Burgerschap in de zeventiende eeuw

Volgens velen wordt onze manier van leven bedreigd. Dan klinkt al gauw de roep om een sterke man. Dat is niet voor het eerst. Ook in de roerige zeventiende eeuw klonk die roep. Volgens politiek commentator Romeyn de Hooghe kon je tirannen buiten de deur houden door je te bezinnen op goed burgerschap. Aan de hand van zijn werk onderzocht Frank Daudeij de veranderde politieke cultuur van toen en trekt hij er lessen uit voor nu.

“Hoe goed een politicus het ook doet, er zal altijd een periode komen dat een zittende macht iets te veel zaken naar zich toetrekt, waarop een crisis volgt en mensen behoefte krijgen aan een sterke leider. Dat schreef de zeventiende-eeuwse filosoof Spinoza in zijn Staatkundige verhandeling.

Ook nu zien we de roep om een ‘sterke man’. Het vertoog luidt: natuurlijk heb je wetten en instituties nodig, maar als die corrupt zijn, dan heb je iemand nodig om de boel te fixen en daarna kunnen we weer door. Veel mensen zouden het prettig vinden als zo iemand daadwerkelijk bestaat, een held die even ‘zus en zo’ doet en de boel weer op de rit krijgt – of het nou Trump, Bolsonaro of Wilders is. Maar als je moet leunen op mensen die buiten de wet opereren, is dat een vrijbrief voor krachten die niet te reguleren zijn.

Volgens De Hooghe was de manier van leven in de Nederlanden de meest deugdzame op aarde.

In mijn proefschrift heb ik niet gekeken naar de ‘grote’ filosofen van de zeventiende eeuw, maar beschrijf ik hoe de politieke cultuur veranderde buiten de geleerde elites van toen. Dit doe ik aan de hand van het werk van kunstenaar en politiek commentator Romeyn de Hooghe (1645-1708)  Ook hij worstelde met de vraag hoe je tirannie kan tegenhouden. Interessant genoeg schrijft hij juist dat de kwaliteit van het bestuur niet afhankelijk is van de instituties, maar van het morele gehalte van bestuurder en onderdaan. Om die reden wil hij zijn medeburgers onderwijzen in de Nederlandse burgerlijke moraliteit.

Glorie

De Hooghe schrijft dit aan het einde van de zeventiende eeuw, een periode waarin oude waarheden van tafel werden geveegd en allerlei nieuwe ontdekkingen werden gedaan. Dat biedt ruimte voor de wetenschap en nieuwe manieren van vrijdenken. Maar het zorgt er ook voor dat bestaande zekerheden onderuit worden gehaald. Waar voorheen de kerk en de theologie min of meer het monopolie hadden op wat goed en wat fout is, is het denken rond 1700 daarover niet meer zo eenstemmig. Toch is voldoende eenheid van belang: de Nederlanden zijn in een dure oorlog met Frankrijk verwikkeld, er moet draagvlak worden gecreëerd om gezamenlijk de kosten van die oorlog op te hoesten.

Romeyn de Hooghe doet dat door te beargumenteren dat de manier van leven in de Nederlanden de meest deugdzame op aarde is. Overheid en onderdaan moeten er dus alles aan doen om die Nederlandse burgerlijke samenleving in stand te houden. Zij beschermt tenslotte die zogenaamd voortreffelijke volksaard.

In het werk van De Hooghe is een held niet langer iemand die door God gezonden wordt om de boel te herstellen, of een leider die zijn sporen in de oorlog heeft verdiend. Burgers kunnen en moeten ook ingrijpen vanuit die heldenrol. Volgens hem is dit niet zo moeilijk aangezien bestuurders zich niet alleen door geld of macht laten leiden, maar ook door ‘glorie’ die zij vanuit de samenleving krijgen. Wanneer burgers dus met een goede morele meetlat hun bestuurder in de gaten houden en op de juiste moment iets af- of goedkeuren kunnen ze daarmee hun regering al in de goede richting beïnvloeden.

Cancel culture

Mijn onderzoek naar Romeyn De Hooghe is vooral ingegeven door mijn interesse in de invloed van de drukpers op het politieke leven. Hoewel ik het lang niet altijd met hem eens ben, vertellen zijn ideeën ons veel over een maatschappij die probeert om te gaan met nieuwe media. Persoonlijk heb ik wat minder vertrouwen in de volksaard, maar De Hooghes ideeën over ‘glorie’ vind ik nog steeds relevant. Hij geeft burgers handvatten om de zittende macht te beoordelen. Zo geeft hij aan dat je niet al te bang moet zijn voor de tirades van geestelijke ambtsbekleders aangezien die niets liever doen dan ingewikkelde woorden verzinnen zodat niemand door heeft dat ze eigenlijk niets weten. Ook zouden burgers goed moeten opletten als regenten claimen dat ze opkomen voor bepaalde burgerrechten. Vaak zouden ze hier de mond van vol hebben wanneer ze een andere regent aanvallen, maar zodra een burger daadwerkelijk om meer invloed vraagt geven ze niet thuis. De Hooghe leert zijn lezers wanneer ze iets goed moeten vinden, en wanneer fout.

Tijdens mijn onderzoek besefte ik dat dit nog steeds een belangrijke vraag is. Op sociale media worden vaak niet iemands ideeën bediscussieerd, maar gaat het om de vraag of degene die het idee heeft goed of fout is. De negatieve benaming hiervan is cancel culture, maar je kunt het ook zien als een gezamenlijk zoeken naar een nieuwe, gedeelde morele meetlat. Eigenlijk willen we nog steeds weten wanneer we ‘glorie’ moeten geven en wanneer we die moeten afnemen. Zolang die onderhandeling plaatsvindt, is dat volgens De Hooghe in ieder geval een teken van een gezonde maatschappij.

Frank Daudeij behaalde zijn master geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarna promoveerde hij op het politieke denken van Romeyn de Hooghe (1645–1708) aan de Faculteit der Wijsbegeerte van dezelfde universiteit. Nu werkt hij als manager bij Samsung Electronics Benelux.


Meer lezen

Frank Daudeij, Romeyn De Hooghe (1645–1708) op de bres voor de burgerlijke eenheid. Het politiek-religieuze debat in de Republiek rond 1700 aan de hand van de Spiegel van Staat (1706/07), Erasmus Universiteit Rotterdam, januari 2021.