Door Michiel Leezenberg (Universiteit van Amsterdam)
Door Friso Timmenga (Rijksuniversiteit Groningen)
Op 26 juni komt bij Boom Filosofie een nieuwe Nederlandse vertaling van Nagarjuna’s Basisverzen van het Middenpad uit. Bij Nader Inzien ging met vertaler Michiel Leezenberg (universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam) in gesprek over deze grote Indiase filosoof. Wie was Nagarjuna? Waarom is zijn filosofie zo verleidelijk? En wat kunnen we vandaag nog van hem leren?
Kan je kort iets vertellen over Nagarjuna en zijn filosofie?
Nagarjuna leefde rond 200 na Christus in India en staat bekend als één van de grootste denkers en vernieuwers van het boeddhisme (op de Boeddha na, natuurlijk). Hij is met name bekend geworden als ontwikkelaar van het begrip sunyata, dat ‘leegte’ betekent. Volgens Nagarjuna zijn alle dingen fundamenteel leeg. Hiermee bedoelt hij dat de dingen die wij om ons heen zien in zekere zin niet echt bestaan. Ze bestaan slechts in een voortdurende beweging van onderlinge afhankelijkheid.
Een klassieke notie van het boeddhisme is dat deze leegte ook op jou en mij van toepassing is: wij bestaan ook niet echt. Grof gezegd zijn wij slechts bundels zintuigen. Zodra wij niet langer hechten aan de illusie dat wij bestaan als onafhankelijke wezens, houdt ons lijden vanzelf op – zo leert het boeddhisme.
Hoe heeft Nagarjuna het boeddhisme beïnvloed?
Volgens Nagarjuna zijn niet alleen de dingen om ons heen voortdurend in beweging, maar ook de begrippen waarmee wij deze dingen proberen te denken. Dit geldt voor centrale begrippen van het boeddhisme, zoals ‘lijden’ of ‘reïncarnatie’. Zelfs het begrip ‘Boeddha’ is uiteindelijk leeg!
Wie houvast zoekt waar die niet bestaat, zal daar vroeg of laat onder gaan lijden
Met ‘leegte’ bedoelt Nagarjuna niet dat deze begrippen betekenisloos zijn. Hun betekenis is echter niet in steen gebeiteld. Ze verwijzen niet naar een eeuwige, onveranderlijke waarheid. We moeten dus niet alleen ons geloof in het onafhankelijk bestaan van onszelf en de dingen om ons heen opgeven. We moeten ook inzien dat begrippen niet los van de wereld van verandering bestaan.
Waarom? Nagarjuna wil ons met zijn Basisverzen van het Middenpad wijzen op het gevaar van krampachtig vasthouden aan begrippen. Het fascinerende is dat deze filosoof daarbij aangeeft dat elke vorm van dogmatisch geloof een bron van lijden is.
Dit ligt in het verlengde van de klassiek-boeddhistische opvatting dat alles zich in een staat van verandering bevindt: wie absolute houvast zoekt waar die niet bestaat, zal daar vroeg of laat onder gaan lijden. Nagarjuna komt dus tot de conclusie dat juist een dogmatisch geloof in de boeddhistische leerstellingen het bereiken van het nirvana, de ultieme verlichting,kan frustreren.
Maar als alle begrippen leeg zijn, wat heeft de filosofie dan nog te vertellen?
Om antwoord te geven op die vraag kunnen we een vergelijking maken tussen Nagarjuna en Wittgenstein. Wittgenstein zei namelijk ook dat je, zodra je de ingewikkelde logische stellingen van zijn beroemde Tractatus hebt begrepen, deze stellingen achter je weg kunt gooien als een gebruikte ladder.
Filosofie was lang een soort levenswijze
Dit betekent niet dat logica en argumenten niet belangrijk zijn. Net als Wittgenstein bouwt Nagarjuna met zijn Basisverzen een zorgvuldige logische redenering op. Maar uiteindelijk wil Nagarjuna geen logisch punt maken, maar een ethisch punt. Dat ethische punt is dat je je moet verlossen van allerlei conceptuele bagage om echt bevrijd te worden. Daarmee is het nirvana reeds hier en nu te bereiken. Maar de paradox is dus dat hij dat standpunt met behulp van logica onderbouwt.
Waarom besloot je om de Basisverzen te vertalen?
Nagarjuna is op dit moment heel populair in de academische filosofie. Omdat hij veel interessante dingen zegt over taalfilosofie en bewustzijnsfilosofie, proberen filosofen zoals Graham Priest hem vandaag de dag weer relevant te maken voor de universiteit. Ik hoop dat mijn vertaling het grondwerk kan leggen voor soortgelijke discussies in Nederland, waar Nagarjuna nog relatief onbekend is – ook onder academische filosofen.
Toch bestaat er een groot verschil tussen Nagarjuna en de hedendaagse academische filosofie. Filosofen aan de universiteit houden zich tegenwoordig vaak bezig met begripsanalyse, terwijl je Nagarjuna beter kunt zien als een soort therapeut. Dit beeld van filosofie als therapie sluit aan bij de manier waarop filosofie in de Griekse oudheid werd beoefend. Destijds zei men dat, zoals een arts voor de aandoeningen van het lichaam zorgde, de filosoof voor de kwellingen van je ziel zorgde. Filosofie was daarmee lang een soort levenswijze, met dagelijkse oefeningen om je van je kwellingen te verlossen.
Dit idee zijn we de laatste twee eeuwen een beetje kwijtgeraakt. Daarmee geven we niet alleen een vertekend beeld van de geschiedenis van de filosofie, maar sluiten we ook veel niet-westerse filosofen bij voorbaat uit. Wat overigens niet wegneemt dat we filosofen als Nagarjuna ook serieus moeten nemen als academisch filosoof! Maar dat was dus niet zijn belangrijkste oogmerk.
Hoe toegankelijk zijn de Basisverzen dan dus voor een breed publiek?
Mijn vertaling van de Basisverzen vereist geen filosofische voorkennis van de lezer. Ik probeer Nagarjuna’s gedachtegoed niet te vertalen naar westers filosofisch jargon, maar juist om hem in zijn eigen termen te vatten. Ook richt mijn vertaling zich niet specifiek tot belijdende boeddhisten, al heb ik voor de zekerheid de Hartsoetra als appendix laten opnemen. Die soetra is een soort stoomcursus boeddhisme.
Je merkt dat Nagarjuna met een spel bezig is dat je wil doorgronden
Toch kun je er niet omheen dat de Basisverzen een uitdagende tekst is. Tijdens het vertalen dacht ik vaak: wat staat hier in godsnaam? Maar de complexiteit van Nagarjuna’s stellingen kan ook juist heel verleidend werken. Want waar is Nagarjuna eigenlijk achter al die logische proposities mee bezig? Je merkt dat hij op de achtergrond met een spel bezig is dat je wil doorgronden.
We kennen je vooral van je boeken over islamitische filosofie, vanwaar de stap naar India?
Mijn interesse in Azië bestaat als sinds mijn studententijd. Als promovendus ging ik op congres naar Japan en heb ik ook Korea en China bezocht. Daar maakte ik kennis met het boeddhisme, taoïsme en confucianisme.
Na mijn promotie publiceerde ik het boek Islamitische filosofie. Dat was in mei 2001. Vier maanden later had de hele wereld het natuurlijk over de islam. Sindsdien heb ik dus lang de reputatie gehad mij met de islam bezig te houden. Maar om je de waarheid te zeggen: ik heb me eigenlijk nooit echt een specialist gevoeld in een bepaald deelgebied van de filosofie.
Michiel Leezenberg is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij onder meer lesgeeft in de niet-Westerse filosofie. Van zijn hand verschenen eerder Wetenschapsfilosofie voor Geesteswetenschappen (2001, met G. de Vries) en Islamitische filosofie: een geschiedenis (2001). Voor dat laatste boek won hij in 2002 de eerste Socratesbeker.
Friso Timmenga is promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij onderzoek doet naar wereldfilosofieën en kennisdiversiteit.
Illustratie door Charlotte Arnoldy.
Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie. |