Door Bij Nader Inzien (redactie)
Door Beatrijs Haverkamp ()
In ‘Discourse on the Origin of Inequality’ (1754) beantwoordt Rousseau de vraag: ‘Wat is de oorsprong van ongelijkheid onder mensen, en is de ongelijkheid toegestaan door de wetten der natuur?’.
Voor een antwoord, moeten we volgens Rousseau nagaan hoe het zover heeft kunnen komen dat de mens instituties gecreëerd heeft die uitbuiting en onderdrukking mogelijk maken. Daarvoor hebben we een verhaal nodig over het ontstaan van menselijke samenlevingen en dat moet volgens Rousseau geen geschiedkundig verhaal zijn. Om de aard van de mens aan het licht te brengen, hebben we volgens hem immers niets aan feiten. Echt inzicht verkrijgen we door hypothetische redeneringen.
Aldus prepareert Rousseau de lezer:
‘O man, whatever country you may be from, whatever your opinions may be, listen: here is your history. As I have thought to read it, not in the books of your fellowmen, who are liars, but in nature, who never lies.’
Rousseau toont zich een factbasher avant la lettre. Al speculerende wil hij ons doen inzien dat de mens van nature eenzelvig is, en geneigd tot medelijden. Dat door aardverschuivingen eilanden ontstonden die mensen tot samenleven en -werken veroordeelden. Dat mensen het concept ‘eigendom’ gestalte gaven en zichzelf zo uiteindelijk ketenden in slaaf-meester relaties. De uitweg uit deze niet te rechtvaardige ongelijkheden? Niet terug naar de natuur, maar voorwaarts naar democratisch bestuur.
Bij dit alles ontwikkelden mensen behoeften die ze eerder niet hadden. Eén daarvan is volgens Rousseau de behoefte aan roem en erkenning. Rousseau schreef zijn (tweede) Discourse als inzending voor een essaywedstrijd. De Academie van Dijon kende er geen prijs aan toe, maar gelukkig zijn mensen nog in staat tot medelijden. Laat Rousseau daarom op deze plek (nogmaals) de eer toekomen die hij verdient. Niet als factbasher, maar als schrijver die het belang van democratie als geen ander heeft weten te verbeelden.
Dit is een aflevering uit de rubriek ‘Een Kleine Ode Aan’. In ongeveer 250 woorden looft een Nederlandse of Vlaamse auteur een al dan niet vergeten filosofisch pareltje.