tijde slecht werk afleveren. In de drie beschreven gevallen waren echter niet inhoudelijke of artistieke criteria doorslaggevend, maar probeerden activisten auteurs het zwijgen op te leggen en nieuwe vormen van censuur in te stellen. En dat is een verontrustende trend.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Gemeenschappelijke taal

Onderliggend is mijns inziens het volgende aan de orde. Neem de bevolking van de Verenigde Staten. In theorie hebben alle Amerikaanse staatsburgers sinds de Civil Rights Act recht op dezelfde faciliteiten als ieder ander. Verdrukte minderheden maken vanaf de zestiger jaren dan ook volop van dit recht gebruik: ze brengen hun stem uit, sluiten gemengde huwelijken en sturen hun kinderen naar gemengde scholen of universiteiten.

Identiteitspolitiek verhindert dat mensen zich inleven in het lot van anderen

Enkele decennia later wordt echter pijnlijk duidelijk dat er ook een prijs voor hun integratie moet worden betaald, namelijk onzichtbaarheid oftewel het verlies van de eigen identiteit. Vandaar de (legitieme) eis om ook in die hoedanigheid erkend te worden. En vervolgens wordt geclaimd (zoals in de drie genoemde voorbeelden) dat om die erkenning te bevorderen iedereen zich het beste bij zijn eigen identiteit kan houden.

Die vervolgstap is te groot. Deze nieuwe vorm van segregatie is een doodlopende weg. Want daarmee wordt een gemeenschappelijke taal ter discussie gesteld; de taal waarin mensen proberen iets te begrijpen van andere gemeenschappen dan die van henzelf; de taal waarmee ze ervaringen kunnen delen die voor de hele mensheid gelden. Zo wordt verhinderd dat mensen zich inleven in het lot van anderen.

Terwijl het, denk ik, juist een grote culturele verworvenheid is dat mensen soms ál hun energie stoppen in het begrijpen van een volstrekt andere bestaanswijze. Het is een groot moreel goed dat een Zuid-Afrikaanse Zwarte rapper een boek schrijft over het leven van Tibetaanse transgender personen. Als we dat verbieden, mogen we ons niet meer inleven in een medemens van een ander ras, geslacht of volk. Zo’n verbod draagt op geen enkele manier bij aan de bestrijding van miskenning of aan het vergroten van erkenning.

Verbindende leugens

Natuurlijk, mensen zijn ontegenzeglijk kliekerige wezens, die veel belang hechten aan insiders met wie ze een identiteit delen en outsiders met wie ze die niet delen. Identiteiten verschaffen mensen contouren, respect, waarden, levensdoelen en betekenis; en ze spelen een belangrijke rol in de manier waarop mensen de rangen sluiten en gezamenlijk dingen ondernemen.

Mensen zien hun identiteiten als goudklompjes die opeenvolgende generaties aan elkaar doorgeven

Maar identiteiten zijn, in de woorden van Kwame Anthony Appiah, toch ook vaak ‘de leugens die ons binden’. In zijn boek met deze titel (een aanrader!) laat de Amerikaanse filosoof van Brits-Ghanese afkomst overtuigend zien dat wij mensen het weliswaar niet zonder identiteiten kunnen stellen, maar dat sommige ervan dringend opnieuw moeten worden doordacht om te voorkomen dat ze ons verdelen en tegen elkaar opzetten.

Want bij nadere inspectie blijkt niet alleen dat onze gangbare ideeën over identiteit (kleur, natie, religie, cultuur, klasse…) hun huidige gedaante hebben aangenomen in de 19de eeuw en veelal misleidende stereotyperingen zijn. Mensen zijn ook nog eens geneigd om hun identiteiten essentialistisch op te vatten – alsof het gaat om goudklompjes die opeenvolgende generaties aan elkaar plegen door te geven – en er generieke uitspraken over te doen.

Terwijl identiteiten welbeschouwd niet één vaste, zuivere betekenis hebben maar veel vloeibaarder en gecompliceerder zijn dan algemeen wordt aangenomen. Ze worden door verhalen bijeengehouden die het zonder een blijvende essentie moeten stellen. Mijn identiteit is bovendien niet alleen van mij of van mijn groepsgenoten, maar wordt grotendeels meebepaald door de manier waarop buitenstaanders naar mij of naar mijn groep kijken.

Gedeelde menselijkheid

Wat we tegen deze verleiding tot identiteitsverharding kunnen en moeten doen is onze ‘kliekerige’ identiteiten met lichtheid dragen en (blijven) ijveren voor inclusievere samenlevingen – niet vanuit wat ons scheidt, maar juist vanuit wat we delen. Want idealiter zou voor iedereen moeten gelden, zo zeg ik de Romeinse schrijver Terentius Afer na: ‘Ik ben een mens, niets menselijks acht ik mij vreemd.’

Deze kosmopolitische aansporing doet een beroep op onze gedeelde menselijkheid, op een identiteit die alle mensen zou moeten verbinden. En ze voorkomt dat de mensheid in onze snel globaliserende wereld uiteenvalt in ‘groupuscules’ die weigeren om met elkaar te praten en/of proberen elkaar hun wil op te leggen.

We moeten denken vanuit wat we delen, niet vanuit wat ons scheidt

Want goedbedoelende, naar erkenning van hun identiteit snakkende minderheden die geheel in zichzelf opgesloten blijven, lopen gevaar net zo rigide en autoritair te worden als de praktijken waartegen ze zich terecht verzetten. Wie het identiteitspolitieke vuurtje te hoog opstookt, riskeert een tirannie van weldenkendheid op te leggen. En dan staat identiteitspolitiek de erkenning van minderheden juist in de weg.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

11 Comments

  1. Een probleempje. Die vermeende ‘gedeelde menselijkheid’ is een niet bestaand Platoons idee. Darwin heeft laten zien dat wat wij ‘mens’ noemen een baaierd aan variatie is, zonder vaste of gedeelde kern.

    1. Een oplossinkje: Voor de identiteit van ‘gedeelde menselijkheid’ geldt hetzelfde als voor andere identiteiten.
      In alle gevallen geldt: geen brokjes goud.

      1. We zullen zien hoe sterk dit is (en kan zijn) als moverend idee. Ik heb er mijn twijfels bij. Richard Dawkins zegt in The Selfish Gene: “Much as we might wish to believe otherwise, universal love and the welfare of the species as a whole are concepts that simply do not make evolutionary sense.” Maarja, een mens kan blijven hopen.

  2. Ik ben voor activisten met een goed verhaal. Mag zelfs ongenuanceerd zijn. Het gaat vooral om de waarde van de signaalfunctie.
    Het toegeven aan ondoordacht, ongenuanceerd activisme waarbij aan de kern van betreffende waarde wordt voorbijgegaan, vind ik slappe politieke correctheid. Waarom kunnen blanken niet tegen discriminatie van gekleurde mensen zijn. Waarom zou een blanke top dichter met een vergelijkbaar mensbeeld als de donkere dichter, niet haar vertaling kunnen doen. Hier wordt racisme met racisme beantwoord en eraan toegegeven. Wat een onwijsheid.
    Ik begrijp de ongenuanceerde ophef wel, de achterstand is er nog steeds, maar zou er niet aan toe willen geven door mee te gaan in ongenuanceerde volgzaamheid op frustratie.
    Juist om te laten zien waar we vandaan komen, en waar we naartoe gaan.
    Goed artikel over zuiverheid mbt dit onderwerp.

  3. De auteur slaat de plank mis met diens verwijzing naar het stuk in de Volkskrant. Daar wordt namelijk helemaal niet gezegd dat alleen een ‘unapologetically Black’ vrouw Gormans poëzie goed kan vertalen. De kritiek is op de uitgever, niet op Rijneveld: het ligt voor de hand om voor de vertaling een Nederlandse, zwarte spoken word artist te kiezen, waarom worden die dan toch over het hoofd gezien?

    Ook de verwijzing naar de kritiek op Styron’s boek lijkt mij misplaatst. In het boek ‘William Styron’s Nat Turner: Ten Black Critics Repond’ staat bijvoorbeeld voornamelijk historische kritiek centraal (en ook het feit dat Styron in typische racistische stereotypes vervalt).

    Bovendien is de kritiek in beide gevallen: dit had je beter niet kunnen doen. Niet: dit MAG je niet doen, dit moet verboden worden. Door dit censuur te noemen, zoals de auteur van dit stuk doet, onstaat een vertekend beeld. Maargoed, tegen stromannen is het makkelijker scoren…

    1. Dat het volgens u met de censuur wel meevalt en dat er eerder sprake zou zijn van onhandigheden vind ik te argeloos. Censuur kent vele gezichten. Auteurs dienen tegenwoordig over eieren te lopen (leidt tot zelfcensuur?) en uitgeverijen stellen inmiddels ‘sensitivity readers’ aan om mogelijk gevoelige passages aan de orde te stellen (en te weren?). Wat hier dreigt is cultureel ostracisme. Wie van een goedbedoelde identiteitspolitieke ‘partijlijn’ afwijkt wordt van verder debat uitgesloten en publiekelijk terechtgesteld. Zo wordt wel degelijk geprobeerd om anderen het zwijgen op te leggen. En over die trend maak ik me zorgen.

      1. “Zo wordt wel degelijk geprobeerd om anderen het zwijgen op te leggen” is wel een hele heftige manier om deze trend te karakteriseren. U gaat uit van een kwade bedoeling?

        1. Nee. Het wrange is dat identiteitspolitiek juist wordt ingegeven door goede bedoelingen: men zoekt erkenning en inclusie. Maar door vervolgens het alleenrecht op te eisen om uitspraken te doen over de eigen groep vervreemdt een identiteitspolitieke beweging zich van de samenleving waarvan ze deel wil uitmaken. Het leidt weliswaar nog niet tot boekverbrandingen, maar wel al tot woordterreur, ‘canceling’ en ‘no platforming’.

  4. U hebt gelijk dat in het geval van de Gorman-vertaling de kritiek zich goeddeels op de uitgeverij richtte (die er overigens lering uit getrokken heeft). Maar ook Marieke Lucas Rijneveld voelde zich geraakt en vond het nodig om de opdracht terug te geven en publiekelijk (op Twitter) ‘begrip te tonen voor de mensen die zich gekwetst voelden door de keuze van Meulenhoff om haar te vragen’. Als mijn voorbeelden u niet overtuigen kunt u nog eens nalezen wat de Amerikaanse schrijfster Jeanine Cummins onlangs kreeg te verduren naar aanleiding van haar roman ‘American Dirt’ (2020). Daarin probeerde ze een menselijk gezicht te geven aan de Mexicaanse vluchtelingen.

  5. Het beeld dat in uw introductie wordt geschetst, namelijk dat auteurs het zwijgen wordt opgelegd zonder dat daar inhoudelijke of artistieke kritiek aan ten grondslag ligt, dat hun het gras onder de voeten wordt weggemaaid alleen omdat ze, zeg, wit en man zijn en zich aan sociale problematiek wagen, is simpelweg niet waar. We kunnen een interessante discussie over censuur in Nederland hebben (men mag volgens de wet niet alles over de holocaust zeggen, bijvoorbeeld) en ook over de rol die meutes op sociale media daarbij spelen. Maar uw introductie helpt niet bij die discussie omdat die een vertekend beeld geeft. Het verbaasd me dan ook niet dat dit vertekende beeld in uw reactie vrijwel verdwenen is: over eieren moeten lopen omdat je misschien van een ‘partijlijn’ afwijkt is heel iets anders dan over eieren moeten lopen omdat je niet onderdeel bent van een bepaalde gemarginaliseerde groep (wat uw tekst suggereert).

    1. Overigens zou wat mij betreft een gezonde dosis zelf-censuur een aantal auteurs goed doen, maar dat terzijde.

Comments are closed.