Door Tom Kayzel (Promovendus Universiteit van Amsterdam)
Moet u tijdens coronatijd thuis werken? Bent u bang dat de kleine ruimtes, de zeurende kinderen en Zoom-vergaderingen dermate veel stress opleveren dat u niet langer productief kan zijn? Dat u binnen de kortste keren bent opgebrand?
Dan is het zaak om elke dag buiten te wandelen of hard te lopen (zorg wel dat u anderhalve meter afstand houdt). Zo houdt u het stressniveau op peil en voorkomt u een burn-out.
Voor een moderne mens is stress een vanzelfsprekendheid geworden. Iedereen heeft er wel eens last van. Stress is een constant op de loer liggend gevaar, maar ook een spanning die te managen valt. Wellicht zelfs geen slechte spanning, zolang het maar niet de productiviteit ondermijnt. Vooral die laatste visie is sinds de jaren 80 dominant, inclusief ideeën over yoga, hardlopen en meditatie als stressverminderende activiteiten.
Stress is bij uitstek een concept dat we gebruiken voor zelfmanagement
Het probleem is dus niet stress op zich, maar een gebrek aan balans in het stressniveau, vaak met een burn-out tot gevolg. Stress is dus bij uitstek een concept dat we gebruiken voor zelfmanagement. Zulke ideeën passen op hun beurt weer prima in het neoliberale plaatje van flexibilisering en het nieuwe werken waarbij zelfstandigheid voorop staat.
Deze connectie tussen zelfmanagement, stress en economische ideeën is beter begrijpen door de metaforen, beelden, en analogieën die we gebruiken wanneer we over stress praten nader te analyseren. Volgens de invloedrijke feministische filosoof Donna Haraway zijn deze voorstellingen sterk geënt op cybernetisch denken.
Wat is cybernetica?
Cybernetica, oorspronkelijk ontwikkeld in de Tweede Wereldoorlog om vijandige luchtaanvallen te voorspellen, werd na de oorlog gepromoot als een interdisciplinaire theorie die zowel sociale, biologische fenomenen als machines kon omschrijven. De theorie draait om systemen waarin semionafhankelijke actoren op basis van informatie steeds hun gedrag aanpassen.
De feedback die een actor dan ontvangt op het handelen maakt of de actor het gedrag nogmaals aanpast of niet. Een dergelijk systeem zou dan uiteindelijk in een evenwicht komen waarin alle actoren zo op elkaar ingespeeld zijn dat het niet langer nodig is om het gedrag te wijzigen.
Volgens Rowell heeft stress een noodzakelijke functie: het maakt apen alerter en agressiever.
Een bekend voorbeeld van de toepassing van cybernetica is de notie van een ecosysteem. Zolang bijvoorbeeld de groei van de konijnenpopulatie in verhouding blijft met het aantal konijnen dat bejaagd wordt door vossen en er genoeg gras groeit om de konijnen te voeden, hebben noch de konijnen, noch de vossen, noch de vegetatie een reden om hun leefwijze aan te passen.
Kortom, het ecosysteem is dan in evenwicht. Mocht er toch een disbalans ontstaan dan zullen de dieren en planten hun leefpatroon verleggen totdat het evenwicht is teruggekeerd. Cybernetische systemen zijn dus zelfregulerende systemen.
Stress in de apenkolonie
Cybernetische theorie wordt in de biologie ook toegepast op het omschrijven van het gedrag van dieren in groepsverband. Een voorbeeld dat Haraway geeft is het werk van de primatoloog Thelma Rowell. In haar Social Behavior of Monkeys (1972) wordt de balans in stressniveaus geïntroduceerd als dé manier om de interne dynamiek van apenkolonies te begrijpen.
Volgens Rowell heeft stress een noodzakelijke functie: het maakt apen alerter en agressiever. Handige eigenschappen voor de apen die de groep tegen vijanden beschermen. Constante stress daarentegen heeft ook negatieve gevolgen voor de apenkolonie, zoals interne conflicten en agressie.
De apenkolonie moet daarom op zoek naar een stressevenwicht, waarbij de apen met hoge stressniveaus het beste de kolonie kunnen beschermen, terwijl die met lage stressniveaus het beste voor de jongen kunnen zorgen. In deze cybernetische voorstelling van zaken is niet alleen belangrijk hoe gestrest individuele apen zijn, maar ook de sociale regulatoren die het niveau van de hele groep in balans kunnen houden. In haar werk verzet Rowell zich tegen het concept van sociale dominantie binnen studies van dierengedrag, zoals het idee van het alfamannetje.
Maar Rowells idee van de sociale stressregulatoren werkt als een soortgelijk concept. Als een aap goed is in het balanceren van de eigen stress dan kan hij of zij binnen een groep de stress van anderen in toom houden. Een dergelijke aap heeft binnen de kolonie dan de rol van een sociale stressregulator.
Spiegeltje, spiegeltje
Haraway omschrijft de relatie tussen samenleving en wetenschap als twee lachspiegels die elkaars metaforen, analogieën en assumpties constant reflecteren. Rowells model voor apengroepen bevat een aantal impliciete assumpties over sociale rollen, bijvoorbeeld dat mannetjes agressief zijn en daarom de kolonie moeten beschermen terwijl vrouwtjes voor de jongen moeten zorgen. Het model reflecteert daarmee evengoed de genderrollen uit de menselijke samenleving als het daadwerkelijke gedrag van apen.
Vervolgens worden omschrijvingen van apengedrag weer op de samenleving geprojecteerd, vaak met behulp van evolutionaire en economische theorieën, en vormen ze de basis voor algemene wijsheden over de mens. Niet enkel apen zouden het stressniveaus binnen hun groep kunnen reguleren, mensen doen dit ook.
Zomaar luieren is er niet meer bij
Daarmee heeft onderzoek naar apen onder andere bijgedragen aan het idee dat stress zelf niet per se slecht is, maar zowel te veel als te weinig stress het systeem zo uit balans brengen dat het de productiviteit ondermijnt. Het is daarom belangrijk voor individuen om op zoek te gaan naar een balans. Plots kunnen bezigheden als sport of meditatie goede sociale stressregulatoren worden.
De rol die managers wordt toegeschreven in het productieproces is daarmee ook veranderd. In de eerste helft van de twintigste eeuw overzagen managers het hele productieproces en konden zij productiefactoren aanpassen om de productiviteit te verhogen.
In het nieuwe cybernetische model is een dergelijke nadruk op top-down controle verdwenen. In plaats daarvan zijn goede managers nu stressbestendig, houden ze ook de stressniveaus van anderen in de gaten en treden ze op als de balans verstoord dreigt te raken, net zoals dominante apen dat doen in Rowells model. Productiviteit wordt niet verhoogd door top-down interventies, maar door evenwicht te zoeken.
Het idee van het nieuwe werken sluit hierbij aan: individuele werknemers hebben meer vrijheid om hun werk zelf in te vullen, maar ook de verantwoordelijkheid om in balans te blijven en daarmee productief te zijn.
Waar blijft onze vrije tijd?
Het gevolg hiervan is dat ook vrije tijd onderdeel is geworden van productief werken. Waar in de oude managementstijl iemands vrije tijd niets van doen had met het verhogen van de productiviteit, staat in het cybernetische systeem vrije tijd ten dienste van de productiviteit.
Zomaar luieren is er niet meer bij. Mensen ontspannen om de stress van het werk weer aan te kunnen. Nog voordat de quarantaine begon en je op de kinderen moest passen en werken tegelijkertijd, was de grens tussen vrije tijd en werk al behoorlijk vervaagd. Nieuwe cybernetische manieren van denken over arbeidstress zijn een onlosmakelijk onderdeel daarvan.