Door Karen Francois (Hoogleraar Vrije Universiteit Brussel)
Haal eens een boek vanonder het stof. “De structuur van wetenschappelijke revoluties” van Thomas Kuhn. We schrijven halfweg de twintigste eeuw. Iemand komt op het idee om de wetenschap zelf van nabij te bestuderen.
‘Wat? De wetenschap?’
‘Jawel! De wetenschap’, of liever, ‘de wetenschappen’.
‘Maar ik dacht dat de wetenschappen altijd hebben bestaan en nooit zijn veranderd, enfin, dat ze zijn zoals ik ze heb geleerd uit mijn boeken chemie en fysica uit het middelbaar.’
Inderdaad, zo wordt wetenschap dikwijls voorgesteld en dat is het beeld waarmee onze studenten de universiteit binnenkomen. Maar we moeten ongeveer 50 jaar geduld oefenen vooraleer nieuwe wetenschappelijke vindingen voorkomen in handboeken van het secundair onderwijs. Aan de universiteiten gaat het vlugger want onderwijs is gekoppeld aan onderzoek en zo houden we de vinger aan de pols.
Thomas Kuhn beschrijft een realistisch beeld over de ontwikkeling van wetenschap, over het feit dat wetenschap een product is van menselijke ijver, van groepen mensen met waarden en normen die theorieën bouwen naar best vermogen. Maar soms zijn er inderdaad concurrerende theorieën en als die beter in staat zijn een antwoord te formuleren op gestelde problemen dan kan dit overslaan in, jawel, een revolutie. Aan de hand van overtuigende historische voorbeelden staaft Kuhn zijn stelling dat wetenschap ontwikkelt in een gemeenschap van wetenschappers die er dezelfde wetenschappelijke waarden en doeleinden op nahouden, wat hij paradigma noemt. Dit blijft een interessant boek voor wie interesse heeft in wetenschapsfilosofie.
Dit is een aflevering uit de rubriek ‘Een Kleine Ode Aan’. In ongeveer 250 woorden looft een Nederlandse of Vlaamse auteur een al dan niet vergeten filosofisch pareltje.