Door Bij Nader Inzien (redactie)
Afgelopen zaterdag zijn tijdens de OZSW-conferentie de prijswinnaars van de OZSW/BNI essaywedstrijd bekend gemaakt. (Er volgt nu nog even wat suspense.) In totaal zijn er 32 essays ingestuurd. Een mooi aantal, vooral gegeven het feit dat deze stukken tussen de bedrijven door (proefschriften, hoorcolleges, vergaderingen, en oh ja, onderzoek) zijn geschreven. Negen inzendingen werden geselecteerd door de BNI-redactie en doorgestuurd naar de jury, bestaande uit Maxim Februari (schrijver, columnist NRC), Frans Brom (directeur/secretaris van de WRR en bijzonder hoogleraar Universiteit Utrecht) en Maureen Sie (hoogleraar Universiteit Tilburg, voorzitter van de kamer Praktische Filosofie van de OZSW en voorzitter bestuur ISVW).
Kijkend naar alle inzendingen werd al gauw duidelijk: de academisch filosoof wil niet alleen schrijven voor de academisch filosoof, en beleeft er duidelijk plezier aan om de remmen soms ook even los te gooien. En misschien nog belangrijker: de academisch filosoof heeft echt iets toe te voegen.
Sommige stukken haakten heel direct in op de actualiteit, maar deden dat met een rustige, reflectieve afstand. Daardoor leert de lezer iets over de actualiteit door middel van filosofie, tegelijkertijd leert de lezer ook meer van filosofische concepten en theorieën juist door deze toe te passen op de actualiteit. Anderen kozen voor minder actuele onderwerpen, maar lieten zien dat verder af staan van de actualiteit geenszins hoeft te betekenen dat je daarmee ook verder af staat van maatschappelijke thema’s en problemen. Integendeel, zij lieten zien dat het juist ook goed kan zijn het nieuws even te laten voor wat het is. Kortom, precies het soort stukken waarvoor Bij Nader Inzien vier jaar geleden werd opgericht.
Het niveau van de inzendingen was hoog, en het was niet makkelijk voor de redactie om er in de eerste ronde negen te selecteren die door mochten naar de jury. Nog moeilijker was het voor de jury om er daar vervolgens weer drie van uit te kiezen. Maar zoals dat gaat, rollen er dan toch drie overduidelijke winnaars uit de bus, en wel de volgende (tromgeroffel):
1e prijs (€750)
Olivier Lemeire (postdoc KU Leuven)
‘Taalfilosofie voor factcheckers’2e prijs (€500)
Benjamin De Mesel (postdoc KU Leuven)
‘Over poetslipvissen die niet kunnen blozen en filosofen die spektakels bederven’3e prijs (€250)
Dascha Düring (docent-onderzoeker Universiteit Utrecht)
‘Confucius vs. China’s Sociaal Krediet Systeem’
Ze zijn natuurlijk al op de hoogte, maar nogmaals: van harte gefeliciteerd!
Hieronder volgt een beschrijving en een kort fragment van elk stuk, en de laudatio van de jury.
In het essay dat de eerste prijs heeft gewonnen, laat Olivier Lemeire zijn taalfilosofische gereedschapskist los op Trumps uitspraak: “Mexicaanse immigranten zijn verkrachters”. Want wat zei Trump nu precies? Een fragment uit Oliviers stuk:
“Eigenlijk wist geen factchecker raad met Trumps uitspraak. Trump zei immers niet expliciet over hoeveel Mexicaanse immigranten hij het had. Dat is niet toevallig. Stereotypes worden vaak op zo’n manier geformuleerd dat een negatieve eigenschap wordt toegeschreven aan een groep zonder dat echt wordt gezegd over hoeveel mensen het gaat. Het resultaat zijn veralgemeningen die moeilijk te weerleggen zijn. Op welke feiten zou je moeten wijzen om aan te tonen dat stereotypes als “Mexicaanse immigranten zijn verkrachters” of “Moslims zijn terroristen” niet waar zijn? Geen factchecker die het weet.”
Over Oliviers stuk zei de jury het volgende:
“Je gespreks partner écht serieus nemen, dat is niet eenvoudig. Vooral niet als het uitspraken van Donald Trump betreft. Maar het is wel nodig wanneer we uitspraken fatsoenlijk willen factchecken, want dit vraagt erom precies te achterhalen wat iemand bedoelt. De auteur van dit kraakheldere stuk laat zien wat de filosofische en maatschappelijke meerwaarde is om politici als Trump op hun woord te nemen. Het stuk illustreert daarmee met verve niet alleen de nut en de noodzaak van de taalfilosofie, maar ook een van de belangrijkste deugden van de filosoof.”
Benjamin de Mesel, die de tweede prijs won, behandelt in zijn stuk twee vragen in tandem, namelijk: als poetslipvissen zelfbewustzijn zijn, maakt dat ons zelfbewustzijn minder waardevol?, en: hoe zou een filosoof deze vraag beantwoorden? Een fragment uit de opening van Benjamins stuk:
U kent de poetslipvis misschien al uit natuurdocumentaires, ik leerde hem onlangs kennen in de krant. ‘We hebben al moeten opgeven dat we het centrum van het heelal zijn, dat de zon om ons heen draait, dat wij als enigen werktuigen gebruiken en dat computers nooit in staat zullen zijn om zoiets typisch menselijks te doen als schaken. Zal de gewone poetslipvis (Labroides dimidiatus) nu ook ons zelfbewustzijn devalueren?’
Of neem inktvissen. Sluit ze op in een pot en ze draaien van binnenuit het schroefdeksel open. Zet ze in een aquarium en ze blokkeren de filters zodat het overstroomt. Ze gebruiken gereedschap en communiceren door de kleur van hun huid te veranderen. ‘En waarschijnlijk hebben ze zelfbewustzijn,’ opperde de bioloog, ‘want ze herkennen zichzelf in de spiegel.’
Vanwaar die aandacht voor zelfbewuste vissen? Ze dreigen ons te devalueren, onze menselijke eigenheid te krenken, en van gekrenkte mensen smult de pers. Ze zijn geslaagd voor de spiegeltest, en daaruit volgt iets heel belangrijks. Maar wat precies? En wat heeft het met zelfbewustzijn te maken?
Zo luidde het oordeel van de jury:
“Dit stuk is wild, grappig, en zet aan tot denken. Het stuk is rough around the edges, maar misschien ook juist daarom prikkelend. De auteur toont een speelse vaardigheid in het omgaan met taal en het bedenken van mooie, nieuwe concepten. Zo brengt de filosoof volgens de auteur van Poetslipvissen geen kennis – geen ontdekkingen of Aha-erlebnissen – maar herkennis. En de lezer krijgt tegelijk ook nog eens antwoord op de prangende vraag: zijn poetslipvissen nu zelfbewuste wezens of niet?”
Dascha Düring won de derde prijs met een hoogst actueel essay over China’s Sociale Krediet Systeem, waarbij ze antwoord geeft op de vraag: is het invoeren van zo’n systeem eigenlijk wel te rijmen met het Confucianisme? Een sneak preview:
“Stel dat China’s Sociale Krediet Systeem piekfijn gaat draaien: dat het op een gegeven moment niet meer kan disfunctioneren (en het dus absoluut onmogelijk is dat het dronken vandalisme van je buurman per ongeluk aan jouw hypotheekaanvraag wordt gekoppeld). En stel nu dat het niet langer gevoelig is voor misbruik (en er dus geen hackers zijn die onschuldige burgers op een zwarte lijst kunnen plaatsen). Zou het Sociaal Krediet Systeem dan inderdaad van de Chinezen in moreel opzicht betere burgers maken? Dat is geen makkelijke vraag. In feite gaat het om de kwestie wat een moreel juist, of moreel lovenswaardig persoon is. Ben je dat als je altijd in de pas loopt, als je je keurig houdt aan wat de samenleving van je verwacht, of is daar iets méér voor nodig? Het antwoord is ja, en voor dit antwoord gaan we, oh ironie, het beste te rade bij Confucius en Mencius.”
Dit is wat de jury vond van het essay:
“Dit historisch-systematisch ingestoken stuk is vlot geschreven, maakt een mooi afgebakend en overtuigend punt, en zit qua structuur sterk in elkaar. In gesprek met het Chinese denken als wijsgerig denken formuleert de auteur een stevige kritiek waarmee stappen gezet worden om voorbij het wij/zij denken te komen en waarmee een brug wordt gebouwd tussen Oost en West. De auteur reflecteert niet expliciet op de vraag wat nu het nut en de noodzaak is van de academische filosofie, maar laat feitelijk zien dat zoiets simpelweg bij een geslaagd publieksfilosofisch stuk niet hoeft, omdat het uit het stuk zelf al volledig blijkt.”
De afgelopen week hebben de auteurs de laatst hand gelegd aan hun essays. De stukken zullen volgende week verschijnen op Bij Nader Inzien, dus houd de blog of uw inbox goed in de gaten. Of klim in de tussentijd zelf in de pen.
Laat ik tot slot bedanken: alle auteurs voor al hun mooie stukken; de redacteuren van Bij Nader Inzien en de jury die in hun schaarse tijd de stukken hebben gelezen, beoordeeld en – in de laatste ronde – van commentaar voorzien; en uiteraard de OZSW en in het bijzonder de OZSW-initiatiefnemers voor het bedenken en mogelijk maken van deze essayprijs.
Fleur Jongepier
Hoofdredacteur