Door Max Rensink (Masterstudent filosofie, Universiteit van Amsterdam)

De jury heeft haar besluit genomen. De verdediging meent dat er van racisme geen sprake is geweest, maar de jury gaat hier niet in mee: de witte politieagent Derek Chauvin wordt schuldig bevonden aan de dood van de zwarte man George Floyd.

De heftige beelden van 25 mei 2020 gingen de hele wereld over. Het bracht de Black Lives Matter beweging nog meer onder de aandacht en ook in Nederland ging men massaal de straat op om te protesteren. Terugkijkend op het afgelopen jaar valt mij iets op.

Het protest op de Dam

Op 1 juni 2020 Whatsappt de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema tijdens het antiracismeprotest op de Dam met minister van Justitie en Veiligheid Ferd Grapperhaus, die later op de avond afkeurend spreekt over de grootte van de mensenmassa bij het protest.

Het openbaar gemaakte contact tussen Halsema en Grapperhaus haalt niet alleen vanwege de venijnigheid van beide kanten – ‘‘soms even navragen voor je op de media reageert’’ – de voorpagina’s van de kranten. Halsema’s handelen oogst veel kritiek omdat zij de coronamaatregelen niet voldoende zou hebben gehandhaafd.

Er deugt iets niet, maar wat?

Op 1 juni 2020 komen op de Dam duizenden mensen bijeen. Dichter, programmamaker en muzikant Akwasi Owusu Ansah houdt een toespraak, waarvan één zin nog wekenlang zal doordreunen: ‘‘Op het moment dat ik in november een zwarte piet zie – ik trap hoogstpersoonlijk op zijn gezicht.’’

Akwasi moet zich veelvuldig verantwoorden voor de uitspraak. Het OM stelt een onderzoek in, maar besluit de zaak na Akwasi’s spijtbetuiging te seponeren. Een paar maanden later nodigt Eva Jinek Akwasi uit bij haar talkshow om over zijn nieuwe omroep (Omroep Zwart) te vertellen; ze spreken echter vooral over die ene zin van zijn toespraak.

Het gesprek

Al jaren zien we dat witte mensen het gesprek over racisme proberen te ontwijken. Maar sinds de moord op George Floyd spreken witte mensen meer over racisme. In talkshows, in de huiskamer, op verjaardagen en in de politiek lijkt er een conversatie op gang te komen; een gesprek over racisme. Dat is belangrijk, want dat gesprek kan bijdragen aan het oplossen van het probleem.

Toch klopt er iets niet. Wanneer witte mensen spreken over racisme, bekruipt mij vaak een gevoel van onvermogen om bloot te leggen wat er nou precies gebeurt. Het gesprek voelt vaak ongemakkelijk – en dat komt niet alleen door de gevoeligheid van het onderwerp. Er deugt iets niet, maar wat?

Sommige witte mensen willen het racismegesprek niet voeren

De kritiek op Halsema en de enorme aandacht voor Akwasi’s uitspraak geven mij datzelfde gevoel. Maar ditmaal zie ik het opeens: de focus van de media op het bestuursruzietje tussen de Amsterdamse burgemeester en de minister laat de reden voor de demonstratie naar de achtergrond verdwijnen. En Eva Jinek sprak helemaal niet over racisme.

Het was al duidelijk dat sommige witte mensen het racismegesprek niet willen voeren. Maar ik realiseerde me plots dat ‘het racismegesprek’ ook is aan te gaan zonder daadwerkelijk over racisme te spreken – en dat gebeurt vaker dan ik dacht.  

Persoonlijke aanval

Tijdens de uitzending van Jinek denkt de witte kijker dat er een gesprek over racisme plaatsvindt. Wat de kijker echter te zien krijgt, is hoe je Akwasi als persoon in diskrediet kan brengen. Hoewel Jinek zich waarschijnlijk van geen kwaad bewust is, kan Akwasi zijn boodschap niet verkondigen. Want als iemand de schijn van onbetrouwbaarheid heeft, schakel je diens boodschap uit.

Dit is een van de – bewuste of onbewuste – tactieken om het racismegesprek te ontwijken. Akwasi moet zichzelf keer op keer verdedigen voor die ene zin op de Dam, waardoor de kracht van zijn toespraak stukje bij beetje afbrokkelt. Langzaam dooft zijn boodschap helemaal uit. Wat we dan slechts nog zien is een enkeling die opruiende taal bezigt.

Individualiseren

Om een status quo te behouden, kan het ook erg effectief zijn om een lid van een groep neer te zetten als individu. Feministe en filosoof Nancy Fraser beschreef in de jaren 80 dat individualiseren een manier is waarop mannen feminisme onder de duim proberen te houden.

Seksistisch bejegende vrouwen worden afgeschilderd als ‘individuele gevallen’ in plaats van als leden van sociale groepen of deelnemers aan politieke bewegingen. De schijnwerper, die gericht stond op de groep, zoomt in op het individu zelf. Die focus depolitiseert het probleem.

We zijn te snel tevreden met een ‘gesprek’

Als iemand van kleur solliciteert en een afwijzing ontvangt, kan dat zijn omdat een andere kandidaat een beter CV heeft. Dat klopt. Maar een focus op individueel falen belemmert het blootleggen van onderliggende structuren. Dat een bedrijf voor de vierde keer een witte man aanneemt en een zwarte vrouw afwijst, blijft dan onzichtbaar.

Met andere woorden, als iemand een racistische ervaring beschrijft kun je talloze verklaringen verzinnen waarom iets juist dát individu op dát moment overkomt. Zo kan je het voorbeeld, dat diegene juist introduceert om de systematiek aan te tonen, effectief onderuithalen.

Afleiden

Het gesprek over racisme ontwijken kan op verschillende manieren. De enorme media-aandacht voor Halsema’s besluit om de coronamaatregelen niet te handhaven leidde de aandacht af van het antiracismeprotest.

En bij het door Jort Kelder gepresenteerde ‘Racismedebat’ van de NPO (waar niet alleen vanwege de naam veel kritiek op kwam), vertelde een vrouw van middelbare leeftijd dat haar neurologische ziekte haar het leven moeilijk maakt en dat ze niet voldoende steun van de overheid ervaart. Laten we eerst eens andere problemen dan racisme oplossen, lijkt ze te bedoelen. Hoe kun je niet begaan zijn met het leed dat deze vrouw ervaart van haar ernstige ziekte?

Maar deze uitspraak valt in dezelfde categorie als de uitspraak ‘‘wat racisme betreft, is het in Amerika allemaal veel erger.’’ De documentaire 13th laat het structurele racisme in Amerika bijvoorbeeld helder zien en toont hoezeer het verweven is met vele instituties. Logisch om te verkondigen dat het in Amerika allemaal veel erger is, toch?

Witte Amerikanen zetten zichzelf neer als “slachtoffers van antiracisme”

De beide uitspraken zijn echter een manier om het probleem te bagatelliseren en leiden af van het eigenlijke onderwerp. Als we het over racisme in Nederland hebben, is het nutteloos om te roepen dat het in Amerika allemaal veel erger is.

Op die manier zouden we ons nooit kunnen inzetten om iets op te lossen, omdat er altijd wel ergens anders grotere problemen te vinden zijn (deze drogreden heet ‘ad horrendum’). En bovendien, de welbekende toeslagenaffaire laat zien dat ook de Nederlandse instituties niet zo onschuldig zijn als ze soms doen voorkomen.

Omkeren

Een andere succesvolle tactiek om het niet over racisme te hebben is het zelf aannemen van de slachtofferrol. Als we in Nederland mensen van kleur structureel benadelen, betekent dat automatisch dat we witte mensen bevoordelen. Die constatering kan bij witte mensen rauw op hun dak vallen, omdat velen dat voordeel (beter gezegd: de afwezigheid van nadeel) niet ervaren.

Witte mensen kunnen natuurlijk ook daadwerkelijk achtergesteld worden, maar dat gebeurt dan vaak op basis van andere identiteitskenmerken dan hun kleur. Denk aan de vrouw van het ‘Racismedebat’. Intersectionele theorieën leggen uit hoe verschillende identiteitskenmerken elkaar beïnvloeden, zoals geslacht, seksuele voorkeur, sociale klasse, opleidingsniveau of gezondheid.

Als er geen opzet in het spel is, kan er toch geen sprake van racisme zijn?

Het kan lastig zijn de nadelige gevolgen van bepaalde identiteitskenmerken te begrijpen als je die gevolgen zelf niet ervaart. Dit onbegrip kan doorslaan. De schrijfster (en witte vrouw) Robin DiAngelo schrijft in haar boek White Fragility: why it’s so hard for white people to talk about racism dat volgens peilingen de meerderheid van de witte Amerikanen denkt dat juist zij racistisch worden bejegend. De witte Amerikanen zetten zichzelf neer als ‘‘de slachtoffers van antiracisme,’’ waardoor ze vanzelfsprekend vinden ‘‘geen voordeel van hun witte huidskleur’’ te hebben.

Hoewel DiAngelo regelmatig kritiek krijgt vanuit antiracistische hoek (bijvoorbeeld over de gekozen term white fragility, die kwetsbaarheid suggereert en de focus weer naar witte mensen verlegt), laat ze hiermee zien dat sommige witte mensen het argument omdraaien. Ze denken dat hun positie wordt genegeerd, met als gevolg dat ze een voor hen geprivilegieerd identiteitskenmerk krampachtig proberen te behouden.

Ontkennen

Misschien is ontkenning wel het meest basale verdedigingsmechanisme om het racismegesprek te ontwijken. ‘‘Het is helemaal geen racisme!’’, hoor je dan. Er zijn twee verschillende routes te bewandelen om racisme te ontkennen.

Je kunt de eigen intentie benoemen: als er geen opzet in het spel is, kan er toch geen sprake van racisme zijn? De traditionele sinterklaasviering kun je bijvoorbeeld proberen te verdedigen door aan te geven dat het een kinderfeest is, want ‘‘kinderen doen niet aan racisme’’. De fout is natuurlijk dat iets ook racistisch kan zijn zonder dat die intentie erin schuilt.

De andere regelmatig ingeslagen weg is het propageren van ‘kleurenblindheid’ door uit te leggen dat je ‘geen kleur ziet’. Journalist en schrijfster Reni Eddo-Lodge schrijft in haar bestseller Why I’m no longer talking to white people about race dat zij regelmatig e-mails ontvangt met teksten als: ‘‘Martin Luther King Jr. wanted a world in which people were judged not on the color of their skin, but the content of their character.’’

Kleurenblindheid houdt raciale ongelijkheid in stand

Eddo-Lodge noemt het idee van kleurenblindheid ‘‘een kinderachtige, beperkte analyse van racisme’’. Door te verklaren dat iedereen gelijk is, ontken je ongelijke kansen en ongelijke behandeling. Je vergeet de doorwerking van de koloniale geschiedenis.

De schrijfster wijst erop dat witte kinderen wordt bijgebracht dat er geen verschillen zijn tussen kinderen, maar dat zwarte kinderen leren twee keer zo hard te moeten werken om iets te kunnen bereiken. Het idee van kleurenblindheid houdt raciale ongelijkheid in stand.

Te snel tevreden

In 2020 kwam een grote beweging op gang die opstond tegen racisme. Over de hele wereld gingen mensen de straat op, vaak in naam van de in 2012 ontstane Black Lives Matter beweging. Racisme zit volgens de demonstranten en actievoerders diep verankerd in maatschappijen, instituties en samenlevingen over de hele wereld. Mensen voelen dat er eindelijk iets moet veranderen.

Toch hoor je vaak dat we niet kunnen verwachten dat we binnen enkele jaren alle racisme uit zullen bannen. Grote veranderingen hebben tijd nodig. Het racismegesprek staat al vaker op de agenda; daardoor zit er toch schot in de zaak?

Maar we zijn te snel tevreden met een ‘gesprek’. We praten over allerlei uiteenlopende zaken, maar niet over de kern. Het is een illusie om te denken dat de toename van dit soort gesprekken een grote vooruitgang is. Sterker nog, het is een nieuwe – en de zoveelste – manier om oude, onrechtvaardige structuren in stand te houden.

Er zijn ongetwijfeld nog meer manieren om een vruchtbaar gesprek over racisme te ontwijken. Om echt met elkaar in gesprek te komen over racisme, zullen we een weg moeten vinden om al die manieren publiekelijk bloot te leggen en vervolgens te ontmantelen.

Verder Lezen:

DiAngelo, Robin. 2018. White Fragility: Why It’s so Hard for White People to Talk about Racism. Beacon Press.

Eddo-Lodge, Reni. 2017. Why I’m No Longer Talking to White People about Race. Bloomsbury Publishing.

Fraser, Nancy. 1989. Unruly Practices: Power, Discourse, and Gender in Contemporary Social Theory. U of Minnesota Press.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Deze tekst doet mij sterk denken aan de logica-valkuil die door de volgende uitspraak geillustreerd wordt: ‘Waarom ontken je dat je liegt?’ Wat je ook antwoord, je bent altijd de klos.

    1. Niet alleen dat, maar het lijkt er ook steeds meer op dat er niet langer gestreefd wordt naar een wezenlijke oplossing van het probleem dat racisme nog steeds is — juist niet door de aanhangers van CRT — omdat hun activisme is verworden tot een levensstijl, die vaak losstaat van de realiteit. Nergens in het bovenstaande verhaal komen concrete voorbeelden aan de orde — het concreet maken wordt zelfs verworpen — maar worden groepen categoraal voor racist uitgemaakt, en het maakt niet uit hoe je reageert, Barbertje moet hangen.

  2. De focus op een probleemgebied versterkt het probleem. Je kan rascisme ook plaatsen binnen de vele twee-delingen in onze maatschappij:
    . Wit versus gekleurd
    . Arm-rijk
    . Jong-oud
    . Man-vrouw
    . Hoog-laag opgeleid
    . Hoge-lage sociale afkomst
    . Nederlanders-buitenlanders
    . Christenen-moslims
    . Hindoestanen-moslims
    . Werkgever-werknemer
    . Witte-blauwe boorden
    . Nationalist-kosmopoliet
    . Stads-platte lands mensen
    . Vervuilers-vervuilden
    . PVV ers-D66 ers
    . Rechts-links denkenden
    . Van boven- en onder de rivieren
    . Vleeseters-veganisten
    . Feyenoord-Ajax fans
    . Etc.
    De mens is kennelijk onfatsoenlijk.

Comments are closed.