Door Bernice Bovenkerk (Universitair hoofddocent Universiteit Wageningen)

Het zal u niet ontgaan zijn dat het afgelopen weekend dierendag was. De middenstand heeft u hier vast aan helpen herinneren met speciale aanbiedingen om het leven van uw huisdier nog gerieflijker te maken. Wellicht heeft u ook daadwerkelijk een lekker bakje Sheeba voor uw kat gekocht, om ‘s avonds aan tafel aan te schuiven met een heerlijke biefstuk of een lekker karbonaadje op uw bord…. Vandaag zal niet de enige keer zijn dat ik op dit blog zal schrijven over de ambivalente relatie tussen mens en dier, maar omdat het dierendag is geweest zal ik me nu in het bijzonder richten op de sector waar de ergste misstanden plaatsvinden en dus de grootste winst voor dieren te behalen valt: de vleesindustrie.


De intensieve veehouderij – zoals de bio-industrie eufemistisch genoemd wordt – is opgekomen in de jaren 50 van de vorige eeuw en heeft er sindsdien door steeds verder doorgevoerde efficiëntieslagen toe geleid dat een enorme hoeveelheid dieren dicht op elkaar gehouden wordt in stallen waar vaak weinig daglicht of open lucht binnendringt. De dieren zijn gefokt op voor de mens gunstige eigenschappen zoals spiermassa en juiste vlees/vetratio. Helaas zijn hierdoor maar al te vaak voor het dier ongunstige eigenschappen mee gefokt, en de combinatie van deze eigenschappen en overbevolking in de stal kan leiden tot stress en onderlinge agressie.
Onderzoekers van Wageningen University hebben onder leiding van Liesbeth Bolhuis onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om het welzijn van varkens in de houderij te verbeteren, door een deel van dit probleem aan te pakken. Zij hebben onderzocht of het mogelijk is genetisch te selecteren op ‘vriendelijke’ varkens die elkaar minder bijten in staarten en oren. Hiermee proberen zij het proces waarin voor het dier ongunstige eigenschappen waren mee gefokt terug te draaien. Hoewel het natuurlijk in principe een nobel streven is om het welzijn van varkens in de houderij te verbeteren, laat hun onderzoek de andere grote veroorzaker van stress en agressie buiten beschouwing: het houderij-systeem. Met andere woorden passen zij de varkens aan hun omgeving aan, in plaats van de omgeving aan de varkens. Zij gaan hierbij voorbij aan de vragen of we überhaupt varkens in grote getale mogen fokken voor de vleesconsumptie en zo ja, op welke wijze dit dient te gebeuren. Hoewel de onderzoekers ook pleiten voor ‘stalverrijking’ is hun inzet naar eigen zeggen om welzijn van dieren te verbeteren binnen de grenzen van wat “realistisch” is. Het vermoeden rijst dat realistisch hier betekent dat economische belangen en de wens naar veel goedkoop varkensvlees niet teveel geschaad mogen worden. Het spreekt boekdelen dat de groei van varkens door de onderzoekers als belangrijke maatstaf van dierenwelzijn wordt genomen. Maar kunnen we echt concluderen dat als varkens sneller groeien, hun welzijn verbeterd is?

De onderzoekers nemen de praktijk van de huidige intensieve veehouderij als ijkpunt en proberen binnen haar grenzen welzijnsverbeteringen aan te brengen. Maar deze praktijk is geen goede start voor morele reflectie. Zij heeft niet alleen negatieve effecten op dierenwelzijn, er spreekt ook een moreel problematische houding uit: het dier wordt gereduceerd tot middel. Het dier wordt daarmee een ding, louter een product voor menselijke doeleinden. De eigen doelen die dieren in hun leven kunnen hebben worden hiermee volledig over het hoofd gezien.

Het is betreurenswaardig dat de huidige praktijk de morele basis vormt voor het onderzoek van Bolhuis. Het onderzoek genereert namelijk tal van potentieel zeer interessante uitkomsten over de capaciteiten en behoeften van varkens. Zo blijkt dat varkens empathie vertonen met het lot van hun soortgenoten. In de dier-ethiek neemt men vaak dit soort capaciteiten als basis voor morele status van dieren. Dit wil zeggen dat als dieren bijvoorbeeld bewustzijn en een gevoelsleven hebben, het er voor hen toe doet hoe wij hen behandelen. Ons handelen ten opzichte van die dieren is dan moreel geladen op een manier zoals dat niet bij bijvoorbeeld planten het geval is. Dit onderzoek zou ons dus juist moeten aanzetten tot een fundamentele heroverweging van de manier waarop wij met deze dieren omgaan.

* Met dank aan Frederike Kaldewaij.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend