Door Bij Nader Inzien (redactie)
In een depressie verliezen vanzelfsprekendheden hun betekenis. Verbinding zoeken met andere wezens kan helend werken volgens Eva Meijer. In De grenzen van mijn taal gebruikt ze haar eigen ervaringen met depressie als vertrekpunt om het fenomeen in kaart te brengen.
In De mythe van Sisyphus vraag Albert Camus zich af of begrijpen dat het leven zinloos is noodzakelijkerwijs moet leiden tot zelfmoord. Die vraag, of we zelfmoord moeten plegen, ziet hij als de fundamentele filosofische vraag. Het leven is chaotisch en willekeurig en absurd – wij vragen, en de wereld zwijgt, op een onredelijke manier; zij geeft ons niet de zin of betekenis die we verlangen.
Daar kun je op reageren door te geloven in een god die het universum naar haar of zijn evenbeeld geschapen heeft en er orde en een doel in gelegd heeft. Of je kunt accepteren dat het leven zinloos is en de sprong naar de dood maken, omdat het leven door die zinloosheid niet waard is geleefd te worden. Er is echter nog een derde optie: de absurditeit omhelzen.
In een wereld waarin het absurde prevaleert, kunnen we als mensen kiezen om het absurde en de contradictie die dat absurde met zich meebrengt (namelijk tegen het absurde willen vechten, eraan willen ontsnappen, terwijl ook dat absurd is) aan te gaan. Als we dat doen, is niet zelfmoord de oplossing, maar juist het leven zo breed en rijk mogelijk leven. Zoals Don Juan, die zinloos maar met volle overtuiging harstochten najaagt, zoals de acteur die duizend mensenlevens doorleeft, zoals de kunstenaar die niet probeert het absurde betekenis te geven maar die het weergeeft zoals het is.
Camus heeft natuurlijk gelijk wanneer hij betoogt dat we het absurde moeten omarmen. De absurditeit van het leven is ook een bron van vreugde, en humor is een van onze betere wapens tegen de zinloosheid. Maar dat is meteen een van de punten waar het misgaat als je depressief bent: je ziet van de absurditeit de waarde en lol niet meer in. Relaties verliezen hun betekenis, net als kunst; je raakt afgesloten van jezelf en de wereld.
Ik had tijdens mijn eerste depressie goede vrienden, die wisten hoe het met me ging, maar dat hielp helemaal niks, want ik dacht dat ik eindelijk begreep dat ik alleen was en daarom was ik dat ook. Mijn gedachten isoleerden me. En alles was grijs, ik was volkomen grijs, een huls voor het gevoel dat ik voelde. Niemand anders zag dat alles nu grijs was, of hoe ik echt was – lieve dingen van anderen bevestigden alleen mijn zelfhaat.
Grenzen van de vrijheid
De existentialisten hebben natuurlijk een punt wanneer ze stellen dat het leven zinloos is, bezien vanuit de eeuwigheid – er is geen god(in) voor wie we ons best moeten doen, we hebben alleen elkaar en iedereen vergaat. Dat kale, scherpe besef, waardoor ik als puber zo getroffen werd, is – ingepakt in wat voor gedachten dan ook – voor mij soms nog steeds de basis van depressieve gedachten. Maar een existentialistische benadering van depressie, of zelfmoord, kent grenzen.
Onze plicht om vrij te zijn, ons vrij willen, is met een flinke depressie helemaal niet realiseerbaar. Jezelf realiseren, de beste mens zijn die je kunt zijn, de wereld binnentreden: die zaken behoren dan niet tot de mogelijkheden.
Dus hoewel de existentialistische traditie bepaalde inzichten biedt, valt het credo niet na te leven. Wie zelfmoord overweegt omdat het leven onleefbaar is, kan niet op de manier van Camus kiezen voor het omarmen van de absurditeit – dat kan pas later weer, als er een later is.
Dit bezwaar geldt trouwens niet alleen voor denken over depressie: critici betogen ook dat existentialisten ons vermogen tot vrijheid überhaupt overschatten, omdat we altijd op allerlei manieren aan onze facticiteit, onze fysieke en sociale bepaaldheid, gebonden zijn. We worden geboren in structuren die mede bepalen hoe ons leven zal verlopen – daarin spelen gender, huidskleur, psychische en fysieke toestand, sociale klasse en allerlei andere factoren een rol.
Daarin zijn we kwetsbaar. Die kwetsbaarheid is niet iets om af te schudden of weg te doen: ze laat ons ook zien dat dingen de moeite waard zijn en kan het begin zijn voor het ontmoeten van de ander, die helemaal anders is en als sterveling toch net zo in de wereld geworteld.
Dit is een bewerkt fragment uit De grenzen van mijn taal van Eva Meijer. Het boek staat op de shortlist voor de Socratesbeker, de prijs voor het beste filosofieboek van het afgelopen jaar. De winnaar wordt 21 juni bekendgemaakt. In de aanloop naar de uitreiking publiceert Bij Nader Inzien recensies van alle vijf de boeken op de shortlist. Bernice Brijan schreef voor Bij Nader Inzien een recensie van het boek.
Als je aan zelfmoord denkt, kun je daar met deskundige vrijwilligers over praten via de telefoon of chat. Bel 0900-0113 of kijk op www.113.nl.