Door Philipp Stehr (Universiteit Utrecht)

Door Savriël Dillingh (Erasmus School of Philosophy)

In september stemde 56% van de Berlijnse inwoners tijdens een referendum voor het onteigenen van haar allergrootste vastgoedreuzen: een unicum. Ook in Nederland vloog het referendum niet onder de radar. Want waar Berlijn met een gigantische wooncrisis kampt, is de Nederlandse woningmarkt niet minder oververhit. Wat kunnen Nederlandse activisten van dit Berlijnse succes leren?

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

We moeten natuurlijk eerst weten wat het Berlijnse voorstel inhoudt. Het referendum begon ongeveer drie-en-een-half jaar geleden als een grassroots sociale beweging. Middels het referendum vraagt de beweging de Berlijnse senaat (Berlijn heeft een eigen senaat omdat het een zelfstandige deelstaat is) om woonaandelen in het bezit van winstgevende bedrijven met meer dan drieduizend flats naar publieksbezit te vertalen. Effectief worden de bedrijven dus volledig onteigend.

Eenmaal in publiek bezit moeten de flats worden beheerd door een nieuw publiek instituut met een divers bestuur, bestaande uit een gelijk aantal huurders, werknemers van het instituut, Berlijnse algemene afgevaardigden en afgevaardigden uit de Berlijnse senaat. New Management, dus.

Een radicaal plan

Dit vernieuwende maar radicale plan zou niet misstaan in de Nederlandse woningmarkt. Onze woningcorporaties bouwen tegenwoordig ongeveer de helft minder woningen dan ze in 2013 bouwden – het jaar dat de verhuurdersheffing werd ingevoerd.

Anno 2021 kost een huis gemiddeld zo’n 360.000 euro, te veel voor de meeste woningzoekende starters. Ook wordt er gemiddeld 21.000 euro overboden. Het gevolg is dat volgens het Nibud ongeveer 800.000 huurders te veel huur betalen voor het salaris dat ze ontvangen. Tegelijkertijd is het aandeel sociale huurwoningen met ongeveer 100.000 woningen gedaald. De cijfers liegen niet: ook de Nederlandse woningmarkt vereist een nieuw idee.

Het Berlijnse succes berust op belangrijke inzichten uit de politieke filosofie van het bedrijf

De beweging achter het succesvolle Berlijnse voorstel om de markt te reguleren, nam enkele belangrijke inzichten uit de politieke filosofie van het bedrijf over. Een eventueel Nederlands plan zou er goed aan doen van deze inzichten te leren. We sommen ze hieronder op.

Les 1: Wooncorporaties hebben plichten aan de burger

In 2013 schreef David Ciepley een baanbrekend paper waarin hij de historische en juridische fundamenten van het moderne bedrijf onderzocht. Ciepley liet zien dat de BV – het ‘Besloten Vennootschap’ waarbij een bedrijf wordt opgedeeld in aandelen – eigenlijk helemaal niet als puur privaat (in tegenstelling tot publiek) kan worden gezien.

BV’s zien we normaliter als het summum van privaat, met hun aandeelhouders en focus op winstmaximalisatie. “De sociale verantwoordelijkheid van bedrijven is om hun winst te vergroten”, aldus de wereldbekende econoom Milton Friedman. Maar Ciepley toonde aan dat BV’s van de staat enkele bijzondere privileges krijgen die andere rechtsvormen helemaal niet krijgen, zoals gelimiteerde aansprakelijkheid.

BV’s zijn kindjes van de overheid

Door middel van de gelimiteerde aansprakelijkheid wordt het makkelijker gemaakt voor geldschieters om in een BV te investeren, zodat de BV’s hun economische doelen kunnen behalen. Deze doelen zouden niet alleen de winstmarge, maar ook het algemeen belang moeten dienen. Vandaar de privileges.

Vanwege de speciale wettelijke constructie zien filosofen zoals Ciepley BV’s als politieke instituties. Ze zijn niet slechts een uitdrukking van de economische vrijheden van ondernemers. Dan hadden deze mensen net zo goed een eenmanszaak of vof op kunnen richten. Nee, BV’s zijn eigenlijk kindjes van de overheid.

Naast extra privileges hebben BV’s volgens politiek filosofen als Ciepley daarom ook extra morele en politieke plichten: zij moeten hun handelen nauwgezet kunnen rechtvaardigen en ze zijn fundamenteel verplicht om niet alleen hun eigen, private doelen te behalen, maar ook het algemeen belang te dienen. Daarom is het streng reguleren van BV’s – om hen vriendelijk doch krachtig op de publieke zaak te wijzen – al snel gerechtvaardigd.

Het Berlijnse onteigeningsinitiatief riep de wooncorporaties op zich te rechtvaardigen. Het omschreef het gedrag van de corporaties niet alleen als het tekortschieten van hun plichten aan huurders, maar aan de stadsgemeenschap in zijn geheel. Huurverhogingen, achterstallig onderhoud en intimiderend gedrag staan in dienst van de winstmarge en niet van de huurders.

BV’s hebben de morele plicht om het algemeen belang te dienen

In hetzelfde kader doen discriminerend huurbeleid, een gebrek aan nieuwbouw en strategisch leegstaande huizen afbreuk aan het welzijn in de stad. Het Berlijnse initiatief beoordeelt de corporaties dus, zoals Ciepley beargumenteert, aan de hand van hoe zij hun privileges gebruiken voor het algemeen belang. En hun falen is een argument voor staatsinterventie.

Les 2: Wooncorporaties moeten democratisch zijn

Het Berlijnse plan bevraagt de verdeling van macht binnen BV’s. Waarom zouden de huurders die in huizen van woon-BV’s wonen niets te zeggen hebben over wat die BV’s met hun huizen doen? Verdedigers van democratie op de werkvloer beargumenteren dat het bij BV’s serieus schort aan democratische inspraak.

Leidinggevenden hebben nagenoeg dictatoriale macht over hun werknemers, die op hun beurt vrij weinig te zeggen hebben. Vaak bestaat er niet eens een methode om bezwaar te maken tegen een beslissing van bovenaf. Werkvloerdemocraten redeneren dat er eigenlijk geen toereikend argument is om de democratie op te laten houden achter de voordeur van het bedrijf. Een rechtvaardige BV vereist inspraak van al haar ‘stakeholders’.

Het Berlijnse initiatief kwam met een nieuwe, praktische suggestie om democratische inspraak beter te waarborgen. Huurders, bewoners en de stadsgemeenschap worden begrepen als aparte partijen die eigen rechtmatige democratische rechten hebben. Die rechten vertalen zich in een bestuursstructuur met evenredige participatie.

Er is geen reden om de democratie op te laten houden achter de voordeur van het bedrijf

Zo’n radicaal voorstel is alleen mogelijk als het roer ook omgaat aan de kant van het eigenaarschap. Het nieuwe Berlijnse wooninstituut zou de private sector en het privaatrecht volledig achter zich laten om een publiek instituut onder het publieksrecht te worden. Net zoals, bijvoorbeeld, de Nederlandse publieke omroep.

De woonaandelen worden gebruikt voor een publiek doel en kunnen nooit meer verkocht worden. Zo wordt wonen losgekoppeld van marktprikkels op grond van het argument dat BV’s naast privileges ook bepaalde plichten hebben.

Les 3: Praktische filosofie begint bij sociale bewegingen

Dan een algemenere les: waar bedrijfsethici en werkvloerdemocraten vooral op de kracht van hun argumenten vertrouwen, liet het Berlijnse referendum zien dat een sociale beweging theorie tot leven kan brengen. In Berlijn werden bijvoorbeeld partijen gemobiliseerd die normaliter niet worden gezien als deel van een specifieke wooncorporatie. Alle huurders werden aangesproken. De politiek was slechts de laatste stap.

Ook in Nederland houden filosofen zich meer bezig met het huidige politieke bestel en minder met hoe die politiek tot stand komt in de praktijk. Voordat een gemeenteraad of een Tweede Kamer ergens over beslist, heeft een voorstel of idee al een lange weg afgelegd. Diepgaande verandering komt echter vrijwel altijd eerst uit sociale bewegingen. Niet de beleidsmakers, maar de mensen die worden geraakt door losgezongen BV’s zijn dus het relevante contactpunt.

Echte verandering komt uit sociale bewegingen

Op 12 september werd het Woonprotest in Amsterdam bezocht door ongeveer tienduizend mensen. Een volgend protest in Rotterdam mocht zevenduizend mensen verwelkomen, en ook andere steden krijgen hun eigen woondemonstratie. Nederlandse filosofen die hun theorie in de praktijk willen brengen, moeten zich niet enkel op beleidsmakers, maar juist op dit soort bewegingen richten. Andersom moeten beleidsmakers leren van de filosofie die woonactivisten in praktijk brengen.

Verder lezen

David Ciepley (2013). ‘Beyond Public and Private: Toward a Political Theory of the Corporation’. American Political Science Review 107, nr. 1, 139-158.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Goede analyse van het probleem van autonomie van bedrijven, die zich kennelijk kunnen permitteren geen maatschappelijke doelen na te streven. Laten we ophouden met het definiëren van bedrijven en hun doelstellingen, BV’s of NV’s, uit lang vervlogen tijden, vergeet ook de kortzichtige en egoïstische Friedman en cs.
    Kijk naar de grote maatschappelijke problemen en maak ook bedrijven eigenaar van en verantwoordelijk voor de oplossingen.
    Zo moeten supermarkten alleen gezond en klimaatvriendelijk voedsel verkopen, metaalbedrijven CO2 neutraal en geschikt metaal produceren, sociale media echt sociaal zijn, projectontwikkelaars betaalbare goede, klimaatvriendelijke woningen realiseren, en woningbouwcorporaties primair betaalbare woningen voor de lage inkomens laten bouwen.
    Werknemers in alle bedrijven moeten zeggenschap en een aandeel krijgen. Het is ook hun werk, bijdrage aan de continuïteit van het bedrijf, bijdrage aan de maatschappij, verantwoordelijkheid, eigenaarschap van hun eigen werk en het resultaat.

Comments are closed.