Door Bart Leenman (Research Master Student, Radboud Universiteit Nijmegen)

Op vier mei was in Nederland de Nationale Dodenherdenking. Dat afgelopen herdenking bijzonder was, kwam niet zozeer doordat er na twee jaar corona weer mensen aanwezig waren op de Dam of doordat actuele omstandigheden deze herdenking overschaduwden. In plaats daarvan was ik geïntrigeerd door de toespraak van Nederlands historicus en literatuurcriticus Hans Goedkoop.

Tijdens de herdenkingsdienst in de Nieuwe Kerk in Amsterdam vertelde Goedkoop over het concentratiekamp Bergen-Belsen en de Joodse jurist Abel Herzberg, een gevangene in dit kamp. Goedkoop vertelde hoe Herzberg in 1944 in dit concentratiekamp een ‘rechtbank’ oprichtte en daarmee de vraag stelde naar wat mag en wat niet mag. De kampbewoners verzamelden zich tussen de barakken om recht te spreken over medekampbewoners. Het stichten van een rechtsorde in een concentratiekamp getuigt volgens Goedkoop van het eerste principe van de menselijke beschaving: “de erkenning dat er iets is dat mag en iets dat niet mag.” Precies de afwezigheid van dit besef binnen de nazi-bureaucratie kun je als oorzaak aanduiden van de verschrikkingen in die oorlog.

Het kwaad en de samenleving

Na de Tweede Wereldoorlog omarmde burgers wereldwijd het idee dat de verschrikkingen van diezelfde oorlog nooit meer plaats mochten vinden. De systematische uitroeiing en ‘ontrechting’ van mensen op basis van nationaliteit, ras of religie mocht nooit gebeuren. Dit idee verdedigend, klampte men zich vast aan de rechtsorde en de daarbij komende wetten. Maar wat als juist deze rechtsorde en deze wetten nieuwe bronnen van ‘ontrechting’ worden? Wat als het kwaad, op slinkse wijze, zich weer een weg naar binnen weet te vinden in onze maatschappij?  

Als de mensen hun eigen kwaad niet (willen) zien, hoe blijven we dan op het rechte pad?

Het kwaad van de Tweede Wereldoorlog blijft niet beperkt tot sadistische SS’ers of politieke machtswellustelingen. De oorlogsmachine van de Nazi’s draaide op de handen van talloze hardwerkende, doodgewone, beschaafde en ogenschijnlijk vriendelijke mensen. Het zou absurd zijn om deze mensen te veroordelen voor de daden van een sadistische SS’er, maar het legt ons wel de vraag voor, zoals Goedkoop hem stelde: “Als de mens zijn eigen kwaad niet ziet, hoe hou je vast aan wat er mag en wat er niet mag?” Als de mensen hun eigen kwaad niet (willen) zien, hoe blijven we dan op het rechte pad? Zodra mensen deze vraag uit het oog verliezen, verliezen we de strijd met het kwaad en krijgt het voorzichtig weer een plek in ons leven.

De banaliteit van het kwaad

De Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt noemde dit in haar boek Eichmann in Jeruzalem (1963) ‘de banaliteit van het kwaad.’ Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte Arendt vanwege haar Joodse komaf voor het nationaalsocialistische geweld. Hoewel de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog haar persoonlijk raakte en haar verdreef uit haar thuisland, bleek zij in staat tot een scherpe analyse van het kwaad. In haar beschrijving van het Eichmann-proces in Jeruzalem, concludeerde ze dat Adolf Eichmann, als verantwoordelijke voor het transport van Joden naar de concentratiekampen, eerder banaal was dan monsterlijk. Eichmanns kwaad was verhuld in cijfers, papieren, regels en wetten.

Kent onze samenleving bureaucratische systemen die mensen per ongeluk als fraudeur bestempelen?

Dat maatschappelijke systemen zich schuldig maken aan het kwaad is niet alleen terug te vinden in Arendts ‘banaliteit van het kwaad’; het is ook een centraal thema in het politiek-filosofische werk van Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. In zijn boek Homo Sacer: De soevereine macht en het naakte leven (1995), beschrijft Agamben hoe politieke en juridische systemen veranderen in gewelddadige systemen. Politieke en juridische systemen schrijven wetten en regels voor om mensen te beschermen. Hierdoor worden mensen ‘opgenomen’ binnen het domein van de wet. Het probleem is echter dat dit impliceert dat er ook een domein is ‘buiten’ de wet.

Het kwaad is nooit echt uit onze rechtsorde verdwenen, maar ermee verworven

Buiten de wet bevinden zich mensen die niet onder deze regels en wetten vallen of de privileges van deze wetten en regels verloren zijn. Denk hierbij aan de kampbewoners in de Tweede Wereldoorlog. Het is volgens Agamben problematisch dat het domein ‘buiten’ de wet alleen kan bestaan omdat er ook een domein is ‘binnen’ de wet. De concentratiekampen in Nazi-Duitsland konden alleen gevuld worden omdat er regels en wetten waren die beschreven wie wel en wie niet tot het Duitse rijk behoorde.

Wat Agamben hiermee wil laten zien is dat het kwaad nooit echt uit onze rechtsorde verdwenen is, maar ermee verworven is. Agamben stelt zelfs dat het domein van ‘buiten’ de wet steeds vaker de ‘normale’ situatie wordt.

Als voorbeeld hiervan noemt hij vluchtelingen. Drijvend tussen Europa en Afrika worden de rechten van deze mensen massaal genegeerd en verworpen. Deze mensen leven, ondanks de universele verklaring van de rechten van de mens, buiten de het domein van de wet. Het kwaad kan niet uitgebannen worden door wetten of regels, maar kan enkel geconfronteerd worden door in de spiegel te kijken en onszelf de vraag te stellen die Goedkoop ons stelde: “Hoe houden we vast aan wat mag en wat niet mag?” Wanneer worden regels en wetten gewelddadig?

Ons morele kompas

Als het kwaad op deze slinkse en toch banale wijze samenlevingen binnendringt, waar bevindt het zich dan in onze samenleving? Zijn er in onze samenleving voorbeelden te noemen van banale mensen, of banale bureaucratische systemen, die mensen per ongeluk als fraudeur bestempelen? Zijn er in onze samenleving voorbeelden te noemen van mensen die niet welkom zijn en worden tegengehouden langs de (Europese) landsgrenzen door zogenoemde ‘pushbacks’? Zijn er in onze samenleving voorbeelden van mensen die gemeden worden in de publieke ruimte? Is onze samenleving schuldig aan zelfverrijking door geld of goederen afkomstig van dieven, criminelen of oorlogszuchtige politieke leiders?

4 mei gaat snel weer voorbij, gevolgd door de luchtigere bevrijdingsfestivals van de dag er na. Toch is het verhaal hiermee niet uit. Goedkoop stelde zijn vraag niet in een loze context, maar situeerde zijn verhaal in de context van de oorlog die woedt op het Europese continent.

Nu komt het aan op ons morele kompas. Het is tijd om het uit de kast te halen en het af te stoffen, want het is nooit te laat om het juiste te doen, nooit te laat geconfronteerd te worden met het sluimerende kwaad in jezelf en onze samenleving, nooit te laat om jezelf en de maatschappij een spiegel voor te houden. Juist wanneer het kwaad sluimert!

Verder lezen:

Agamben, Giorgio, en Ineke van der Burg. Homo Sacer: De Soevereine Macht En Het Naakte Leven. Amsterdam: Boom, 2002.

Arendt, Hannah, en Ido de Haan. Eichmann in Jeruzalem: De Banaliteit Van Het Kwaad. Vertaald door W.J.P Scholtz. Dertiende druk. Amsterdam: Olympus, 2021.

Herzberg, Abel J. Eichmann in Jeruzalem. Den Haag: Bakker, 1962.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Allemaal juist, zoals beschreven in dit artikel.
    Maar het gebrek aan omzetting in preventief beleid en preventieve- en snelle- en adequate oplossingsgerichte actie zijn het probleem.
    De oorzaken zijn m.i.:
    . discrepantie macro- en micro beleid,
    . ontbreken moreel kompas bij electoraat en gekozen politici
    . macht ambtenarij met eigen, contraire doelstellingen, “beleid” en uitvoeringsmonopolie
    . zwakke en te laag allooi politici
    . ontbreken van goed- en moreel leiderschap op beslissende posities in alle maatschappelijke sectoren
    . academische wereld met onvoldoende sterke standpunten o.b.v. feiten en te weinig verantwoordelijkheid neemt. In haar opleidingstrajecten het maatschappelijk belang en -verantwoordelijkheid van het eigen handelen niet centraal zet.
    . grote en kortzichtige massa van burgers/electoraat
    . algemeen verwend welvaart denken, gevoed door conservatisme,
    Het ziet ernaar uit dat de wal het schip dan maar moet keren. We zijn op weg naar de wal.

Comments are closed.