Door Michiel Meijer (Postdoctoraal onderzoeker Universiteit van Antwerpen)
Ga er maar aan staan. Het is 1959, de bloeitijd van de analytische taalfilosofie. Je bent 28 jaar, geschoold in het Angelsaksische Oxford maar eigenlijk meer onder de indruk van de Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty dan de Britse taalfilosoof Gilbert Ryle. En je vraagt je af waar “ontologische” vragen nu eigenlijk over gaan.
Je verdiept je in de continentale hermeneutiek die de mens in de eerste plaats beschouwt als een zelfreflectief en betekenisgevend wezen. In navolging daarvan verzet je je vooral tegen de verwetenschappelijkte benaderingswijze in de analytische filosofie en het beperkte mensbeeld in de sociale wetenschappen van de jaren vijftig. Menselijk gedrag moet volgens jou niet behavioristisch worden verklaard vanuit simpele oorzaken en gevolgen, maar vanuit de typisch menselijke sterke waarderingen die ons handelen bepalen.
Je schrijft een artikel, getiteld “Ontologie”, waarin je de vragen ontdekt die je tot aan het einde van je loopbaan zullen blijven fascineren: Waarop zijn we feitelijk betrokken via de begrippen die we gebruiken? Wat zijn we genoodzaakt te erkennen als werkelijk bestaand op basis van die begrippen? Hoewel dit eerste essay concludeert dat deze vragen zowel onvermijdelijk als onbeantwoordbaar zijn, weerhoudt het gebrek aan toereikende antwoorden je er niet van om deze vragen tot aan het einde van je loopbaan te blijven stellen.
Dit is een aflevering uit de rubriek ‘Een Kleine Ode Aan’. In ongeveer 250 woorden looft een Nederlandse of Vlaamse auteur een al dan niet vergeten filosofisch pareltje.
Verder lezen:
“Ontology” door Charles Taylor (link; helaas achter paywall)
Aanstaande zondag (05/11/2017) viert Taylor zijn 86e verjaardag. Het tweede deel van zijn nieuwste boek, The Language Animal: The Full Shape of the Human Linguistic Capacity (Belknap Press 2016), is in de maak.