Door Teun van Son (Universiteit Antwerpen)

Een paar jaar geleden kwamen mijn partner en ik terecht in een verhouding met een ander koppel. We waren daarvoor ook al met ze bevriend, maar ineens kwam daar iets bovenop: seksuele en romantische intimiteit. Naast de spanning van het verkennen van zo’n nieuwe relatievorm, merkte ik nog een andere verandering op: er was ineens veel meer ruimte voor affectie.

We waren met z’n vieren knuffeliger, hielden elkaars hand vast, en er was zelfs meer ruimte voor emotioneel moeilijke onderwerpen. Nu fysieke nabijheid niet langer taboe was, stond de deur open voor andere, niet-seksuele vormen van intimiteit. Maar waarom is daar een nieuwe relatievorm voor nodig? Waarom zou seks een voorwaarde moeten zijn voor nabijheid in het algemeen?

Alles in een

In onze samenleving hebben we ‘intimiteit’ grotendeels gedelegeerd aan de romantische partner. Het is je partner – bij voorkeur je levenspartner – met wie je intiem mag zijn en eigenlijk ook moet zijn. Amatonormativiteit, heet dat: de aanname dat de romantische relatie de meest waardevolle, meest noodzakelijke relatie in een mensenleven is.

Daarnaast vertelt de samenleving ons dat die romantische relatie exclusief moet zijn. Een monogame relatie dus, die wordt bewaakt en beveiligd tegen concurrenten. Deze aanname heet mononormativiteit.

Journalist Rhaina Cohen noemt dit de “one-stop shopping-aanpak van romantische relaties”: je seksuele partner, vertrouwenspersoon, co-ouder en huisgenoot zijn een en dezelfde persoon. Alles in een. Dan heb je al die andere relaties – pardon, vriendschappen – niet meer nodig voor intimiteit, toch?

Relatieroltrap

Laten we dat begrip ‘intimiteit’ eens onder de loep nemen. Vaak gebruiken we het woord als eufemisme voor seks. ‘Intiem zijn met iemand’ dekt dan dezelfde lading als ‘naar bed gaat met iemand’. Bovendien lijken we op deze manier al die andere vormen van intimiteit die niet met seks te maken hebben – oogcontact maken, een emotioneel gesprek voeren, al knuffelend een film kijken, en ga zo maar door – alsnog te koppelen aan seks.

In de categorie ‘vrienden’ hoort fysieke intimiteit nu eenmaal niet thuis

We zien de seksuele relatie vaak als de voorwaarde voor die andere vormen van intimiteit. Alleen mensen die seksueel intiem zijn, horen met elkaar te knuffelen. Die associatie werkt andersom net zo goed: als je intimiteit initieert met iemand waarmee je geen seksueel contact hebt, dan is die intimiteit een indicatie dat seks wel degelijk in de toekomst ligt. Zo niet vandaag, dan morgen, of volgende week. Oftewel: als je iemand in je leven hebt waarmee je graag knuffelt maar geen seks hebt, dan heb je daar nog geen seks mee. Het is de volgende stap.

Deze volgende stap maakt deel uit van de zogenaamde relationship escalator of relatieroltrap. Deze roltrap is het verhaal dat de meeste relaties volgen: ontmoeting, aantrekking, date, kus, seks, exclusiviteit, samenwonen, trouwen – in die volgorde. Dit verhaal zorgt voor de druk om telkens een volgende stap te zetten. Als een relatie niet die richting op gaat – als je ‘een stapje terug zet’ of zelfs uit elkaar gaat – dan zien we die relatie als gefaald. Je klimt toch halverwege een roltrap ook niet over de leuning?

De relatieroltrap is dus de reden dat ik voorheen met dat koppel nooit intiemer was geweest dan de gebruikelijke knuffel bij aankomst en vertrek. Omdat onze relatie niet seksueel was, was de deur naar al die andere vormen van intimiteit ook dicht. Ik wilde misschien wel meer nabijheid en affectie, maar ik kon me op dat moment de mogelijkheid van niet-seksuele intimiteit niet indenken. Volgens onze maatschappij hoort fysieke intimiteit nu eenmaal niet in de categorie ‘vrienden’ thuis.

Jaloezie

Maar hoe zit het dan met jaloezie? Is dat geen indicatie dat we onze intimiteit moeten bewaren voor één partner?
Jaloezie is een complexe kluwen aan emoties die bijna altijd draait om onzekerheid en angst voor verlies. In relaties zien we jaloezie vaak als een sterk normatief signaal: als iemand jaloers is, moet de ander iets veranderen (stoppen met koffiedates met die ene collega, bijvoorbeeld).

Ook in discussies over mononormativiteit duikt jaloezie als normatief argument op: mensen zijn nu eenmaal van nature jaloerse wezens, zo is het idee, en de monogame samenleving is een natuurlijk uitvloeisel van die jaloezie.

Bezitterigheid is aangeleerd

Maar deze normativiteit vloeit niet vanzelfsprekend voort uit de emotie zelf. Jaloezie in het algemeen mag dan misschien wijdverspreid zijn onder menselijke culturen, maar bezitterigheid is aangeleerd. Het is dus een cultuurspecifieke reactie, niet eentje die ‘in onze genen zit’.

Bovendien hangt die jaloerse reactie samen met maatschappelijke ideeën over relaties en romantiek – en dus ook met mononormativiteit. (Hoe vaak spiegelen films, muziek en tijdschriften ons niet voor dat een jaloerse partner eigenlijk een compliment is?) Jaloezie kan dus niet zomaar worden ingezet om mononormativiteit te verdedigen: de een is niet fundamenteler dan de ander. Het zijn allebei culturele normen, en allebei kunnen we ze dus bevragen.

Seksualiseren

De relatienormen die de Westerse maatschappij ons oplegt, weerhouden ons ervan om authentiek in de wereld te staan. Ze beperken liefde én seks tot uiterst specifieke personen en situaties, en seksualiseren daarmee paradoxaal genoeg alle vormen van intimiteit. Zolang knuffelen, kussen, seks en zelfs emotionele intimiteit een package deal zijn, kunnen we deze verschillende vormen van intimiteit niet afzonderlijk aangaan zonder impliciete verwachtingen te creëren. En zolang we overtuigd zijn dat we alleen met een levenspartner echt gelukkig kunnen zijn, zullen we ons blindstaren op ‘de ware’ en onze andere relaties onderwaarderen.

Ik pleit hier niet voor een einde aan monogamie. Dit stuk gaat dan ook niet over de relatiekeuzes die individuele mensen maken. Wel wil ik het gesprek openen over de maatschappelijke norm van monogamie, en wat die ons kost in het dagelijks leven. Want of we nou op de relatieroltrap stappen of niet: het is belangrijk dat we de prijs van deze roltrap helder voor ogen hebben.

Teun van Son is doctoraal onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen.

Illustratie door Charlotte Arnoldy.

Dit artikel is de eerste in een drieluik over monogamie. Deel II en III zullen in de komende weken verschijnen op Bij Nader Inzien.


Verder lezen

Brake, Elisabeth. 2018. “Amatonormativity.”

Cohen, Rhaina. 2024. The Other Significant Others. Reimagining Life with Friendship at the Center. St. Martin’s Press.

Easton, Dossie en Janet W. Hardy. 2021. De integere slet. Handboek polyamorie. Vertaald door Karl van Klaveren en Indra Nathoe. Uitgeverij Ten Have.

Nordgren, Andie. 2006. “The Short Instructional Manifesto for Relationship Anarchy.” Andie’s Log.

Ritchie, Ani, en Meg Barker. 2006. “‘There Aren’t Words for What We Do or How We Feel so We Have to Make Them Up’: Constructing Polyamorous Languages in a Culture of Compulsory Monogamy.” Sexualities 9 (5): 584–601.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend