Door Rutger Claassen (Hoogleraar Universiteit Utrecht)
Het is een raar ding, een blog van ‘academisch filosofen’. In tegenstelling tot arts of advocaat, kan iedereen zich filosoof noemen; de filosoof is een onbeschermd beroep. Geen ‘vak’ (zoals men accountant kan worden of hovenier), maar eerder een houding. Dat is de houding van het constant vragen stellen; aan zichzelf, aan anderen, aan de werkelijkheid. Iedereen kan dat doen. En ik zie het mensen voortdurend doen – binnen en buiten de ‘academische filosofie’.
Iedereen die op aarde rondwandelt, hanteert allerlei filosofieën; sociologen noemen het je ‘waardenpatroon’ of ‘cultuur’, computerontwikkelaars je ‘besturingsprogramma’, filosofen zelf praten graag over ‘de bril waarmee je naar de werkelijkheid kijkt’. Zo’n bril staat altijd op je neus, anders kun je helemaal niets zien. Goed beschouwd is er dus geen on-filosofisch leven mogelijk. Maar wat we doorgaans filosofie noemen, is het kritisch ondervragen van deze spontane-filosofieen-die-er-altijd-zijn. Is het wel zo handig, verstandig, eerlijk (of wat dan ook) om de oude, vertrouwde bril te blijven hanteren? Filosoferen is als het opruimen van de zolder; het afstoffen van je eigen aannames om te kijken of ze nog up-to-date zijn. Filosofie is niet ‘een mening’, maar juist het ter discussie stellen van meningen, het nadenken of je misschien een andere dagelijkse bril zou willen opzetten dan dat je tot nu toe deed. Kortom: ‘to think twice’. Daarom ben ik ook fan van de titel van deze blog: ‘Bij nader inzien’ (disclaimer: ik heb hem niet gekozen).
Is dat bevragen leuk? Beroepsfilosofen hebben meestal (heimelijk) plezier in het ter discussie stellen van ingesleten ideeën; voor hen is het bevragen van de eerste natuur een tweede natuur geworden. Maar voor lang niet iedereen voelt dat als plezierig. Veel mensen hebben hun mening al klaar. Vast overtuigd van de waarheid, willen zij van geen tegenspraak weten. We hoeven de krant maar open te slaan voor voorbeelden van deze on-filosofische houding. Dus de vraag moet niet zijn: is filosoferen leuk? Maar: is het belangrijk?
Vele commentatoren meenden deze zomer dat het kabinet Rutte-II geen lang leven meer beschoren zou zijn, omdat alle voornemens uit het regeerakkoord in wetten zijn omgezet. Er is niets meer te regeren, het kabinet is klaar, en daarmee in levensgevaar. Uit die diagnoses spreekt een beeld van politiek als idealiter in permanente actie. In die ideale politiek is er geen tijd om na te denken of eens te zien hoe maatregelen in de praktijk uitpakken. Er moet meteen worden doorgewerkt: op naar de volgende wetswijziging! We kennen allemaal de brokstukken van dat soort haastwerk, van de permanente derrie van beleid die op de samenleving afkomt en velen van hun ‘eigenlijke werk’ afhoudt. Een groter verschil met een filosofische houding is niet denkbaar. De filosoof is een treuzelkont, hij (m/v) denkt graag nog eens na en stelt nog wat lastige vragen, in plaats van tot actie over te gaan. En hij hoopt daarmee wat brokstukken van onnadenkende dadendrift te vermijden. De filosofie is daarmee het intellectuele equivalent van ‘slow food’: nog eens nadenken, twijfelen, nog maar even niets beslissen of voor waar aannemen. Als we de hele dag zouden filosoferen, zou dat het gewone leven onmogelijk maken.
Gelukkig is niemand de hele dag filosoof. We worden allemaal voortdurend gedwongen mee te gaan, stelling te nemen, keuzes te maken. Dat geldt al helemaal voor academische filosofen, die in een op hol geslagen universitaire wereld de hele dag door beslissingen moeten maken. Maar het zou geen slecht idee zijn als iedereen een deel van de dag filosoof zou zijn. Als een modus, waar je in kunt stappen, om even later weer terug te keren naar de actiemodus. Gemakkelijk is dat nog niet: de actiemodus is verleidelijk. Misschien is filosofie in die zin wel een ‘discipline’: het vergt discipline om niet met het eerste antwoord tevreden te zijn, maar door te blijven vragen. Als deze blog sommige lezers van de waarde van de filosofische modus overtuigt, is zij wat mij betreft al geslaagd.
Daarbij past academisch filosofen grote nederigheid. Ja, zij hebben door jarenlange training wat meer ‘conceptueel gereedschap’ ter beschikking: meer theorieën en ideeën die met een beetje geluk een stukje van de werkelijkheid verhelderen. Maar waar zij graag de blinde vlekken van anderen benoemen, hebben zij – het zijn net mensen – zelf ook hun eigen blinde vlekken. En verdienen dus stevig weerwoord. Zoals van ‘niet-academisch filosofen’: u bijvoorbeeld.
Misschien is een reactie ook wel op zijn plaats van iemand die zich afvraagt wat de kwalificaties “academisch” en niet-academisch” in deze context eigenlijk te betekenen hebben.
Ik vind dit een mooi initiatief, maar ik heb ook zo mijn aarzelingen. Ik weet niet zeker of het onderscheid tussen “academisch” en “niet-academisch” zinnig is voor een houding die zich uit de aard der zaak moeizaam verhoudt tot insitutionalisering. Met die problematiek houdt ik mij al een tijdje bezig in mijn video-columns in het online-tijdschrift iFilosofie. Zie bijvoorbeeld: http://vimeo.com/87717344.
De Faculteit Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam is ooit begonnen met een soortgelijk blog, genaamd Spongia. Opheven bij gebrek aan belangstelling.
Veel geluk met deze nieuwe poging.
Wat is academisch aan filosofie, zo vraag ik mij af. Is het het hebben van kennis van stromingen of weten wie wat gezegd heeft? Ben je filosoof als je dé filosofen hebt gelezen? Hebben we in dit kader wat aan de oorspronkelijke betekenis van het woord: filosoferen gaat over vragen, afvragen en verwonderen. De betekenis komt uit het Grieks en staat voor ‘liefde tot/begeerte naar kennis of wijsheid’.
Dit houdt een activiteit in, een filosoof denkt, vraagt zich af en dat alles vanuit een begeerte. Academische filosofie kan dan inhouden dat je op een bepaald (academisch) niveau kan denken. Maar is dat dan beter dan de autodidactische filosoof die ook denkt en zich afvraagt? Ik vraag het maar.
Ha Rutger, je roept inderdaad leuke vragen op m.b.t. de notie “Beroepsfilosoof”, al dan niet academisch. Ik ben benieuwd waar dat heen gaat in het kader van deze blog!
dank voor de reacties. Volgens mij hoeft er niets specifieks te zijn aan filosofie die “binnen de muren van de universiteiten” wordt bedreven, of daarbuiten. En al helemaal niets beters. Lang niet alle beroemde filosofen uit het verleden werkten aan de universiteit. Er is geen enkele reden waarom men buiten de universiteit niet kan filosoferen – dat was precies de insteek van mijn post. Dat neemt niet weg dat in de praktijk vaak sprake is van gescheiden werelden. Academische filosofen ontmoeten elkaar regelmatig (op conferenties en symposia), publiceren in dezelfde vaktijdschriften, etc. Daardoor ontspinnen zich onderlinge discussies, en worden theorieen en argumentaties ontwikkeld, die vaak niet “naar buiten” komen (dat alles gebeurt precies zo in andere wetenschappen). Ik zie dit blog als een poging om die ramen open te zetten.