Door Michael Merry (Universiteit van Amsterdam)

Door Daphne Brandenburg (Rijksuniversiteit Groningen)

Voor het eerst hebben jongeren onder de achttien in Duitsland en België deze maand gestemd, bij de Europese verkiezingen. Nederlandse leeftijdsgenoten hebben dit recht (nog) niet. Te beïnvloedbaar, ze kunnen nog niet verantwoord stemmen, klinkt het. Maar deze tegenwerpingen zijn oneerlijk. Ze gelden namelijk ook voor miljoenen andere burgers die al wel stemrecht hebben.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Het is frappant om deze bezwaren daarmee dan maar weg te wuiven. In een legitieme democratie zou een stem uitdrukking moeten geven aan een eigen en geïnformeerde visie op het algemeen belang. Het feit dat veel burgers die visie niet kunnen vormen is een serieus probleem.

Het lijkt nu alsof we, omdat veel volwassenen niet verantwoord kunnen stemmen, dan ook maar het stemrecht naar jongeren moeten uitbreiden. Zelfs wanneer velen van hen ook nog niet verantwoord kunnen stemmen. Dat is een vreemd argument.

Mijnenveld

Eigenlijk ligt het haast meer voor de hand om dan juist het stemrecht voor al die volwassenen bij wie dit ook zo is verder in te perken. Maar dat opent een gevaarlijke deur naar discriminatie en politiek misbruik. Een betere oplossing is: de leeftijd voor stemrecht verlagen en tegelijkertijd burgers beter in staat stellen om verantwoord te stemmen.

Veel leraren kiezen ervoor het helemaal niet over politiek te hebben

Normaal gesproken ligt die taak bij scholen, en daar zien we een probleem. Voor leraren is het een mijnenveld. Ze krijgen onvoldoende tijd en ondersteuning om dit goed te kunnen doen. Verhitte en verharde gesprekken over migratie, klimaat of oorlogen werken onbegrip in de hand en komen leraren al snel op boze reacties van ouders te staan. Vooral in klassen met verschillende achtergronden en meningen is dit een legitieme zorg.

Veel leraren kiezen daarom de strategie om het maar helemaal niet over politiek te hebben. Begrijpelijk, maar zo leert een leerling niks. Elders omarmen zij een soort pluralisme. Daar leren jongeren om meningen uit te wisselen met anderen, zonder daarover aan de tand gevoeld te worden. Leerlingen worden zo soms zelfs aangemoedigd om geen kritiek te geven op de daders van historische misstanden.

Die benadering verwaarloost het belang van rede en bewijs, de leerlingen hoeven hun standpunten immers niet te verdedigen. Het risico is (bovendien) dat jongeren uit minderheidsgroepen hun ervaringen van feitelijke uitsluiting zien degraderen tot de categorie ‘persoonlijke mening’.

We moeten terug naar de basis: minder uitwisselen van meningen, meer onderwijs

En dan is er nog de strategie om aan leerlingen uit te leggen welk standpunt jij, als leraar, denkt dat juist is. Dit leidt vaak onbedoeld tot een lichte vorm van indoctrinatie. Een eigen standpunt is al snel te eenzijdig. Maar leerlingen zullen geneigd zijn het standpunt van de leraar te aanvaarden, die is immers de autoriteit. Ze leren niet zelf na te denken. Bovendien worden minder populaire standpunten zo niet gehoord of zelfs tot zwijgen gebracht. Dat is een zorg die leeft in de samenleving en ten dele terecht.

Goed burgerschap

Hoe stellen we jongeren dan wel in staat om verantwoord te stemmen? Door terug te gaan naar de basis: minder uitwisselen van meningen, meer onderwijs. Meer nadruk op kennis, vaardigheden en deugden die nodig zijn voor goed burgerschap. Laat ze kennisnemen van de beginselen van de Grondwet, het verkiezingsproces en democratisch bestuur.

Om tot een eigen geïnformeerd en verdedigbaar politiek standpunt te komen, is bovendien het aanleren van vaardigheden nodig. Denk aan basislogica, kennis van drogredenen, leren luisteren, je emoties duiden, en verschillende standpunten proberen te verdedigen. En denk aan mediageletterdheid: het vermogen om bronnen na te gaan en deep fakes of sluipreclame te herkennen.

Burgerschapsonderwijs gaat niet over waarop, maar hoe je stemt

De deugden die horen bij goed burgerschap zijn waarheidsgetrouwheid, intellectuele bescheidenheid, respect voor mensen waar je het niet mee eens bent en het vermogen om te leren samenwerken. Deze kennis, vaardigheden en deugden kunnen grotendeels onderwezen worden op manieren die los staan van een eigen politieke overtuiging. Burgerschapsonderwijs gaat niet over waarop je stemt, maar over hoe je stemt.

Dit voorstel staat dichter bij de taakomschrijving van een leraar en neemt eerdergenoemde zorgen deels weg. Echter, het blijft bij een mooi gedachte-experiment zolang leraren niet de benodigde training, tijd en ondersteuning krijgen. Om nog maar niet te spreken over het lerarentekort. Nemen we de genoemde bezwaren serieus, dan ligt daar het echte probleem en ook meteen de oplossing. Investeer meer in het onderwijs, en vooral in goede lerarenopleidingen. Want jongeren het stemrecht ontzeggen valt niet te rechtvaardigen.

Dit is een licht bewerkte versie van het opiniestuk van Michael Merry en Daphne Brandenburg in Trouw van 20 juni 2024.

Daphne Brandenburg is universitair docent ethiek en politieke filosofie aan de RUG en Michael Merry is hoogleraar onderwijsfilosofie aan de UvA.


Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend