Door Sofie Avery (Universiteit Gent)

Wie op de websites van Vlaamse universiteiten op zoek gaat naar een definitie van grensoverschrijdend gedrag, krijgt veelal te lezen dat grenzen uiterst persoonlijk en individueel zijn: ‘Grensoverschrijdend gedrag is subjectief. Wat voor jou niet oké is, is dat voor een ander misschien wel.’ Op het eerste gezicht lijkt zo’n losse definitie positief. Is het niet goed dat universiteiten ruimte laten voor eenieder om voor zichzelf te bepalen waar de grens ligt?

Dit artikel is onderdeel van de serie De Nieuwe Universiteit.

Op de hoogte blijven van alle artikelen van Bij Nader Inzien? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Door deze focus op individuele grenzen dreigt er echter iets anders naar de achtergrond te verdwijnen. Grenzen zijn niet louter een persoonlijke voorkeur of aanvoelen, maar ook een institutioneel gegeven. Een instelling zoals de universiteit heeft de macht om te bepalen wat voor gedrag als grensoverschrijdend geldt en wat niet.  

Of individuen grensoverschrijdend gedrag als zodanig interpreteren hangt af van wetteksten, gedragscodes, welzijnsbeleid, interacties met andere collega’s, vertrouwenspersonen en leidinggevenden, en de opvattingen die aan die bepaalde instellingen leven over grensoverschrijdend gedrag. 

Hoe we onze eigen ervaringen interpreteren is dus niet een louter individueel gegeven. Het heeft te maken met de omgeving waarin we die ervaring beleven en met welke interpretatiekaders daar heersen. 

Intimidatie  

Wanneer vooroordelen in de beschikbare interpretatiekaders ervoor zorgen dat je jouw ervaring niet juist kunt interpreteren, spreken we volgens Miranda Fricker over interpretatieonrecht (hermeneutical injustice). Fricker illustreert dit begrip met een voorbeeld uit de universitaire context: de rechtszaak van Carmita Wood die door haar werkgever, een hoogleraar, seksueel geïntimideerd werd, en uiteindelijk ontslag nam. Voor Carmita Wood was er echter geen begrippenkader beschikbaar dat de reden van haar ontslag als een geval van discriminatie kon kaderen voor de wet.  

Klagers worden vaak niet gehoord, maar wel verhoord

Uit deze lacune kwam het begrip sexual harassment (seksuele intimidatie) voort. Voordat deze term bestond, bevonden Carmita Wood en haar collega’s zich in een benadeelde positie. Niet enkel voor de wet, maar ook wat betreft hun vermogen om hun ervaringen te duiden. Ze ondervonden interpretatieonrecht. 

In de context van grensoverschrijdend gedrag speelt ook getuigenisonrecht (testimonial injustice) een rol. Getuigenisonrecht vindt plaats wanneer aan iemands woorden minder geloofwaardigheid toegeschreven wordt wegens een vooroordeel dat de luisteraar heeft over de spreker.  

In haar boek Complaint! onderzoekt Sara Ahmed de ervaring van klagen aan een academische instelling. Ze nam interviews af en verzamelde geschreven getuigenissen van ‘klagers’. Uit haar onderzoek bleek dat academische instellingen klachten vaak wegwuiven. Zo minimaliseren zij het gedrag van de persoon in kwestie (“het zal zo erg toch wel niet zijn!”), of bezingen zij het goede karakter, de collegialiteit, en de onderzoekprestaties van de beklaagde (“maar hij is zo goed met studenten! En hij haalde net die grote beurs binnen!”).  

Zo worden klagers vaak niet gehoord, maar wel verhoord. Academische instellingen nemen het probleem dat de klagers aankaarten niet ernstig, terwijl zij de daad van het klagen zelf als probleem afschilderen. Door het probleem aan te kaarten, vormt de klager zelf een probleem, zegt Ahmed. 

Weglachen 

Wil Fricker dan zeggen dat slachtoffers niet kunnen begrijpen wat hen overkomen is, zolang ze er de woorden niet voor hebben? Ik denk van niet. Vaak weten ze dit juist heel goed, maar overschaduwen alternatieve interpretaties hun eigen interpretatie van de feiten.  

In de driedelige Argos-podcastreeks MeToo op universiteiten beschrijft een Nederlandse onderzoekster hoe ze jarenlang seksueel grensoverschrijdend gedrag van haar promotor zelf minimaliseerde. Met haar collega’s lachte ze om zijn gedrag. De banalisering en minimalisering van grensoverschrijdend gedrag maakt het voor slachtoffers moeilijk om het te problematiseren. Reacties van de omgeving, in dit geval het lachen, werken dat onvermogen nog verder in de hand. 

Wiens perspectief zien we het vaakst vertolkt in de populaire media?

Vaak is er namelijk niet slechts één interpretatie van dezelfde gebeurtenis, maar zijn er meerdere interpretatiebronnen ter beschikking. Je kan bijvoorbeeld over dezelfde situatie een interpretatie van lacherige collega’s hebben, een interpretatie van de onderzoekster, die zich misschien ongemakkelijk voelde bij het gestelde gedrag, en een interpretatie van de promotor.  

Om dit soort situaties te begrijpen, voegde de filosofe Kristie Dotson een derde vorm van kennisonrecht toe aan Frickers theorie: bijdrageonrecht (contributory injustice). Bijdrageonrecht heeft betrekking op de asymmetrieën die er kunnen zijn in deze veelheid aan interpretaties; asymmetrieën die ontstaan als gevolg van de systematische uitsluiting van bepaalde groepen en hun interpretatiekaders uit de mainstream. Wiens perspectief zien we het vaakst vertolkt in populaire media, bijvoorbeeld? De dominante interpretatiebronnen die we ter beschikking hebben zijn vaak eenzijdig bevooroordeeld. 

Geraaskal

Deze asymmetrie zien we ook in het universitaire beleid. Er is één kader, een perspectief, dat de institutionele woordenschat rond grensoverschrijdend gedrag domineert: het juridische. Deze juridische insteek blijkt uit het taalgebruik (verzoeker, klager, betrokken personeelslid, beklaagde) maar ook uit het verloop van een klachtenprocedure.

Tegelijk is een van de belangrijke principes van de rechtsstaat, de onpartijdigheid, in veel mindere mate institutioneel ingebed. Een voorbeeld daarvan zien we in de tuchtcommissies die zich over zaken van grensoverschrijdend gedrag moeten buigen: die worden doorgaans samengesteld uit intern personeel. 

De ervaringskennis van slachtoffers zou een plaats moeten krijgen in de instelling

Het perspectief van beleidsmakers, wier belangen samenvallen met de belangen van ‘de instelling’, blijft de toon zetten als het gaat om grensoverschrijdend gedrag. De instelling hecht al te vaak meer gewicht aan haar eigen belangen dan aan de belangen van de leden van de universitaire gemeenschap.  

Het beleid, de procedures en de algemene universitaire omgang met grensoverschrijdend gedrag miskennen doorgaans de belangen van slachtoffers en schuiven deze opzij. Zoals een andere academica het stelde: “het voelt alsof hun perspectieven voor waar worden aangenomen, terwijl onze perspectieven worden gezien als het geraaskal van hysterische dames.” 

Om dit bijdrageonrecht te verhelpen is het tijd om de ervaringskennis van slachtoffers te herwaarderen, en deze ervaringskennis mee te nemen in het beleid rond grensoverschrijdend gedrag. De waardering van de kennis van slachtoffers en overlevers vraagt eerst en vooral een cultuuromslag en een doorbreking van het taboe van slachtofferschap. 

Van de wandelgangen naar beleid

Hoe zet je zo’n cultuuromslag in gang? De ervaringskennis van slachtoffers zou een plaats moeten krijgen in de instelling. We zouden bijvoorbeeld standaard met mensen die hun ontslag indienen exitgesprekken moeten voeren, zodat we de ruimte om getuigenis af te leggen systematisch inbedden in de praktijk. Verder moet er een betere koppeling komen tussen HR-dossiers en bevorderingstrajecten: naast onderzoekprestaties moeten ook leiderschapsvaardigheden meegenomen worden in de evaluatie en bevordering van academisch personeel. 

Ook moeten melders meer toegang krijgen tot psychologische en institutionele ondersteuning. Die is momenteel te beperkt en de communicatie over het verloop van de melding is vaak ondermaats. De Genderkamer van de Vlaamse Ombudsdienst beveelt aan om een extern tuchttribunaal in te richten, zoals in Vlaanderen in de sportwereld al het geval is. Ze pleit er ook voor om de rapporten van de afgehandelde tuchtzaken (geanonimiseerd) te publiceren om zo de publieke verantwoordingsplicht van de instellingen te vergroten. 

Het wantrouwen van slachtoffers is niet het product van hysterie 

Tuchtmaatregelen zijn een pleister op de wonde, maar het echte werk ligt erin de wonde zelf te helen. Als universitaire gemeenschap moeten we nadenken over manieren om grensoverschrijdend gedrag aan te pakken vanuit de notie van herstel; niet enkel van individuele relaties, maar ook op het niveau van de gemeenschap.  

Beleidsmakers verwijzen zelf graag naar het belang van een vertrouwenscultuur voor een veilige en respectvolle werkomgeving. Het probleem hiermee is dat slachtoffers en omstaanders hun vertrouwen in deze instellingen verloren zijn, en dit vaak met goede reden. Dit wantrouwen is niet het product van hysterie, maar van een verzameling aan ervaringen van institutioneel verraad. 

Samen leggen deze individuele getuigenissen een collectief probleem bloot. Wanneer bestuurders slachtoffers oproepen om hun ervaringen met hen te delen, miskennen ze vaak hun eigen rol in het creëren van de voedingsbodem voor dit wantrouwen. Willen universiteiten dit vertrouwen verdienen, dan moeten zij hun vertrouwenswaardigheid tonen. Een eerste stap in die richting bestaat erin om de ervaringskennis die aanwezig is, maar zich momenteel beperkt tot fluisternetwerken en de wandelgangen, te erkennen. 

In Complaint! schrijft Ahmed: “We kunnen leren van wie niet gehoord wordt over wie belangrijk geacht wordt of wie ‘belangrijk werk’ verricht.” Door te luisteren naar wat de ervaringskennis van slachtoffers ons kan leren over de instellingen waarin we leren en werken, worden slachtoffers niet enkel gehoord, maar sturen we hen een belangrijke boodschap: jullie horen hier thuis.

Sofie Avery promoveert bij de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent. Sofie’s onderzoek richt zich op een rechtvaardige universitaire aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag, met aandacht voor intersectionaliteit, institutionele verantwoordelijkheid, herstel en kennisrechtvaardigheid. 

Illustratie door Jip Meijers.


Verder lezen 

Ahmed, Sara. 2021. Complaint! Durham: Duke University Press. 

Fricker, Miranda. 2009. Epistemic injustice: power and the ethics of knowing. Oxford: Oxford University Press. 

Wallaert, Sigrid. 2023. Kwaad Spreken. Wie gelooft de boze vrouw? Antwerpen: Letterwerk. 


Bekijk hier alle artikelen in de serie De Nieuwe Universiteit.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend