Door Leen Verheyen (Universiteit Antwerpen)
In een opiniestuk op de websites van Etcetera en Rekto:Verso luidden theatercritici Ciska Hoet en Charlotte De Somviele onlangs de alarmbel over het statuut van de kunstcriticus. Steeds vaker, zo stellen zij vast, wordt de waarde van die kritiek in twijfel getrokken.
De vraag die met het opiniestuk opgeworpen wordt, is echter niet alleen of de kunstkritiek haar waarde verloren heeft, maar ook of de kunst zelf haar waarde niet verliest wanneer we haar niet langer aan kritiek willen blootstellen. Thijs Lijsters boek Kijken, proeven, denken, dat in 2019 verscheen, biedt een interessante filosofische kijk op deze problematiek. Het laat niet alleen zien hoe kunst en kunstkritiek zich tot elkaar verhouden, maar biedt ook een antwoord op de vraag wat kunstkritiek zou moeten zijn.
Een kunstwerk als vorm van denken
Kijken, proeven, denken (lees hier een fragment) is een bundeling essays die Lijster de afgelopen tien jaar schreef over kunst, kunstkritiek en filosofie. Zoals Lijster zelf schrijft in de inleiding, laat de rode draad zich niet zozeer inhoudelijk vatten, maar zit deze in een houding: “denken-door-kunst.” Het uitgangspunt van het boek is dan ook dat een kunstwerk niet louter een ding is dat aanzet tot reflectie, maar dat een kunstwerk zelf een vorm van denken is, een “ding-dat-denkt.”
Lijster onderbouwt deze idee door te benadrukken dat onze verhouding tot kunstwerken van een principieel andere orde is dan die tot andere dingen, zoals gebruiksvoorwerpen. Kunstwerken lijden immers aan wat kunstfilosoof Georg Bertram een “gebrekkige vanzelfsprekendheid” noemde.
De rode draad zit in een houding: ‘denken-door-kunst’
Hiermee verwees Bertram naar het feit dat kunstwerken ook altijd vragen stellen over zichzelf, de beschouwer en de wereld. Alleen al doordat het zichzelf als kunst presenteert, stelt elk kunstwerk de vraag: “Wat is kunst?”
Zeker in de moderne en hedendaagse kunst is deze vraag expliciet aan de orde. Door een urinoir of een banaan als kunst te presenteren, nodigt het kunstwerk de toeschouwer meteen uit om zichzelf de vraag te stellen waarom dit kunst is. Het kunstwerk brengt dus vele vragen, gedachten en betekenissen met zich mee en confronteert de toeschouwer zo met iets wat niet zijn of haar eigen denken is.
Immanente kritiek
Wanneer we kunst begrijpen als een “ding-dat-denkt,” vereist dat volgens Lijster ook een opvatting van kunstkritiek die niet beperkt blijft tot het simpelweg oordelen over het werk. Centraal in Lijsters opvatting van kunstkritiek staat daarom het principe van immanente kritiek, dat hij ontleent aan de Duitse vroeg-romantici.
Kunstkritiek is volgens dit principe niet de beoordeling van het werk aan de hand van criteria die extern aan het werk zijn, maar eerder het expliciteren van de reflectie die zich in het kunstwerk voltrekt en die door de kunstkritiek vertaald wordt in alledaags taalgebruik.
Zo bespreekt Lijster in één van de essays een aantal kunstwerken die de klimaatverandering thematiseren en daarbij op zoek gaan naar manieren om de mens in het denken niet centraal te stellen.
In zijn bespreking van die werken lopen beschrijvingen van de werken over in zowel filosofische reflecties over het antropoceen (het tijdperk waarin de aarde en het klimaat de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit) als het bediscussiëren van de moeilijkheid om een verhaal te vertellen en daarbij buiten het menselijke betekenis gevende kader te stappen. Kunstkritiek en kunstfilosofie zijn op deze manier onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Deze verbondenheid betekent volgens Lijster dat de relatie tussen filosofie en kunst opnieuw tegen het licht gehouden moet worden. De relatie tussen filosofie en kunst moet gezien worden als een relatie van gelijkwaardigheid: filosofie en kunst vullen elkaar aan en hebben elkaar nodig. Het kunstwerk heeft de filosofie nodig om het denkproces dat zich in het werk voltrekt tot spreken te brengen. En andersom heeft de filosofie de kunst nodig om voelbaar te maken dat denken zich niet tot een louter redenerend en conceptueel proces laat beperken.
Kunst tot spreken brengen
In de verschillende essays die in Kijken, proeven, denken verzameld staan, toont Lijster wat deze abstracte ideeën concreet betekenen en poogt hij niet slechts over kunst te spreken, maar de kunst zelf tot spreken te brengen.
In het eerste deel van de bundel, “Kijken,” doet Lijster dat het meest expliciet via reflecties die vanuit bepaalde kunstwerken of oeuvres vertrekken. In de sterkste teksten uit de bundel stimuleert Lijster de lezer om het werk van de kunstenaars in kwestie te gaan verkennen.
Filosofie en kunst vullen elkaar aan en hebben elkaar nodig
Uit sommige andere teksten blijkt dan weer hoe moeilijk het soms is om de juiste balans te vinden tussen kunst, kritiek en filosofie. Zo bespreekt Lijster het werk van Maarten Baas, die klokken maakt waarin de menselijke tijd zichtbaar wordt. In Sweepers Clock worden de wijzers van een klok bijvoorbeeld gevormd door twee lijnen afval die door straatvegers iedere minuut een stukje verder geveegd worden.
Dit vormt bij Lijsters de aanleiding tot een reflectie over onze ervaring van de tijd. De focus ligt daarbij wat te veel op een filosofische reflectie over die ervaring, waardoor de kunstwerken zelf licht ondergesneeuwd raken. Hierdoor wordt onvoldoende duidelijk in welke mate de werken van Baas een niet redenerend denken voelbaar kunnen maken.
Het tweede deel van de bundel, met als titel “Proeven,” legt de focus op kunstkritiek en is het meest systematisch uitgewerkt. De meeste essays in dit deel bespreken prangende kwesties die de criticus van vandaag aangaan, zoals het soms problematisch gebruik van jargon en de vraag naar het ‘nut’ van kritiek. Lijster toont zich daarbij een genuanceerd denker.
Hij kaart bijvoorbeeld aan dat wazig jargon in de kunstkritiek vanwege het publieke karakter van kunst problematisch is. Maar dit betekent voor Lijster niet dat kunstkritiek noodzakelijk helder moet zijn. De meest originele en interessante kunstwerken laten zich immers niet beschrijven in de taal waarmee hun voorgangers beschreven konden worden.
Kunstkritiek hoeft volgens Lijsters niet noodzakelijkerwijs helder te zijn
De kunstkritiek bevindt zich daardoor volgens Lijster in een moeilijke positie. Enerzijds dient de kunstkritiek het publieke karakter van de kunstwereld te waarborgen, maar anderzijds moet de criticus ook steeds weer op zoek naar een taal om datgene te zeggen wat zich niet in de bestaande taal laat uitdrukken.
Het laatste deel, “Denken,” verzamelt essays over de relatie tussen denken en verbeelding. Het bevat zeer uiteenlopende teksten die met elkaar gemeen hebben dat ze actuele maatschappelijke thema’s als het antropoceen en het identiteitsdiscours aansnijden. Door deze thema’s via de kunst te benaderen, laat Lijster zien hoe een denken-door-kunst een belangrijke aanvulling kan bieden op het louter rationele discours.
Hoewel duidelijk is dat er iets op het spel staat, is niet altijd even duidelijk is wat dat dan precies is
Wat staat er nu op het spel?
Juist doordat het denken waar kunstwerken ons toe uitnodigen nooit geheel te vatten is, lijken veel van de essays in de bundel niet noodzakelijk een punt te willen maken. Hoewel het duidelijk is dat er iets op het spel staat, is het daardoor niet altijd even duidelijk wat dat precies is.
Daartegenover staan teksten waarin Lijster zeer precies en genuanceerd de vinger op de zere plek weet te leggen en een helder betoog houdt voor het herwaarderen van de kunstkritiek.
Dat pleidooi werkt aanstekelijk en is zowel voor kunstenaars als voor critici en filosofen relevant. Met een aantal van zijn essays laat Lijster treffend zien hoe denken-door-kunst eruit kan zien.
Thijs Lijsters is met zijn boek Kijken, Proeven, Denken een van de vijf genomineerden voor de shortlist van de Socratesbeker. De beker wordt ieder jaar uitgereikt aan de auteur van het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek dat in het voorgaande jaar verscheen. De winnaar wordt bekendgemaakt op 21 juni. In de aanloop naar de uitreiking publiceert Bij Nader Inzien recensies van alle vijf de boeken op de shortlist.
Deze recensie zal later, in licht aangepaste vorm, in het Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte worden gepubliceerd.