Door Fleur Jongepier (Radboud Universiteit Nijmegen)

Stel dat je met een enorm ochtendhumeur wakker wordt. Eigenlijk was je van plan om een boswandeling te maken maar, humeurig als je bent, besluit je dat je eigenlijk liever binnen wilt blijven. Heb je in zo’n geval zelfkennis of houd je jezelf voor de gek? Of stel dat je je erg onzeker voelt of depressief of juist hoteldebotel verliefd. Kun je in die omstandigheden weten wat je echte verlangens, overtuigingen en intenties zijn? Weet je wat je wilt wanneer je tijdens een woede-uitbarsting aangeeft een scheiding te willen? Weet je dat je een gezonde salade wilt wanneer het evident is dat je ‘genudged’ wordt? Ken je je eigen overtuigingen wanneer je bent gemanipuleerd door propaganda?

In deze blogpost wil ik kort iets vertellen over mijn proefschrift. In mijn proefschrift probeer ik niet zozeer een concreet antwoord te formuleren op bovenstaande vragen over zelfkennis, maar de meer fundamentele vraag te stellen wat er überhaupt voor nodig is om ze te beantwoorden. Meer specifiek is het doel van mijn proefschrift te onderzoeken of hedendaagse theorieën van zelfkennis (expressivisme en rationalisme in het bijzonder) voldoende gereedschap hebben om dergelijke vragen op een bevredigende manier te behandelen, dat wil zeggen, op een manier die recht doet aan hun complexiteit.

De procedurele vraag en atomisme over zelfkennis

Het huidige filosofische debat is vooral bezig met de vraag of zelfkennis een kwestie is van ‘naar binnen kijken’ (introspectionisme), jezelf interpreteren (interpretationalisme), jezelf uitdrukken (expressivisme), of delibereren (rationalisme). Wanneer je aangeeft in het zelfkennis-debat werkzaam te zijn, is dan ook een van de eerste vragen waarmee je geconfronteerd wordt: ben je een introspectionist, interpretationalist, expressivist of rationalist of misschien een ‘pluralist’? Met andere woorden, het debat concentreert zich met name op de specifieke ‘methodes’ of ‘procedures’ van zelfkennis – hun onderlinge overeenkomsten en verschillen, en (in)comptabiliteiten. De focus ligt op wat ik noem de ‘procedurele vraag’ naar zelfkennis: dit is de vraag welke procedure of methode iemand moet volgen om tot een zogenaamde ware ‘zelftoeschrijving’ te komen. (Wanneer je een zelftoeschrijving maakt, schrijf je – in gedachten of in taal, bewust of onbewust – een bepaalde mentale toestand aan jezelf toe. Denk bijvoorbeeld aan: “Ik geloof dat Brexit een slecht idee is”, “Ik wil een koffie”, “Ik vrees dat het gaat regenen” of “Ik hoop dat de vergadering niet doorgaat”.)

Er zijn een aantal andere belangrijke vragen die tot nu toe spijtig genoeg weinig aandacht hebben gekregen. Eén daarvan is de vraag naar de ‘omstandigheden’ van zelfkennis. Wanneer Peter een zelftoeschrijving maakt, kunnen we niet alleen de vraag stellen welke procedure Peter volgde (“was Peter aan het introspecteren of aan het delibereren?”), maar kunnen we bijvoorbeeld ook vragen: wie is Peter? Waar is Peter? Wat is Peter van plan? Wat heeft Peter gedaan? Hoe voelt Peter zich? Wat weet Peter? Met wie praat Peter? Hoe wordt Peter door anderen gezien en behandeld? Hoe ziet en behandelt Peter zichzelf ? Enzovoorts.

Volgens velen zijn dergelijke vragen die betrekking hebben op de omstandigheden van iemands zelftoeschrijving (grotendeels) irrelevant wanneer we de vraag willen beantwoorden wat er voor het verkrijgen van zelfkennis nodig is. Volgens mij zijn ze echter wel degelijk van belang. De reden hiervoor is dat het beantwoorden van de vraag wat voor procedure iemand volgt, niet per se de vraag beantwoordt of iemands zelftoeschrijving ook zelfkennis oplevert. Misschien dat Peter wel volgens de regels had gedelibereerd, maar leverde dat alsnog geen zelfkennis op, bijvoorbeeld omdat Peter boos, verliefd, of onzeker was. Het is in dergelijke omstandigheden goed mogelijk dat je op een verkeerde manier delibereert (bijvoorbeeld met oogkleppen op). Om te weten of bijvoorbeeld Peters zelftoeschrijving een instantie is van zelfkennis, hebben we dus veel meer nodig dan een antwoord op de vraag wat Peter aan het doen was in termen van de procedures die hij al dan niet volgde.

In mijn proefschrift hoop ik een impliciete en hardnekkige aanname bloot te leggen, namelijk, de aanname dat vragen die betrekking hebben op de omstandigheden van zelfkennis van marginaal belang zijn voor zelfkennis. In mijn proefschrift gebruik ik de term ‘atomisme’ om deze aanname aan te duiden. De notie van ‘omstandigheden’ begrijp ik daarbij opzettelijk in zeer brede zin. Tot mogelijk relevante omstandigheden voor het verkrijgen van zelfkennis reken ik bijvoorbeeld de aanwezigheid of afwezigheid van (1) ‘lichamelijke’ omstandigheden (zoals honger, dorst, pijn), (2) emotionele omstandigheden (woede, blijheid, opluchting, stress, verliefdheid), (3) sociaal-politieke omstandigheden (zoals vrijheid van meningsuiting, propaganda, onderdrukking). De alternatieve ‘holistische’ benadering ten aanzien van zelfkennis kan vervolgens begrepen worden als het omgekeerde van atomisme: het slechts volgen van een specifieke procedure of methode is geen garantie voor zelfkennis.

Radicaal en gematigd atomisme

Bovenstaande karakterisering van atomisme is een karikatuur. Om die reden onderscheid ik in mijn proefschrift twee varianten van atomisme: ‘radicaal atomisme’ en ‘gematigd atomisme’. Volgens een radicaal atomist verkrijg je bij het volgen van een specifieke procedure ten alle tijden zelfkennis. Er zijn, met andere woorden, geen ‘zelfkennis- beperkende’ omstandigheden.

Een gematigd atomist daarentegen stelt dat het volgen van een specifieke procedure in de juiste of in normale omstandigheden tot zelfkennis leidt. De gematigd atomist voegt dus (impliciet) ceteris paribus-clausules toe. Dit stelt haar in staat om bijvoorbeeld te zeggen dat je zelfkennis verkrijgt door procedure X te volgen, behalve in omstandigheden van, zeg, woede of verliefdheid. De gematigd atomist wil tegemoetkomen aan het idee dat je in uitzonderlijke omstandigheden geen zelfkennis verkrijgt, ook al volg je de juiste procedure, maar wil niettemin vasthouden aan het idee dat procedures het belangrijkst zijn wanneer we het over zelfkennis hebben. Of, met andere woorden, dat wanneer we een analyse willen geven van zelfkennis, we het vooral over de procedures moeten hebben. Waar de gematigd atomist denkt dat we het kunnen hebben over ‘uitzonderingen op de regel’, verdedig ik een holistische positie die stelt dat uiteindelijk de uitzonderingen de regel zijn.

Op dinsdag 23 mei verdedig ik mijn proefschrift The Circumstances of Self-Knowledge. De verdediging begint om 14:30 en vindt plaats in de Aula va de Radboud Universiteit Nijmegen. Iedereen is welkom. Voor wie een kopie wil van mijn proefschrift, drop me a line.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend