Door Bernice Bovenkerk (Universitair hoofddocent Universiteit Wageningen)
Hoewel de ethiek zich met waarden bezighoudt, gaat men er in het algemeen niet van uit dat ethici er betere waarden op nahouden dan de gemiddelde persoon, of dat zij deugdzamer leven. Ethici reflecteren op systematische wijze op normen en waarden, en proberen daarbij – in elk geval in eerste instantie – een onafhankelijk en onpartijdig gezichtspunt in te nemen. Hoewel hun overdenkingen zeker kunnen leiden tot het innemen van een bepaalde positie in een debat, dienen zij dat debat niet op vooringenomen wijze te benaderen. Reden te meer waarom ondergetekende en een collega ethicus verbijsterd waren toen hoofdstukken die wij hadden geschreven voor een handboek – bij uitstek een medium waarin alle facetten van een bepaald debat belicht dienen te worden – werden geweigerd omdat wij niet ferm genoeg stelling namen tegen diergebruik. Omdat wij dierentuinen of het houden van huisdieren niet resoluut afwezen, waren we niet – ik citeer – ‘zo agressief tegen het opsluiten van dieren als de redacteuren van het handboek hadden willen zien’. Een dergelijke censuur roept de vraag op naar de betekenis van waarden zoals scepticisme en belangeloosheid in de academische ethiek, met name de dierethiek.
In 1942 formuleerde Robert Merton het acroniem CUDOS, staand voor de vier basiswaarden waaraan de moderne wetenschapper zich zou moeten houden: Communalism, Universalism, Disinterestedness & Organized Skepticism. Hiermee streed hij tegen zaken zoals dogmatisme en belangenverstrengeling; zaken die afbreuk zouden doen aan wetenschappelijke integriteit en het zoeken naar waarheid. In het huidige academisch klimaat blijkt het steeds lastiger om aan deze waarden te voldoen. Het binnenhalen van financiering voor onderzoek wordt bijvoorbeeld een steeds centralere taak van wetenschappers en zij worden door de overheid zelfs aangemoedigd om cofinanciering te zoeken bij het bedrijfsleven. Hoewel dit natuurlijk niet per definitie tot belangenverstrengeling leidt, wordt in elk geval de agenda van het onderzoek hiermee in steeds hogere mate bepaald door dat bedrijfsleven. En denk aan het aanvragen van patenten; kan hiermee nog wel voldaan worden aan de norm van communalisme – de open toegang van alle wetenschappers tot onderzoeksresultaten? Filosofie is natuurlijk geen wetenschap in de strikte zin die Merton op het oog had. Toch heeft de academische filosofie de genoemde waarden ook hoog in het vaandel staan.
De filosofie floreert door georganiseerd scepticisme en ethici die een dogmatisch standpunt innemen worden over het algemeen niet erg serieus genomen. We hebben dan te maken met een ideoloog in plaats van een filosoof. Nu blijkt juist de dierethiek bijzonder vatbaar voor het afglijden naar ideologie.
Ik noem nog een aantal voorbeelden. Toen collega’s twee jaar geleden een groot internationaal congres over dieren organiseerden, bleek een belangrijk deel van de deelnemers helemaal niet geïnteresseerd in het voeren van een open discussie over de vraag hoe we dieren zouden moeten behandelen. Sprekers werden afgerekend op de vraag of ze diergebruik wel voldoende afwezen en weggehoond als men het niet met hen eens was. Zelfs het woord ‘holocaust’ schijnt een aantal maal gevallen te zijn. Ook wilden leden van de ‘moeder organisatie’ op voorhand sprekers weren als duidelijk was dat zij ooit dierproeven hadden uitgevoerd. Een onverkwikkelijke situatie voor een congres dat aan een universiteit gehouden wordt. Een ander voorbeeld: sommige dierethici zien het als hun taak om tijdens hun onderwijs studenten ervan te overtuigen dat zij vegetariër moeten worden. Hoewel ik het zeker zou toejuichen als meer mensen het eten van dieren zouden opgeven, denk ik dat het de taak is van de filosofiedocent om een student zelf kritisch te leren reflecteren en niet om hen te indoctrineren.
Waarom zou nu juist dierethiek zo snel leiden tot ideologie? Dierethici hebben op behoorlijk overtuigende wijze betoogd dat dieren morele status hebben en we met hun belangen rekening dienen te houden. Als men zich dan realiseert dat deze belangen vaak met voeten getreden worden, kan het als zeer urgent ervaren worden om dit tegen te gaan. Wanneer men reflecteert op de vraag hoe we dieren zouden moeten behandelen, komt men immers nogal eens schokkende voorbeelden tegen van hoe dieren in de huidige maatschappij behandeld worden. De dierenkwestie raakt mensen vaak zeer persoonlijk, ook vanwege de bijzondere relaties die mensen met dieren kunnen hebben. Om deze redenen kunnen de emoties hoog oplopen en kan het lastig worden om op neutrale of zelfs steriele wijze argumenten voor en tegen bepaald gebruik van dieren te analyseren. Deze emoties moeten we niet per definitie uit de weg gaan; emoties kunnen gezien worden als signalen dat er iets moreel problematisch aan de hand is. Daarmee vormen zij het beginpunt van een debat. Zij zouden echter niet het eindpunt van dat debat mogen vormen.
Dank je, Bernice, voor je openhartigheid. Ik heb altijd vermoed dat van sommige filosofen een bepaalde positie gewoon verwacht wordt (bijvoorbeeld dat de leden van de ethische commissie van een universiteit of ziekenhuis niet te vaak dwars mogen liggen), maar dit is de eerste keer dat ik van dit soort directe censuur hoor. (Meestal zal het wel slimmer versluierd worden–uw werk voldoet niet aan onze kwaliteitseisen, blah, blah.)
Toch viel het me op dat je uiteindelijk lijkt te suggereren — mischien bedoelde je het niet zo — dat censuur in jouw geval een gevolg van te hoog opgelopen emotie is. Maar waarom zou het niet het gevolg van (misplaatst, begrijp me niet verkeerd!) bewust beleid zijn?
Waarschijnlijk heb je gelijk, Eric. Ik denk dat het bewust beleid was van de redacteuren om onze bijdragen te weigeren. We kregen allebei precies hetzelfde eenregelige mailtje van de hoofdredacteur, met de boodschap dat er ’tough editorial decisions’ waren gemaakt, maar er werd niet bij gezegd op basis waarvan. De uitleg kwam later van een van de andere redacteuren, die het niet met de beslissing eens was geweest.
Mijn verhaal over emotie sloot eerder aan bij mijn meer algemene vraag waarom nu juist de dierethiek zo snel lijkt af te glijden naar ideologie. Maar misschien geldt dit eigenlijk helemaal niet in het bijzonder voor dierethiek. Ik kan me voorstellen dat hetzelfde speelt bij bijvoorbeeld politieke filosofie of medische ethiek. Het is goed mogelijk dat mensen die al een vooringenomen standpunt hebben filosofie gaan studeren om munitie te vinden om dit standpunt te onderbouwen. Hier heb ik, in elk geval in de dierethiek, zelf verschillende voorbeelden van gezien. Wat ik hier jammer aan vind, is dat de hele beroepsgroep hierdoor minder serieus genomen wordt.