Door Wouter Cohen (University of Cambridge)

De zin ‘Mark Rutte is politicus’ is overduidelijk waar. Een pedante taalfilosoof wil uitleg: waarom is deze zin waar? Intuïtief gaat de uitleg ongeveer zo: ‘Mark Rutte’ is een naam die naar een specifiek persoon verwijst, en die persoon voldoet aan alle voorwaarden die we associëren met het concept ‘politicus’. So far, so good.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Volgende zin: ‘De premier van Nederland is politicus’. Weer waar, en de uitleg is grofweg hetzelfde: ‘de premier van Nederland’ is misschien niet een naam zoals ‘Mark Rutte’ dat is, maar toch wel een uitdrukking die, net als ‘Mark Rutte’, naar een specifiek persoon verwijst – en die persoon voldoet aan alle voorwaarden van het concept ‘politicus’. Tot zover lijken er nog steeds geen problemen te zijn.

Een pedante taalfilosoof wil uitlegen: waarom is deze zin waar?

Maar neem nu de volgende zin: ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’. Mark Rutte heeft natuurlijk helemaal geen dochter, dus ‘de dochter van Mark Rutte’ verwijst naar precies niets.

Wat kunnen we over de zin zeggen? Is ’ie onwaar omdat Mark Rutte geen dochter heeft? Of is ’ie noch waar, noch onwaar, aangezien de lijst van twintigjarigen Ruttes dochter niet bevat en de lijst van niet-twintigjarigen de dochter ook niet bevat? En wat te doen met de zin ‘de dochter van Mark Rutte is niet twintig jaar oud’: is deze waar?

Bertrand Russell (1872–1970) bedacht een (onder filosofen) beroemde theorie waarmee hij deze vragen kon beantwoorden. Maar voordat ik die kan introduceren, moet ik eerst de historische context schetsen.

Waar noch onwaar

De Duitse filosoof Gottlob Frege (1848–1925) had namelijk al een oplossing voor het probleem. Hij stelde dat beide zinnen—zowel de zin ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ als de zin ‘de dochter van Mark Rutte is niet twintig jaar oud’—wel betekenisvol zijn, maar toch noch waar noch onwaar zijn.

Frege dacht namelijk dat een zin alleen waar of onwaar kan zijn als elke uitdrukking in de zin naar iets verwijst. De intuïtie is dat we op zoek moeten naar de dochter van Mark Rutte om de status van ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ te bepalen. Als Mark Rutte geen dochter heeft, dan kunnen we niet vaststellen of die wel of niet twintig jaar oud is en dus kan de zin ook niet waar of onwaar zijn.

Volgens Meinong zijn de vierkante cirkel, de gemiddelde Nederlander en het grootste priemgetal ook objecten

Er zijn een aantal problemen met Freges theorie. De interessantste is misschien deze: de zin ‘de dochter van Mark Rutte bestaat helemaal niet’ is ontegenzeggelijk waar. Sterker nog, als je iemand ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ hoort zeggen, dan is het een volkomen begrijpelijke reactie om te zeggen dat de dochter van Mark Rutte helemaal niet bestaat.

Maar in Freges theorie is de zin ‘de dochter van Mark Rutte bestaat helemaal niet’ dus niet waar (en ook niet onwaar), simpelweg omdat ‘de dochter van Mark Rutte’ nergens naar verwijst.

Abstracte objecten

Freges theorie kan dus niet volstaan. Maar er is nog een hele andere theorie in de aanbieding: de Oostenrijkse filosoof Alexius Meinong (1853–1920) stelde dat ‘de dochter van Mark Rutte’ wel naar iets verwijst.

Meinong dacht dat vrijwel elk zelfstandig naamwoord van de vorm ‘de …’ of ‘het …’ naar een object verwijst. Sommige van die objecten bestaan, sommige niet. Hij accepteerde niet alleen de dochter van Mark Rutte als object, maar ook nog veel raardere dingen zoals de vierkante cirkel, de gemiddelde Nederlander en het grootste priemgetal. Uiteraard kun je deze objecten niet tegen het lijf lopen: ze zijn niet concreet, zoals tafels en stoelen, maar abstract,net als getallen en concepten.

Het idee dat er objecten zijn die niet bestaan, is behoorlijk mysterieus

De zin ‘de dochter van Mark Rutte bestaat helemaal niet’ is voor Meinong dus waar omdat ‘de dochter van Mark Rutte’ wel naar een object verwijst, en dat object bestaat niet.

In zijn boek Principles of Mathematics uit 1903, onderschreef Russell Meinongs theorie. Achteraf was hij daar niet helemaal gelukkig mee. Het zou in ieder geval veel beter zijn als we een goede theorie hadden zonder al die gekke objecten, dacht Russell. Het idee dat er objecten zijn die niet bestaan, is op zich al behoorlijk mysterieus.

Wat te doen?

Freges en Meinongs alternatieven voldoen niet om het probleem van ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ op te lossen. Freges theorie werkt niet omdat eruit volgt dat de zin ‘de dochter van Mark Rutte bestaat niet’ niet waar is; Meinongs theorie omdat die gebaseerd is op het tegen-intuïtieve idee dat ‘de dochter van Mark Rutte’ wel verwijst, namelijk naar een niet-bestaand object.

Wat te doen, wat te doen? Russell wil een theorie waarin (i) de zin ‘de dochter van Mark Rutte bestaat niet’ waar is maar (ii) ‘de dochter van Mark Rutte’ toch nergens naar verwijst.

Context

Russells cruciale idee is dat zelfstandig naamwoorden zoals ‘de premier van Nederland’ en ‘de dochter van Mark Rutte’ meer lijken op uitdrukkingen als ‘elke filosoof’ of ‘sommige mensen’ dan op namen als ‘Mark Rutte’ of ‘Ludwig Wittgenstein’.

Dit idee grijpt terug op Frege. Frege had al ingezien dat in de zin ‘elke filosoof is slim’, de woorden ‘elke filosoof’ niet naar een object verwijzen. De structuur van die zin is dus heel anders dan die van ‘Mark Rutte is slim’.

Sommige uitdrukkingen, zoals ‘elke filosoof’, hebben alleen betekenis in de context van een zin

Frege analyseerde de zin ‘elke filosoof is slim’ als volgt: voor elke x geldt, als x een filosoof is, dan is x slim. De zin ‘sommige filosofen zijn slim’ gaf hij een soortgelijke uitleg: er is ten minste één x waarvoor geldt dat x een filosoof is en dat x slim is. In deze analyses vind je helemaal geen objecten die corresponderen met ‘elke filosoof’ of ‘sommige filosofen’.

Russell was het in zijn latere werk met Frege eens. Je kunt niet vragen: waar verwijst ‘elke filosoof’ naar? Daar is namelijk geen antwoord op: je kunt niet naar een object wijzen om de betekenis duidelijk te maken. In plaats daarvan hebben ‘elke filosoof’, ‘sommige filosofen’ en dergelijke uitdrukkingen alleen betekenis in de context van een zin.

Analyse

Aangezien Russell dacht dat zelfstandig naamwoorden van de vorm ‘de …’ en ‘het …’ net als ‘elke filosoof’ functioneren, benaderde hij de zin ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ net als ‘elke filosoof is slim’. Je moet niet vragen: waar verwijst ‘de dochter van Mark Rutte’ naar? Nee, je moet de zin eerst analyseren. Dan blijkt dat je helemaal geen object waar ‘de dochter van Mark Rutte’ naar verwijst nodig hebt.

Russell analyseert de zin ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ dan ook als volgt: voor precies één x geldt dat x een dochter van Mark Rutte is, en deze x is twintig jaar oud. Het verschil tussen ‘een dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ en ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ is dat de eerste zegt dat tenminste één dochter van Mark Rutte twintig jaar oud is, terwijl de tweede zegt dat Mark Rutte precies één dochter heeft en dat die twintig jaar oud is.

Russell vraagt niet waar een woord naar verwijst; hij wil eerst de zin analyseren

De zin ‘de dochter van Mark Rutte is twintig jaar oud’ kan nu op twee manieren onwaar zijn. Alleerst zou het zo kunnen zijn dat Mark Rutte precies één dochter heeft en dat die dochter niet twintig jaar oud is. Maar het zou ook kunnen dat Mark Rutte helemaal geen dochter heeft, of twee of meer dochters. In beide gevallen is ‘er is precies één x zodat x een dochter van Mark Rutte is, en deze x is twintig jaar oud’ onwaar.

Mark Ruttes dochter bestaat niet

Hoe nu om te gaan met de zin ‘de dochter van Mark Rutte bestaat niet’? Voor Russell is dat probleem nu gebakken koek. De zin verandert simpelweg in: het is niet het geval dat voor precies één x geldt dat x een dochter van Mark Rutte is. En dat is duidelijk waar.

Dus het is Russell gelukt: hij heeft een theorie waarin (i) de zin ‘de dochter van Mark Rutte bestaat niet’ waar is en (ii) ‘de dochter van Mark Rutte’ nergens naar verwijst.

Toch blijft de theorie iets geks hebben. Hoewel Russell recht doet aan de intuïtie dat ‘de dochter van Mark Rutte’ nergens naar verwijst, gaat dat ten koste van een hele andere intuïtie, namelijk dat ‘de premier van Nederland’ wel verwijst. Volgens Russell moet je niet vragen waar ‘de premier van Nederland’ naar verwijst: deze uitdrukking is, net als ‘elke filosoof’, geen verwijzende uitdrukking. Laat Mark Rutte het maar niet horen…

Ik wil Laura Molenaar bedanken voor feedback op een eerdere versie van dit stuk.

Verder lezen

Bertrand Russell. 1905. ‘On denoting’. Mind 14: 479–493.

Bertrand Russell. 1959. My Philosophical Development. Simon and Schuster.

Michael Beaney. 1997. The Frege Reader. Blackwell.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

6 Comments

  1. Filosofie betekent: ” houden van wijsheid”. De vraag is of een dergelijke benadering van de waarheid in taal van wijsheid getuigt. Immers taal is primair een communicatiemiddel. En dient, in al zijn verfijnde nuanceringen, de boodschap juist helder over te brengen zodat de ander begrijpt wat bedoeld wordt. Deze redeneringen ondersteunen m.i. de taal hierin niet, scheppen juist verwarring en ondersteunen zelfs de wijste filosoof niet in de zoektocht naar wijsheid in taal.

    1. Communicatie vereist in bepaalde gevallen wèl een sluitende bepaling van gebruikte begrippen (maar, inderdaad, in veel gevallen ook niet). Denk bijvoorbeeld aan de zin ‘God heeft alles geschapen’. Communicatie over zo’n zin is alleen mogelijk als volstrekt helder is wat elke participant exact bedoelt. Wat er gebeurt als je dat niet doet is uitstekend te zien bij veel hedendaagse franse filosofen, waar je na drie zinnen denkt: waar gáát dit eigenlijk over.

  2. Beste Wouter,
    Tot mijn spijt heb ik geen zin meer om hier ooit nog te reageren, door onophoudelijke boodschappen ‘je reactie is te lang’ (viermaal na elkaar, zelfs 182 woorden was nog steeds ’te lang’).
    Veel geluk met uw taalspelletjes.

  3. Boukema over On denoting, Frege en Meinong.
    Zijn dissertatie is “een poging de vruchtbaarheid van een “dialectische analyse” aan te tonen door die toe te passen op een geducht en veelbesproken stukje uit de geschiedenis van de vroege analytische filosofie.”

  4. Anders benaderd, minder filosofisch en meer natuurwetenschappelijk; De bewering van zijn te analyseren naar de betekenis en definitie van het begrip, natuurwetenschappelijk zijn dat warneembare items, waaraan gemeten wordt of de materie voldoet aan de definitei die eraan gegeven is op de werkvloer, wrkvloer van chemici, fysici, biologen, en ook artsen. Op die werkvloeren is sprake an eenduidigheid.
    Maar die eenduidigheid mist de werkvloer van juristen, politici, wereldverbeteraars.

Comments are closed.