Door Rutger Claassen (Hoogleraar Universiteit Utrecht)

Stel dat u in uw dorp elke dag geconfronteerd wordt met een man die met paars geverfd haar rondloopt. U vindt het een afschuwelijk gezicht, het kwetst u diep, elke keer dat u hem tegenkomt. Zou de gemeente u te hulp moeten schieten, en de paarse punker sommeren om zijn haar in een meer acceptabele kleur te verven? Stel in plaats hiervan dat u geconfronteerd wordt met een vrouw die korte rokjes draagt. Of met een teenager die een baseballpetje draagt. Of met een puppy met op maat gemaakte kleren aan. Stel telkens dat één van deze uitdossingen u diept schokt. Zou dat reden moeten zijn voor de staat om in te grijpen en de persoon in kwestie te beboeten of zelfs in de gevangenis te gooien? Stel dat de ander zingend door de straten loopt, en u een hekel hebt aan de liedjes die hij zingt. Of dat hij – hoe schokkend was het ooit – bellend over straat loopt. Moet de staat dan optreden?


Dit soort voorbeelden worden in filosofielessen meestal gebruikt als opstapje om het zogenaamde “schadebeginsel” van de 19e-eeuwse Britse filosoof John Stuart Mill uit de doeken te doen. De staat mag alleen ingrijpen als de ene burger de andere schade toebrengt. Wanneer ons gedrag alleen onszelf aangaat, moet de staat echter zijn handen thuishouden. Dit beginsel dient er toe om een dam op te werpen tegen een al te bemoeizuchtige, paternalistische overheid. Volgen we dit beginsel dan is het antwoord in alle hierboven genoemde gevallen “nee”. Mensen die zich geschaad voelen door de kleding of het gedrag van een ander moeten hun grieven maar inslikken. Het behoort tot de vrijheid van elke burger om zelf zijn eigen kleding of gedrag te kunnen bepalen, ook wanneer dat voor een ander aanstootgevend is. Het schadebeginsel is een klassiek, ja monumentaal politiek-filosofisch beginsel geworden, dat aan de basis van de liberaal-democratische rechtsstaat ligt. Iedereen mag alles doen en laten wat hij wil – zowel privé als in het openbaar – tenzij het een ander schade toebrengt. Alleen zo kunnen we onze individuele vrijheid waarborgen.
Maar dan.

Afgelopen week bracht het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg een nieuw vonnis uit, getiteld Gough vs. The United Kingdom.* Stephen Gough is een Engelsman die in Engeland meer dan dertig keer is veroordeeld voor naaktlopen. Zijn specialiteit is het maken van lange wandelingen dwars door Engeland om aandacht te trekken voor zijn mening, dat naakt-zijn de meest natuurlijke staat is voor het menselijk lichaam. Hij is herhaaldelijk gearresteerd, vervolgd en veroordeeld voor zijn naaktloperij. De straffen waren aanvankelijk mild, maar werden steeds zwaarder. Soms was hij een paar minuten op vrije voeten, en werd dan meteen weer gearresteerd. Uiteindelijk heeft hij meer dan zeven (!) jaar in de gevangenis gezeten. Toen stapte hij naar het Europees Hof om te klagen over zijn behandeling door de Britse overheden. De kern van zijn klacht was dat zijn recht op vrijheid van meningsuiting is geschonden. Dat is een van de vrijheden die in het kader van het schadebeginsel ruim moeten worden opgevat. Als wij iets zeggen in het openbaar dan moeten anderen dat in principe dulden, ook als zij het als belediging kunnen opvatten. Schelden en beledigen mag. Dat geldt niet alleen voor de inhoud maar ook voor de vorm van meningsuitingen. En het naakt-lopen is zo’n vorm om een mening over de schoonheid en natuurlijkheid van het menselijke lichaam uit te dragen. Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kan er wel een uitzondering worden gemaakt op zo’n constitutionele vrijheid, maar dan moet die uitzondering 1) een legitiem doel dienen, en 2) noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Is dat het geval? Is een verbod op naaktloperij een legitiem en noodzakelijk doel?

Als we terugdenken aan de voorbeelden waarmee ik begon, dan – zo lijkt mij – valt naaktlopen in hetzelfde rijtje. Net als paars haar, korte rokjes en baseballpetjes is naakt-zijn een kledingkeuze. Natuurlijk, het is een beetje een extreme kledingkeuze, maar toch. Als al die andere zaken geduld moeten worden, dan lijkt er geen goede reden om naaktlopen anders te beoordelen. Echter, daar is het Europees Hof het niet mee eens. In haar uitspraak keurt het Hof het beleid van het VK goed. Naaktloperij mag verboden en bestraft worden. Niks tolerantie en vrijheid van het individu. Dat plaatst ons voor een dilemma. Of wij verwerpen het schadebeginsel (ondanks al zijn historische en actuele waarde) – deze zaak laat zien dat staten ook mogen ingrijpen als burgers een ander geen schade aandoen, gewoon omdat zij bepaald gedrag aanstootgevend vinden. Of wij verwerpen de analogie tussen naaktloperij en het dragen van aanstootgevende kleding: ook lijkt het misschien niet zo, bij nader inzien is er bij naaktlopen toch sprake van serieuze schade. Maar dan is de uitkomst wel een radicaal nieuw, veel breder schadebeginsel dan we (in de filosofie) gewend zijn te accepteren. Wat zal het zijn?

Wie te rade gaat bij de uitspraak van het Europees Hof komt drie argumenten tegen waarom zij het Britse verbod op naaktlopen overeind hield. Allereerst oordeelt het Hof dat het doel van de Britse wet een “legitiem doel” dient. Dit is wat zij erover te zeggen heeft:

“It is clear that in a straightforward sense, the measures were designed to prevent the applicant’s committing breach of the peace through causing offence to and alarming other members of the public by confronting them with his naked state in public. However, the applicant’s arrest, prosecution, conviction and imprisonment can be seen to have pursued the broader aim of seeking to ensure respect for the law in general, and thereby preventing the crime and disorder which would potentially ensue were the applicant permitted to continually and persistently flout the law with impunity because of his own personal, albeit sincerely held, opinion on nudity.” (overweging no. 58)

Het blijft uit deze passage volstrekt onhelder hoe het naaktloperij-verbod ‘disorder en crime’ tegengaat. De enige misdaad die in het spel is, is de naaktloperij zelf, wanneer die als misdaad wordt gezien. Wordt naaktloperij gedecriminaliseerd, dan is er ook geen misdaad. Of het moet zijn dat anderen, geconfronteerd met zijn naakte aanblik, zich anders gaan gedragen dan normaal, misdaden beginnen te plegen, of zich wanordelijk gaan gedragen. Is daar ook maar een splinter aanwijzing voor? Het Hof geeft geen bewijs dat naaktlopen in eerdere gevallen tot grote maatschappelijke onrust heeft geleid. Ik kan het me nauwelijks voorstellen dat dit het geval zou zijn. Als het openbaar naaktlopen beperkt blijft tot enkele (rand-)figuren, dan is dat weliswaar een onaangename verrassing, maar toch geen reden tot grote paniek. Als een grote groep stelselmatig gaat naaktlopen, wordt het probleem ernstiger. Maar in dat geval raakt het verschijnsel ingeburgerd, zal gewenning optreden, en zijn de ‘openbare zeden’ blijkbaar flink geëvolueerd in de richting die meneer Gough in gedachten had (de geschiedenis kent genoeg voorbeelden van samenlevingen waarin heel wat ontspannener werd omgegaan met naakt). Hoe dan ook – zelfs als er wanorde ontstaat, dan is nog de vraag wie daar verantwoordelijk voor is: de naaktloper, of degenen die er zo’n “big deal” van maken.
Het tweede argument van het Hof is al evenmin erg indrukwekkend. Het Hof stelt dat meneer Gough gehouden is om zich net als ieder ander aan de wetten van het land te houden:

“The applicant’s own responsibility for the convictions and the sentences imposed cannot be ignored. In exercising his right to freedom of expression, he was in principle under a general duty to respect the country’s laws and to pursue his desire to bring about legislative or societal change in accordance with them (…). Many other avenues for the expression of his opinion on nudity or for initiating a public debate on the subject were open to the applicant.” (overweging no. 175)

De vraag is echter precies of dit een rechtvaardige wet is. “Je moet je aan de wet houden” kan nooit een argument zijn in een discussie waarin het erom gaat of die wet zelf in stand moet blijven. De laatste zin van het citaat hierboven roept nog een ander probleem op. Natuurlijk zijn er voor meneer Gough allerlei andere manieren om zijn overtuigingen aan de man te brengen. Hij kan een mooi stuk in de krant schrijven of een petitie zenden aan het parlement. Maar dat doet niet ter zake. De vraag is waarom hij niet naar zijn eigen overtuiging mag leven.

Dan het derde argument van het Europees Hof. Het Hof stelt dat meneer Gough een plicht heeft om zich tolerant te gedragen tegenover anderen, speciaal omdat hij ook tolerantie van anderen vraagt:

“He was also under a duty, particularly in light of the fact that he was asking for tolerance in respect of his own conduct, to demonstrate tolerance of and sensibility to the views of other members of the public. However, the applicant appears to reject any suggestion that acceptance of public nudity may vary depending on the nature of the location and the presence of other members of the public. Without any demonstration of sensibility to the views of others and the behaviour that they might consider offensive, he insists upon his right to appear naked at all times and in all places, including in the courts, in the communal areas of prisons and on aeroplanes.” (overweging no. 175).

Dit is wederom een problematisch argument. Meneer Gough is nu juist zeer tolerant naar anderen. Hij ijvert toch niet voor een verbod op het dragen van kleding? Hij scheurt hen toch niet de kleding van het lijf? Hij accepteert dat anderen kleding dragen, maar draagt zijn eigen, tegengestelde overtuiging uit. Als de tolerantie moet betekenen dat hij zich moet aanpassen (dat lijkt het Hof te bedoelen), roept dat de vraag op waarom anderen dan niet tolerant naar hem moeten zijn. Hier komt bij dat het Hof twee soorten plichten door elkaar haalt: morele plichten en politieke plichten. Tolerantie voor anderen is iets dat van iedere burger wordt verwacht, anders wordt het leven ondraaglijk. Het is een kwestie van respect voor de levensstijl van andersdenkenden. Maar zelfs als we aannemen dat meneer Gough een morele plicht heeft om tolerantie naar anderen op te brengen en zich te bedekken, betekent dat dan ook dat die morele plicht politiek mag worden afgedwongen, uiteindelijk met de sterke arm der wet? Toch alleen als dat gebrek aan tolerantie ook schade voor anderen oplevert – hier stuiten we dus weer op het schadebeginsel. Het Hof loopt er telkens omheen duidelijk te maken waaruit die schade nu precies bestaat.

Kortom, het Europees Hof geeft ons een onbewezen ‘dit-leidt-tot-maatschappelijke-wanorde’-argument, een irrelevant ‘dit-is-nu-eenmaal-de-wet’-argument, en een misplaatst ‘koekje-van-eigen-deeg’-argument. Niet erg indrukwekkend. De vraag die het Hof ontloopt, is die naar de schade die naaktlopen teweeg zou brengen. Wanneer de ene burger de ander een klap verkoopt, is dat een geval van duidelijke, fysiek aanwijsbare schade. Het naaktlopen brengt louter psychische schade toe. Het probleem met psychische schade, is dat die alleen ontstaat als de ontvanger (hier: de toeschouwers van meneer Gough) zich laten schaden. Alleen omdat hun interne morele kompas geschokt wordt bij het zien van naakt, ontstaat er schade (walging, misselijkheid, stress). De toeschouwer is dus co-producent van de schade. Als de toeschouwer zich zou vermannen, zou er geen schade zijn. Een goed argument om naaktloperij te criminaliseren, zou dus moeten laten zien dat mensen niet in staat zijn hun morele kompas anders af te stemmen. Dat niemand in staat is om zichzelf psychisch immuun te maken wanneer hij naakt ziet. Mensen worden nu eenmaal geschaad bij het zien van naakt; dat hoort bij het mens-zijn. Elke mens is, na de verdrijving van Adam en Eva uit het paradijs, onontkoombaar met die schaamte belast. Dit is een nogal sterke claim over de condition humaine. Ik zie de mogelijkheid zoiets te beargumenteren, maar zou graag van het Hof willen zien hoe dat juridisch hard wordt gemaakt!

Geen misverstanden: ik denk dat meneer Gough compleet gestoord is. Ik kan niet goed begrijpen waarom iemand jarenlange gevangenisstraf zou accepteren om deze principiële reden. Ik denk ook dat zijn gedrag moreel laakbaar is: niet alleen omdat hij anderen nodeloos kwetst, maar ook omdat hij zijn morele plichten naar zijn naasten niet nakomt: hij heeft zijn kinderen al jaren niet gezien. Maar morele overwegingen kunnen niet automatisch grondslag zijn voor politiek optreden, zeker waar het dwingend politiek optreden betreft. De liberaal-democratische rechtsstaat kent maar één moraal die geldt voor de overheid: die van de individuele vrijheid, ingeperkt alleen door het schadebeginsel. De overheid heeft het geweldsmonopolie, en moet daar heel zuinig mee omgaan. Zeven jaar in de cel, dat is niet zomaar wat.

Tot slot vraagt u zich wellicht af: waar trekken we dan de lijn? Masturberen in het openbaar? Seks in het openbaar? Moet dat dan ook maar kunnen? Interessante vragen. In dezelfde week van de uitspraak van het Europees Hof, is er massaal sociaal protest in India van met name jongeren, omdat zoenen op de mond in het openbaar niet geaccepteerd wordt (volgens de nieuwsberichten: het is daar niet strafbaar, maar wordt wel regelmatig beboet door de politie). Mill’s schadebeginsel is een poging om aan al deze casuïstiek een einde te maken. Locaal heersende zeden, hoe cultureel dominant ook, zijn geen goede reden voor een uitzondering op de individuele vrijheid.

* De uitspraak is te vinden op http://hudoc.echr.coe.int/sites/eng/pages/search.aspx?i=001-147623


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

10 Comments

  1. Als ik even advocaat van de duivel mag spelen, met het eerste argument beoogt het hof m.i. duidelijk te maken dat (premisse 1) er in het VK wetten zijn die schending van de openbare zedelijkheid (zo wordt ‘peace’ in dit geval denk ik uitgelegd) strafbaar stellen, dat (premisse 2) het tolereren van Goughs gedragingen suggereert dat het prima is om je niet aan de wet te houden en dat (conclusie) daarmee de deur wordt opengezet voor anderen om zich evenmin aan de wet te houden hetgeen schadelijk zou zijn voor de samenleving en daarmee voor de individuen die deel uitmaken van die samenleving. Maw, het hof argumenteert hier kennelijk tegen het door de staat tolereren van wetsovertredingen (terzijde: hoe nu met ons softdrugsbeleid?). Niet erg sterk, want indirecte bewijsvoering, maar volgens mij wel een toepassing van het schadebeginsel. Dient het hof echt uit te leggen wat er in algemene zin schadelijk is aan je niet houden aan de wet?
    Met het tweede argument beoogt het hof niet te stellen dat Gough niet naar zijn overtuigingen mag leven. Gough heeft zich, zo begrijp ik, tot het hof gewend omdat hij claimt dat hij in zijn vrijheid van meningsuiting beperkt wordt. Dat dient hij dus aannemelijk te maken. Kennelijk oordeelt het hof dat hij dat niet voldoende heeft aangetoond nu hem nog andere wegen openstonden om zijn mening kenbaar te maken.
    Verder geheel eens met je analyse. Wat een idioot, maar zeven jaar gevangenisstraf?

  2. Ik ook vind de argumenten van het Hof flauw en vind in theorie dat mensen naakt op straat moeten kunnen. Maar ik stel me een paar onwenselijke situaties voor:
    • Stel een overvolle bus met naakte mensen, waar het regelmatig voorkomt dat ze elkaar aanraken. Zou je als vrouw willen dat een lul tegen je billen of kruis aankomt (of een hand)? Of zou je als man willen dat een andere lul je billen aanraakt?
    • Stel je een trein voor waar net voor jou iemand naakt heeft gezeten. Misschien zweet hij op de stoel, vallen er schaamharen erop, druipt een laatste druppel urine van zijn laatste toiletbezoek, of laat zelfs een spoor stront achter, omdat ie/zij zijn kont niet goed heeft geveegd.
    • Zonder kleren zullen ook allerlei geuren ruikbaar zijn, van ongewassen genitaliën, of gezweten konten, na een dag werk, in de zomerhitte.
    • Het lijkt me ook dat vrouwen angstiger zullen leven voor aanranding, seksuele intimidatie en zo. Immers naakte mannen zijn sneller geil en als hij al naakt is, is een verkrachting al een stap dichterbij.

  3. Re Mihai: een aantal mooie voorbeelden geef je daar! Wat betreft je eerste drie voorbeelden zou ik zeggen: hier ontstaat echt fysiek contact, dat al snel als schade kan gelden. Dus misschien is er voor dergelijke situaties wel een kleding-gebod denkbaar. Vergelijk dit met de discussie over de boerka: veel landen verbieden die niet in het algemeen, maar eisen wel zichtbaarheid van het gezicht in specifieke situaties (zoals op het werk), om te kunnen communiceren. Zo kun je je ook voorstellen dat kleding vanwege hygienische redenen op sommige momenten wel verplicht wordt, zonder dat naaktlopen zelf strafbaar wordt.
    Wat betreft je laatste reden: dat lijkt me heel belangrijke discussie om te voeren. Als bewezen zou worden dat naaktlopen sneller leidt tot verkrachtingen, dan is dat een reden voor een verbod. Maar voor zover ik weet, zijn de meeste naturisten geen seks maniakken. Ik denk ook niet dat als je een verbod opheft, grote groepen mannen opeens naakt over straat zullen gaan.
    Re Koen: je niet aan de wet houden levert schade op, OK. Maar dat zegt nog steeds niets over wat wel en wat niet in die wet zou moeten staan (maar als ik je goed begrijp, ben je dat ook met me eens).
    W.b. het tweede argument:Het Hof heeft wel degelijk bewezen geacht dat de vrijheid van meningsuiting van Gough is geschonden. Alleen het meende dat die schending gelegitimeerd kon worden, als een van de uitzonderingen die “een legitiem doel dienen en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving” (de vaste formule voor uitzonderingen in het Verdrag). Dus het is eigenlijk heel raar: eerst accepteren dat die vrijheid is geschonden, en dan argumenteren dat hij zijn mening ook op andere manier kon uiten…

  4. Joel Feinberg heeft indertijd verdedigd dat aanstootgevend gedrag verboden mag worden als de aanstoot onvermijdelijk is en zodanig is dat ervan uitgegaan mag worden dat het gedrag in kwestie door de meerderheid van de bevolking als uitermate aanstootgevend zal worden ervaren. Dat vind ik niet helemaal onplausibel: als iemand op zaterdag in zijn nakie door de Kalverstraat loopt dan wordt je overwacht en zonder dat je het echt kunt vermijden met ’s mans adamskostuum geconfronteerd. De meeste mensen zullen zich daarbij ongemakkelijk voelen en als het ongemak echt groot is, dan lijkt hier toch een soort grens te worden overtreden zonder dat iemand echt schade wordt berokkend. (Feinberg heeft overigens prachtige voorbeelden waarin het hele scala van menselijke perversiteiten wordt genoemd in keurig Engels…).
    Wat vind jij van dat type argument?

  5. Re Bruno: ja Feinberg weet een indrukwekkende hoeveelheid meer en minder sexueel geladen voorbeelden te noemen (in hoofdstuk 1 van zijn boek “Offense to Others”). Toch blijf ik voorlopig maar bij de lijn uit mijn eerste blog: je komt op een hellend vlak als je aanstootgevend (als aanstootgevend ervaren!) en beledigend (als beledigend ervaren!) gedrag gaat criminaliseren en de veroorzakers ervan in het gevang gooien. het probleem is: wat is dat “soort van grens” dat wordt overschreden? En hoe kun je dat definieren op een algemeen aanvaarde manier?

  6. Hi Rutger,
    Nogal een late comment op je stuk, maar ik herlas het stuk nog eens omdat ik (zoals je weet) momenteel met Mill bezig ben. Hoe dan ook, mij viel nu je punt op over psychische schade en je ‘laten schaden’. Een interessant punt; dat de toeschouwer of ontvanger mede-constitutief is van of er sprake is van schade. Maar ik vroeg me af of dit zogenaamde ‘constitutieve’ punt als algemeen geldend ziet voor (echte of schijnbare) psychische schade? Dat lijkt in dit stuk de suggestie (je schrijft: ‘het probleem met psychische schade is…’). Maar hoewel ik het voor naaktloperij wel plausibel vind, vind ik het in andere gevallen niet zo plausibel (slurs of hate speech, bijvoorbeeld). Het is natuurlijk nog steeds zo dat wanneer iemand een slur gebruikt, je alleen (vooral?) geschaad wordt in zoverre je je geschaad voelt. Ik kan me zoiets ook gewoon niet aantrekken en dan is er ook geen psychische schade. Maar het lijkt misplaats in die gevallen te zeggen dat je maar je ‘mannetje moet staan’ en dat het probleem er niet zou zijn geweest als je je niet had laten schaden. Als dat klopt, dan is het misschien zo dat het constitutieve punt alleen plausibel is bij naaktloperij puur omdat het geen echte maar alleen schijnbare psychische schade veroorzaakt. Enfin, ik was benieuwd of dit punt algemeen geldend was bedoeld of alleen voor het specifieke geval van aanstoot nemen aan naaktloperij.
    Fleur

    1. Naast de voorbeelden van puur verbaal normoverschrijdend gedrag kan je in dit verband ook denken aan aanranding en zelfs verkrachting: ook daar is in veel gevallen geen sprake van fysieke schade, maar zijn argumenten over ‘zich vermannen’ misplaatst. Ik moest bij het lezen van het stuk verder denken aan het grijze gebied met verschillende vormen van potloodventen. Het lijkt mij zelfs dat de wens om te voorkomen dat mensen in de openbare ruimte seksueel geladen exhibitionistisch gedrag vertonen in zichzelf voldoende grond biedt voor een verbod op naaktlopen. En met een dergelijk argument uit algemene overwegingen van zedelijkheid in het achterhoofd, vind ik de redenering van het Europees Hof goed te volgen.
      Het is mij trouwens op grond van het bovenstaande stukje onduidelijk waarom Gough afgeserveerd moet worden met het etiket ‘compleet gestoord’. Ik zou eerder geneigd zijn om hem buitengewone moed toe te schrijven.

      1. Ja, je hebt waarschijnlijk gelijk dat het verder gaat dan ‘puur verbaal’ geweld. Het punt is dan dat ‘je mannetje staan’ alleen een terechte respons is als er in eerste instantie al geen sprake was van harm.
        Wat je potloodvent punt betreft: maar volgens mij was nu juist Rutger’s punt dat hier van *seksueel* geladen exhibitionistisch gedrag geen sprake was (net zo min als op nudistenstranden, tenminste, dat is geloof ik het idee). Misschien zou je kunnen denken dat seksuele intenties er niet toe doen. Dan komt het neer op de empirische vraag wat of exhibitionisme het aantal aanrandingen, verkrachtingen of andersoortig geweld vergroot, waar Rutger vraagtekens bij plaatst. De discussie is hier denk ik parallel aan discussies over pornografie, en volgens mij is er data voor beide posities, ik weet niet waar de wijzer naar uitslaat. Mijn intuitie is dat intentie er wel toe doet, dwz, ik vermoed dat hordes potloodventende personen een ungunstig effect hebben op (seksueel) geweld, maar hordes naaktlopende mannen niet per se. Maar misschien wel. Zulk onderzoek is lastig uit te voeren 😉

        1. Ik zie nu dat mijn opmerking over het ‘grijze gebied’ duidelijker had gekund. Mijn punt is dat er een grijs gebied bestaat tussen seksueel geladen exhibitionistisch gedrag (‘potloodventen’) enerzijds en naaktlopen anderzijds. Ik zou geloof ik zo ver willen gaan dat de eerste een vorm van seksueel geweld ís, ter voorkoming waarvan we een algemeen verbod op naaktlopen kunnen rechtvaardigen.

Comments are closed.