Door Florian van der Zee (student Radboud Universiteit Nijmegen)

Het vertrouwen van burgers in ‘de politiek’ – in de overheid, in de politieke instituties, in het kabinet – is de afgelopen maanden gedaald, meldde de NRC de dag voor Prinsjesdag. Een mooie gelegenheid om terug te blikken op Mark Ruttes uitspraak over vertrouwensherstel eerder dit jaar.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Hoe zat het ook alweer? Toen (toen het vertrouwen blijkbaar nog hoog was) hoorden we Rutte de notie van ‘macht en tegenmacht’ omarmen. Daar had hij radicale ideeën over. En die zouden moeten leiden tot vertrouwensherstel, na ongekend onrecht en herhaalde vergeetachtigheid.

Maar waarom zouden macht en tegenmacht eigenlijk moeten leiden tot vertrouwensherstel? Tegenmacht geeft immers vorm aan wantrouwen – en is wantrouwen niet juist het tegendeel van vertrouwen? Is Mark Rutte niet als een dief die tegen een winkelier zegt: ‘Tuurlijk kan je me vertrouwen! Zorg er gewoon voor dat je me laat volgen door een beveiliger’?

Hoe het ook zij, de kranten staan nu al maanden vol met dit begrippenpaar – maanden waarin het vertrouwen in ‘de politiek’ dus langzaam wegebde. Was het dan misschien tóch gek om te hopen dat het spreken over regering en parlement in termen van macht en tegenmacht vertrouwen zou herstellen?

En de eenheid dan?

Veel hedendaagse politiek filosofen zouden stellen van niet. Volgens de republikein Philip Pettit is de staat bijvoorbeeld noodzakelijk voor de bescherming van de vrijheid van zijn burgers. Maar om te voorkomen dat de staat zelf de vrijheid van zijn burgers ondergraaft, moeten de burgers de staat beheersen. Daarbij helpt het om verschillende staatsmachten elkaar te laten controleren, omdat dat de vorming van een verenigd machtsblok tegenover de burgers voorkomt.

Machtenscheiding is nog wenselijker wanneer elke maatschappelijke ordening een uitgesloten ‘ander’ nodig heeft, zoals de radicaaldemocraat Chantal Mouffe argumenteert. Want als de uitsluiting van een ‘ander’ onvermijdelijk is, dan is conflict dat ook. De machtenscheiding helpt een ruimte open te houden waarbinnen conflict zich geweldloos kan uiten en de emancipatie van de ‘ander’ mogelijk blijft.

Waarom zouden macht en tegenmacht eigenlijk moeten leiden tot vertrouwensherstel?

Wat de filosoof Georg W. F. Hegel (1770-1831) betreft, is het spreken in termen van macht en tegenmacht overigens wel degelijk problematisch. Ja, dacht hij, een staat moet uit verschillende machten bestaan: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en een monarch als verenigende kers op de taart. Simpelweg omdat een verdeling van taken als wetgeving en bestuur redelijk is. Beschrijven we de staatsmachten echter alsof ze elkaar controleren, dan plaatsen we hen tegenover elkaar en tegenover ons, als actoren om te wantrouwen.

Oftewel, volgens Hegel ondergraaft tegenmacht de eenheid van de staat. Dat roept de vraag op hoe we de door Pettit en (nog sterker) door Mouffe benadrukte verdeeldheid kunnen rijmen met politieke eenheid. Daarbij kan de rechtsfilosoof Hans Lindahl ons helpen.

Welk volk?

Volgen we Lindahl, dan kunnen we stellen dat Hegel in zijn visie op de staatsmachten de paradoxale aard van politieke eenheid lijkt te miskennen. De paradox is voelbaar in het verwarrende karakter van democratie. In een democratie ligt ‘de macht’ bij ‘het volk’. Dat is fijn, want dat zijn wij – toch?

Maar wat willen wij? Een veganistische burger of een biefstuk? Zonne-energie of banen bij de kolencentrale? Het is makkelijk te weten wat je wil, tot je een volk bent.

Volgens Lindahls analyse komt de verwarring voort uit het feit dat het volk ontsnapt aan iedereen die namens het volk dient of probeert te spreken. De politieke actor die een bepaalde wil als de wil van het volk verkondigt, verwijst naar een willend collectief dat er nog niet is, in de hoop dat het er komt. De milieuactivist die ‘Nederland wil windmolens!’ roept, hoeft geen feitelijke uitspraak te doen. Een activistische ‘Nederland wil …’-uitspraak is veeleer een uitspraak die feit hoopt te worden.

Het is makkelijk te weten wat je wil, tot je een volk bent

Deze dynamiek gaat niet enkel op voor burgers of politici die stellen namens het hele volk te spreken. Ook in staatsbesluiten zoals beleid, wetten en internationale verdragen komt een collectieve wil tot uiting: ‘Nederland wil’ samen met andere landen de uitstoot van broeikasgassen terugdringen, ‘Nederland wil’ geen discriminatie “wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook”, enzovoort.

Lindahls analyse wijst erop dat zulke wilsuitingen Nederland en daarmee het Nederlandse volk scheppen. Er is geen reeds verenigd volk dat angstvallig wacht tot het zich als willend collectief openbaart. Een willend collectief als ‘Nederland’ of ‘het Nederlandse volk’ berust op een moment van fictie. Het ontstaat doordat het voorgesteld wordt, zoals in de wilsuiting die naar het willende collectief verwijst.

Democratie: vertrouwen door wantrouwen

Democratie, stelt Lindahl, erkent het paradoxale, fictieve karakter van een willend collectief als ‘het volk’. Een democratisch bestel heeft daarom de moeilijke taak om mensen te laten spreken namens het volk en tegelijk te tonen dat zij eigenlijk niet met het volk samenvallen. Dat is waar tegenmacht komt kijken. Tegenmacht beschermt ‘ons’ tegen ‘ons’-zelf. Niet enkel voorkomt tegenmacht dat mensen al te gemakkelijk de immense autoriteit van ‘het volk’ opeisen, het symboliseert ook de voortdurende onmogelijkheid het volk te vinden.

Tegenmacht beschermt ons tegen onszelf

Zo bezien is het dus zeker niet gek om tegenmacht, inclusief het bijbehorende wantrouwen, aan te grijpen voor politiek vertrouwensherstel. Daarbij dient overigens wel gevraagd te worden wélk vertrouwen tegenmacht precies kan herstellen of versterken. Dat is het vertrouwen in de politieke orde in het algemeen, in de verdeelde staatsmacht. De notie van ‘macht en tegenmacht’ laat de vraag naar de invulling van de bij die orde horende functies onbeantwoord.

Ik wil maar zeggen: vergeetachtige politici of zij die ongekend onrecht toestaan zijn geen onlosmakelijke onderdelen van de verschillende staatsmachten. Zij verdienen geheel eigen beoordelingen.

Verder lezen

Hegel, G. W. F. (2014). Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie. Vertaald door Willem Visser. Amsterdam: Boom.

Lindahl, H. (2009). Constituent Power and Reflexive Identity: Towards an Ontology of Collective Selfhood. In: Martin Loughlin en Neil Walker (reds.), The Paradox of Constitutionalism: Constituent Power and Constitutional Form. Oxford: Oxford University Press.

Mouffe, C. (2013). Hegemony, Radical Democracy, and the Political. Onder redactie van James Martin. Abingdon, Oxfordshire: Routledge.

Pettit, P. (2014). On the People’s Terms. A Republican Theory and Model of Democracy. Cambridge: Cambridge University Press.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. In ons theoretisch beste politieke bestel van democratisch gekozen vertegenwoordiging dient de 2e kamer het volk te vertegenwoordigen en de regering die regeert te controleren, de 1e kamer de nieuwe wetten te analyseren op uitvoerbaarheid, de Raad van State de hoogste algemene bestuursrechter en adviseur van regering en parlement te zijn, en de rechtspraak de omgang met de wet te toetsen.
    In de praktijk vervullen vooral de eerste actoren in een overigens goede structuur hun taak suboptimaal. Te veel is gericht op het behoud van politieke macht en functie, dus intern gericht, en te weinig op de zuivere taakinhoud. Daarin dient bijvoorbeeld de 2e kamer een minister of gehele regering naar huis te sturen als verlengde arm van het volk als grove en structurele fouten worden gemaakt op hoofdzaken. Dit zou veel frequenter moeten gebeuren. Kamer laat je tanden zien, je hebt de macht, gebruik deze dan ook en laat iedereen zich houden aan zijn primaire verantwoordelijkheid.

Comments are closed.