Door Maaike van der Horst (Universiteit Twente)

Op het ritme van de radiomuziek draaide ik het autoraampje naar beneden. Daar hing mijn hand, losjes geplaatst in de raamopening. Gewoon, lekker casual. Precies zoals ik de Grieken afgelopen zomervakantie ook zo heerlijk relaxed zag rondrijden. De vriend die in de bijrijdersstoel zat beschreef dit achteraf als ‘een van de grappigste momenten van het jaar.’ (Het was ook een covid-jaar, dus erg veel grappige dingen gebeurden er niet.)

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Mijn overbewuste poging om een competente autobestuurder te zijn – als compensatie voor het feit dat autorijden mij eigenlijk vooral nerveus maakt – bleek totaal mislukt. Waar techniekfilosoof Don Idhe zijn plezierige ervaringen als autobestuurder beschrijft in termen van een belichaamde mens-autorelatie, waar inparkeren vooral een kwestie van aanvoelen is en niet van inschatten, daar komt mijn ervaring achter het stuur dichter bij de ervaring van een imposter: iemand die doet alsof autorijden haar natuurlijk afgaat, terwijl ze vooral bezig is om niet door de mand te vallen als nep-bestuurder. De gedachte dat een afgevaardigde van het CBR om de hoek staat om mijn rijbewijs in te nemen is dan ook vaak niet ver weg.

Populaire beschrijvingen van imposter-gevoelens impliceren dat ze obstakels zijn die enkel in de weg staan tussen onszelf en onze toekomstige successen

Imposter-gevoelens komen voor in de breedte van de samenleving, maar schijnen vaker voor te komen bij mensen die zich bewegen in een omgeving waarin ze afwijken van de norm. Ze werden voor het eerst in een wetenschappelijk artikel beschreven door psychologen Pauline Clance en Suzanne Imes (1978) als “[…] een innerlijke ervaring van intellectuele fraude, welke vaak en in grote intensiteit voortkomt bij succesvolle vrouwen.” De vrouwen die Clance en Imes spraken hadden veel succes op academisch gebied, maar liepen rond met het hardnekkige gevoel dat hun voornaamste succes het misleiden van anderen was wat betreft hun kundigheid en competentie. Ironisch gezien werd hun artikel meerdere malen afgewezen voordat het werd gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. 

The School of Life

Populaire beschrijvingen van imposter-gevoelens – waar we imposter-gevoelens kunnen begrijpen als onterechte gevoelens van onbekwaamheid en onkunde – impliceren dat ze obstakels zijn die enkel in de weg staan tussen onszelf en onze toekomstige successen. Zo ziet het Amsterdamse zingevings-instituut The School of Life imposter-gevoelens voornamelijk als gedachtes die ons ten onrechte tegenhouden binnen onze persoonlijke en professionele uitdagingen. Ze raden aan om een sprong van vertrouwen te wagen – iets wat de existentiële filosoof Kierkegaard beschrijft als een leap of faith door ervan uit te gaan dat iedereen fundamenteel op een gelijkwaardige manier geplaagd wordt door vreemde en obsessieve gedachtes, angsten, twijfels en onzekerheden. Als we maar erkennen dat iedereen gelijk is in de vorm van een universeel gebrek, kunnen imposter-gevoelens transformeren van persoonlijke kwalen naar universeel gedeelde gevoelens, waardoor we vervolgens verlichting of verlossing van ze zullen ervaren en daardoor succesvol zullen zijn in de toekomst.

Het idee dat iedereen geplaagd wordt door een staat-van-zijn gebaseerd op een fundamenteel gebrek zal worden gedeeld door de psychoanalyticus en filosoof Jacques Lacan. Wat imposter-gevoelens impliceren – en hoe we het beste met ze om kunnen gaan – zal echter vanuit Lacans perspectief anders liggen dan de oplossing die The School of Life aandraagt.  

Imposter-gevoelens oplossen 

Psychologen Evan Malater en Celeste Pietrusza bekritiseren met behulp van Lacan perspectieven zoals die van The School of Life door ze te omschrijven als de ‘psycho-educatieve’ aanpak. Deze aanpak wordt bestempeld als psycho-educatief omdat ze veronderstelt dat we kunnen leren om van onze imposter-gevoelens af te komen, zolang we maar de juiste psychologische strategieën aanleren en oefenen.

Lacan zou deze psycho-educatieve aanpak waarschijnlijk vanuit twee verschillende hoeken bekritiseren. Ten eerste zou hij deze duiden als een effect van het ‘discours van het kapitaal’: het idee dat voortkomt uit ons neoliberale systeem waarbinnen we denken vrij gemakkelijk meester(es) over onszelf en onze gevoelens te kunnen zijn. Dat is volgens Lacan niet wenselijk noch mogelijk. Ten tweede is deze aanpak problematisch omdat imposter-gevoelens volgens deze aanpak gestoeld zijn op een ‘verkeerd’ zelfbeeld. Dat impliceert dat er ook zoiets bestaat als een ‘juist’ of ‘echt’ zelf waarin imposter-gevoelens geen rol spelen.

Het ‘echte’ zelf 

Lacan problematiseert het bestaan van een ‘echt’ zelf, in dit geval een zelf zonder imposter-gevoelens. Iedere poging om het ‘echte zelf’ te belichamen bestaat volgens Lacan uit een fundamentele en onoverbrugbare kloof tussen ons ik-ideaal en ideaal-ik, respectievelijk de ideale ik die we streven te worden en de ik vanuit waar we onszelf bekijken. De mogelijkheid dat deze volledig samenvallen bestaat niet. Dit is onmogelijk aangezien de mens voor Lacan een fundamenteel gespleten wezen is: de mens kan nooit volledig samenvallen met zichzelf, en kan zich enkel verhouden tot idealen van zichzelf – die sterk beïnvloed zijn door de samenleving en daardoor ook moeilijk gezien kunnen worden als authentiek of ‘echt’.

Het erkennen van imposter-gevoelens impliceert dus dat je paradoxaal genoeg authentieker bent, of dichter bij ‘een echt zelf’ staat, dan als je ze niet zou hebben 

Het ideaal-ik staat voor het ideale plaatje dat we van onszelf hebben: hoe we onszelf het liefste zien en presenteren naar de buitenwereld. Het ideaal-ik bestaat echter niet zonder ons ik-ideaal: de positie van waaruit we kijken naar het ideale plaatje van onszelf. Mijn ideaal-ik is bijvoorbeeld een autobestuurder die zonder enige problemen de weg beheerst; mijn ik-ideaal is een autobestuurder die vooral hoopt niet te hoeven inparkeren. Aangezien je ik-ideaal en je ideaal-ik nooit helemaal zullen samenvallen – ook niet in de gevallen dat deze twee wél dicht bij elkaar liggen – zijn imposter-gevoelens in de kern dus voor Lacan niet te voorkomen, maar kunnen imposter-gevoelens juist een teken van erkenning van deze onoverbrugbare kloof zijn.  

Juist in het herkennen van deze kloof ligt wellicht een productievere manier van omgaan met imposter-gevoelens. De ‘daadwerkelijke’ imposter – in de zin van iemand die doet alsof hij iets ‘echt’ is of kan, wat uiteindelijk ‘onecht’ blijkt te zijn – is in de ogen van Lacan paradoxaal genoeg iemand die gelooft dat hij fundamenteel geen imposter is. De daadwerkelijke imposter is een persoon die gelooft dat hij kan samenvallen met zijn ideaal-ik. Het erkennen van imposter-gevoelens impliceert dus dat je paradoxaal genoeg authentieker bent, of dichter bij ‘een echt zelf’ staat, dan als je ze niet zou hebben. We moeten imposter-gevoelens dus niet willen oplossen, maar omarmen en erkennen, zowel bij onszelf als bij anderen. Erkenning kan ervoor zorgen dat ons verlangen naar een ideaal-ik blijft bestaan, zonder de illusie dat we hier ooit volledig mee kunnen samenvallen.

Maaike van der Horst is promovendus aan de Universiteit Twente. Ze onderzoekt vanuit filosofie en psychoanalyse hoe seksualiteit en intimiteit kunnen veranderen onder invloed van seksrobots.

Illustratie door Sara Mertens.


Verder lezen

Clance, P. R., & Imes, S. A. (1978). The Imposter Phenomenon in High Achieving Women: Dynamics and Therapeutic Intervention. Psychotherapy: Theory, Research and Practice 15(3), 241-247.

Ihde, D. (1990). Technology and the lifeworld: From garden to earth. Indiana University Press. 

Lacan, J. (1960). Seminar VII: The Ethics of Psychoanalysis.  
 
Malater, E. & Pietrusza, C. (2022). “The Mysterious Return of Imposter Syndrome.” E-flux. https://www.e-flux.com/notes/477232/the-mysterious-return-of-imposter-syndrome  
 
The School of Life. (2020). “The Imposter Syndrome.” https://www.theschooloflife.com/article/the-impostor-syndrome/  
 
Vervliet, B., Luyten, P. & Corveleyn, J. (2002). “Ik-ideaal en ideaal-Ik: een Lacaniaanse benadering.” Tijdschrift voor Psychoanalyse 3.


Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend