Door Marli Huijer (Erasmus Universiteit Rotterdam)

Solidariteit was tot voor kort iets van vroeger. Een jaren zeventig-begrip waar niemand in de geïndividualiseerde samenleving nog op zat te wachten. Studenten, werknemers en zelfs werklozen werden geacht zoveel mogelijk ‘uit zichzelf te halen’. Omkijken naar de ander deed je om zeker te zijn dat diegene je niet inhaalde, niet om je om hem of haar te bekommeren.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Een venijnig virus verder en we denken daar heel anders over. Plots spreekt iedereen over solidariteit met kwetsbaren, ouderen, jongeren, gezondheidswerkers of arme landen. Aanvankelijk leidde dat tot solidaire acties als het balkonapplaus voor werkers in de zorg, maaltijdbezorging bij ouderen tijdens de lockdown, ‘solidariteitsvaccins’ voor kwetsbare EU-lidstaten, het EU-herstelfonds en de oprichting van COVAX voor de wereldwijde verspreiding van COVID-19-vaccins.

Maar die opleving was van korte duur. Na enkele maanden stond het eigen belang of dat van de groep alweer voorop. Jongeren sprongen in de bres voor de jeugd, chronisch zieken voor de risicogroepen, caféhouders voor de horeca en kunstenaars voor de kunstsector. En de vaccins hielden de rijke landen graag voor zichzelf.

Dat de goede bedoelingen niet of nauwelijks materialiseerden, komt doordat solidariteit meer is dan een moreel appel om zorg te dragen voor kwetsbaren zonder daar iets voor terug te hoeven. Het is ook meer dan een politiek principe dat de staat verplicht om aan alle burgers gelijke toegang tot de zorg te bieden.

Als sociale condities in de weg staan, komt er weinig terecht van solidariteit

Solidariteit vergt ook een sociale infrastructuur die het mogelijk en makkelijk maakt om de solidariteit daadwerkelijk tot uitdrukking te brengen. Al staan mensen nog zo graag voor een ander klaar; wanneer de sociale condities dat in de weg staan, komt er van de solidariteit weinig terecht. Tot die sociale condities behoren bijvoorbeeld de omstandigheden waarin mensen leven: zijn die zodanig dat mensen makkelijk weet kunnen hebben van het lot van anderen? Of zijn de contacten onderling zo minimaal dat problemen onzichtbaar blijven? Zijn er voldoende middelen beschikbaar om de solidariteit in praktijk te brengen? Welke beleid voeren de overheden om kwetsbaren bij te staan? Zo opgevat is solidariteit eerder een handelingspraktijk dan een abstracte morele waarde of een politiek principe.

Maar juist die sociale infrastructuur raakte verzwakt door de maatregelen die overheden, veelal op advies van biomedische experts, troffen om de epidemie terug te dringen. Welke maatregelen zijn dat en welk effect hadden ze op de sociale condities die solidariteit mogelijk en makkelijk maken?

Onder druk

In de meeste EU-landen bestonden de anti-coronamaatregelen uit een pakket van (1) medische zorg, (2) disciplinerende en (3) controlerende maatregelen.

Onder medische zorg vallen de behandelingen thuis, in verpleegtehuis en ziekenhuis, het testbeleid en de vaccinatiecampagnes. Dankzij de nationale ziektekostenverzekering die in veel landen bestaat, kan iedere burger die ziek is of dat dreigt te worden, gebruikmaken van deze zorg. 

Solidariteit is een handelingspraktijk, geen abstracte morele waarde

De solidariteit die aan deze verzekering ten grondslag ligt, voert terug op de zeventiende eeuw. Toen kwam de gedachte op dat de zorg voor armen, wezen en andere kwetsbaren een collectieve plicht van de natie was. In De geboorte van de kliniek (1963) laat Michel Foucault zien dat de zorg uit liefdadigheid van religieuze en particuliere organisaties vanaf toen geleidelijk plaatsmaakte voor zorg in naam van solidariteit. In onze tijd betekent die solidariteit dat iedere burger verplicht is de verzekeringspremie te betalen, om zo gebruik te kunnen maken van zorg wanneer dat nodig is.

COVID-19 zette die solidariteit onder druk omdat de grenzen aan de zorg, zoals de hoeveelheid IC-bedden, spoedig in zicht kwamen. Behandelingen voor niet-COVID-patiënten werden uitgesteld of afgezegd. Dat leidde tot debatten in de media en politiek over wie wel of niet solidariteit verdiende. Wat maakte de zorg voor COVID-patiënten urgenter dan die voor patiënten met borstkanker of hartproblemen? En hadden mensen die afzien van vaccinatie nog wel recht op behandeling?

De solidariteit bleek medisch gezien houdbaar zolang er geen schaarste aan middelen en personeel was en zolang mensen die testen of vaccinatie weigerden geen gevaar voor de volksgezondheid vormden. Was dat wel het geval, dan holde de solidariteit achteruit. In de meeste EU-lidstaten waren de condities in de gezondheidszorg en de economie uiteindelijk krachtig genoeg om te voorkomen dat de aan de overheid (en zorgverzekeraars) uitbestede solidariteit in gevaar kwam. Dat laatste gebeurde wel met de internationale solidariteit, waardoor de vaccinatiegraad in arme landen nog altijd zeer laag is.

Afstandelijk 

Bij disciplinerende maatregelen gaat het om lockdowns (insluiting in eigen huis, sluiting van onderwijsinstellingen, bibliotheken et cetera), de anderhalve-meterregel en hygiënische maatregelen zoals handenwassen en mondkapjes dragen. Omdat overheden er niet op vertrouwden dat een beroep op solidariteit genoeg zou zijn om gehoorzaamheid aan de maatregelen af te dwingen, voerden ze in naam van de solidariteit ook speciale noodverordeningen en noodwetten in.

Die maatregelen gaven een substantiële verlaging van de besmettings-, ziekte- en sterftecijfers. Maar de bijwerking was dat de mogelijkheden voor levensechte interacties met bekenden, familie, vrienden, collega’s, onbekenden of vreemden sterk afnamen. Relaties met mensen buiten het eigen huishouden werden letterlijk afstandelijker. 

De toegenomen digitalisering verzwakt het web van menselijke relaties

Daarbij zijn door de toegenomen digitalisering van het alledaagse leven ten tijde van lockdowns de online interacties tussen mensen sterk toegenomen ten koste van de offline interacties. Dat heeft een negatief effect op de sociale condities die wederzijdse betrokkenheid, wederzijdse verbinding of steun voor mensen buiten de eigen sfeer bevorderen. De neiging is groot om ook na de lockdowns zodra er enige reistijd in het spel is te roepen: ‘Kan ik ook per Teams of Zoom aanwezig zijn?’

Daarmee verzwakt het web van menselijke relaties, dat in de woorden van Hannah Arendt overal bestaat waar mensen samenleven, hun verhalen met elkaar delen en met elkaar tot handelingen overgaan. Het web verzwakt omdat mensen elkaar niet in het openbaar kunnen ontmoeten en spreken, elkaar niet met eigen zintuigen kunnen zien, horen, ruiken of aanraken en niet samen iets kunnen ondernemen. Het uiteenvallen van dat web van relaties – een proces dat al langer gaande is, maar door de anti-coronamaatregelen is versterkt – lijkt me een belangrijke reden waarom het eigenbelang het in veel landen al na enkele maanden won van de solidariteit.

Controle

Onder controlerende maatregelen vallen de mechanismen die zijn ingezet om het virus onder controle te krijgen, zoals corona-apps, testfaciliteiten, fieldlabs, QR-codes en algoritmes. Samen maken die maatregelen het mogelijk om smartphonegebruikers te volgen, hen te waarschuwen als ze risico op infectie hebben gelopen, hun besmettings- en vaccinatiestatus te controleren en hun op grond daarvan de toegang tot restaurants en andere semipublieke gelegenheden toe te staan of te weigeren. Controlerende maatregelen zijn anders dan disciplinerende niet locatiegebonden: ze registreren via apps en digitale netwerken de vele gedragingen, bewegingen en uitwisselingen van burgers om zo toezicht te houden op het gedrag en het te reguleren.

De ander komt steeds verder weg te staan, waardoor het makkelijker wordt om niet solidair te zijn

Het nadeel ervan is dat deze maatregelen veronderstellen dat iedereen die niet tot het eigen huishouden behoort een potentieel gevaar is voor de eigen gezondheid. Dat geeft naast de fysieke afstand van de disciplinerende maatregelen een psychologische afstand tot de ander. Die komt steeds verder weg te staan, waardoor het makkelijker wordt om niet solidair te zijn.

Ook de controlerende maatregelen hebben daarmee een eroderende werking op de solidariteit, zoals zichtbaar werd in de afnemende solidariteit met mensen die door overgewicht of het afzien van vaccinatie met COVID op de IC belandden.

Zorgwekkend

Dat trekt toch zo weer bij als de epidemie eenmaal over is? De analyse die Foucault in Discipline, Toezicht en Straf (1975) geeft van de disciplineringsmechanismen die in de zeventiende eeuw in respons op de pest werden ontwikkeld, weerspreekt dat. Deze mechanismen bleken zoveel voordelen te hebben voor het besturen van individuen en de bevolking dat de disciplinering zich over het hele maatschappelijke bestel verspreidde. Ook nu zullen bestuurders, IT-bedrijven, veiligheidsexperts, werkgevers, werknemers en vele anderen allerlei voordelen zien aan de genomen maatregelen en geneigd zijn die in stand te houden of verder te verbreiden.

We moeten actief investeren in de sociale condities die solidariteit mogelijk maken

Dat is zorgwekkend, omdat de disciplinerende en controlerende mechanismen die het afgelopen anderhalf jaar in gang zijn gezet de individualisering versterken en de sociale betrokkenheid buiten de eigen kring verzwakken. Daardoor zal solidariteit opnieuw op de achtergrond raken – niet alleen als morele waarde of politiek principe, maar juist ook als sociale praktijk.

Om dat tegen te gaan is het van belang dat burgers en overheden na de epidemie actief investeren in herstel van de sociale condities die het mogelijk en makkelijk maken om solidariteit in de praktijk te brengen. Of dat genoeg zal zijn om de bijwerkingen van de anti-coronamaatregelen te ‘genezen’ is onzeker. Al was het maar omdat ook nu nog onduidelijk is of maatregelen zoals de verplichte identificatie via een QR-code werkelijk zullen worden teruggedraaid.

Verder lezen

Arendt, H. (1958). The Human Condition. Chicago: University of Chicago Press.

Foucault, M. (1963). Naissance de la clinique. Paris: Presses universitaires de Frances. 

Foucault, M. (1975). Surveiller et punir: naissance de la prison. Paris: Gallimard. 

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

6 Comments

  1. Beste Marli,

    Dit is een subliem essay dat hopelijk 7 miljard keer gedeeld wordt, besproken en uitgebreid. Ik heb het alvast op FB gezet, en denk na over toevoegingen. Bedankt !

  2. Sluit me geheel aan bij Jan Braeken! Hoewel ik sterk voor de genomen medische maatregelen ben (doodgaan is nu eenmaal onomkeerbaar) is het belang van het herstel van het web van menselijke relaties moeilijk te overschatten.

  3. 1. Ons aller volksvertegenwoordiging heeft besloten dat de coronacheckapp zo tijdelijk mogelijk is. Ik vertrouw erop dat zij zich aan die uitspraak houden – Foucault ten spijt.
    2. Klopt dat wel, dat “de disciplinerende en controlerende mechanismen die het afgelopen anderhalf jaar in gang zijn gezet de individualisering versterken en de sociale betrokkenheid buiten de eigen kring verzwakken”? Ik zie eerder het omgekeerde: de coronacheckapp maakt het juist mogelijk je weer veilig in de sociale en de publieke ruimte te begeven. Hier draagt ‘disciplinering’ en ‘controle’ juist bij aan het herwinnen van vrijheid en socialiteit: zonder besmettingsvrees naar de bios, het voetbalstadion, de sportschool, het theater, de kroeg. Disciplinering en controle is niet altijd negatief, maar maakt soms ook juist iets mogelijk. Ook dat kun je – als je goed oplet – lezen bij Foucault.

  4. Als de individuele burgers gezamenlijk zich niet inzetten voor solidariteit, daar waar dit voor het algemeen belang wel noodzakelijk is, dient de overheid haar overkoepelende en integrale verantwoordelijkheid te nemen door solidariteit te institutionaliseren. Dat geldt in het bijzonder in tijden van een ramp van grote omvang of een pandemie.
    Hetzelfde geldt voor noodzakelijke disciplinerende en controlerende maatregelen, maar ook voor gedragsbeïnvloeding door sancties en communicatie.
    De reikwijdte van de overheid kan/moet soms verder gaan dan de optelsom van de individuele belangen.

Comments are closed.