Door Govert den Hartogh (Emeritus hoogleraar, Universiteit van Amsterdam)

In Nederland is het merendeel van de organen die gebruikt worden voor transplantatie afkomstig van levende donoren. Daarbij gaat het vooral om nieren, maar in toenemende mate ook om delen van regenereerbare organen zoals longen of levers. Een absolute voorwaarde om het aanbod van zo’n orgaan te kunnen accepteren is natuurlijk dat het aanbod geheel uit vrije wil wordt gedaan. Maar er is discussie mogelijk over de vraag wat ‘vrije wil’ in zulke gevallen precies betekent.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Vanaf het eerste moment dat orgaandonaties in 1968 mogelijk werden, viel het op dat sommige potentiële donoren (ouders en in het bijzonder moeders) besloten om daar meteen gebruik van te maken zonder enige afweging van de voor- en nadelen. Zulke mensen zeggen vaak dat zij geen keuze hebben, de optie om niet te doneren komt gewoon niet in aanmerking.

“Hier sta ik, ik kan niet anders”

Zij verkeren in een toestand die de Engelse filosoof Bernard Williams beschreef als ‘moral incapacity’. ‘Morele noodzaak’ is misschien nog een betere term. Williams haalt de befaamde uitspraak van Luther op de Rijksdag te Worms aan: “hier sta ik, ik kan niet anders.”

Dat zou Luthers antwoord zijn geweest op de oproep van keizer Karel V om zijn nieuwe leer te herroepen: hij wilde dat niet en hij kon het niet willen. (In feite heeft Luther die woorden in Worms waarschijnlijk nooit uitgesproken. Toen hij na afloop van de Rijksdag onderdook op de Wartburg is zijn rede door een ‘geniale redacteur’ voor publicatie bewerkt.)

Maar een algemene opvatting onder filosofen is dat je alleen iets uit vrije wil doet, als je het ook had kunnen nalaten. Als je niet in staat bent om nee te zeggen, ben je niet vrij om ja zeggen. Sommige auteurs hebben dan ook geconcludeerd dat moeders zoals hierboven beschreven niet als donor kunnen worden geaccepteerd.

Morele noodzaak is geen wilszwakte

Klopt het wel dat zij ‘niet anders kunnen’? In de filosofie bestaat er een uitgebreide literatuur over akrasia, wilszwakte. Een akratisch persoon weet dat hij iets doet wat verkeerd is, moreel verkeerd of gewoon stom, maar doet het toch. Hij kan niet anders.

Het is ook mogelijk om akratisch het goede te doen: je weet dat het juist is wat je doet, maar dat is niet de reden dat je het doet. Je bent bijvoorbeeld gewoon niet in staat om iemand anders of jezelf lichamelijk letsel toe te brengen, ook al is dat wat je het liefste zou willen.

Maar morele noodzaak is een heel ander fenomeen dan wilszwakte. Bij morele noodzaak word je geleid door een overweging die alle andere overwegingen aftroeft. Die andere overwegingen zouden in iedere andere situatie tenminste enig gewicht hebben, maar in deze situatie hebben ze geen enkel gewicht, ze zijn tot zwijgen gebracht.

Juist omdat ze niet anders kunnen, zijn ze volmaakt vrij

Uit de filosofische traditie herkennen we hier Aristoteles’ vergelijking tussen de volmaakte deugd en louter zelfbeheersing. Of Schillers beschrijving van ‘die schöne Seele’ die haar plicht doet omdat het haar plicht is, maar tegelijk spontaan en met vreugde. (Volgens Kant is dat wel een mooi idee, maar komen zulke mensen in het wild niet voor.)

Omdat mensen die handelen uit morele noodzaak volledig achter hun beslissing staan, zonder ook maar de geringste reserve, klopt het dat ‘zij niet anders kunnen’. Juist daarom zijn ze volmaakt vrij. God kan niet zondigen, maar dat is geen gebrek aan vrijheid, dat is het toppunt van vrijheid.

Als je de moeders die hun organen willen doneren juist de keuzemogelijkheid afpakt die voor hen de enig denkbare mogelijkheid is, tast je hun vrijheid dan ook op de meest grove wijze aan.

Aantasting van je identiteit?

Soms is er wel degelijk sprake van een afweging, mogelijk zelfs van een innerlijke worsteling. Maar juist op het moment waarop je dan op het punt staat om een andere keuze te maken begrijp je dat je dat helemaal niet kunt, dat je meest fundamentele commitments dat uitsluiten.

Het maken van zo’n afweging hoeft, anders dan Aristoteles suggereert, geen gebrek aan volmaakte deugd te zijn. Je kunt de overwegingen die met die morele noodzaak in strijd zijn ook te gemakkelijk het zwijgen opleggen. Je zou kunnen zeggen dat Luther zich daar in Worms schuldig aan maakte.

In zijn toespraak gaf hij aan dat hij zich de gevolgen van zijn beslissing voor Duitsland, met inbegrip van de reële kans op burgeroorlog, volledig realiseerde. Het was een vooruitzicht dat hem met vreugde vervulde. Als je denkt aan de Duitse geschiedenis in de anderhalve eeuw daarna, in het bijzonder de absolute ramp van de Dertigjarige Oorlog, is dat een huiveringwekkende uitspraak.

Als ik iets anders deed, zou ik mezelf niet meer zijn

Luthers formulering van morele noodzaak – “hier sta ik, ik kan niet anders”  – is zo memorabel omdat hij naar zijn eigen identiteit verwijst om die uit te leggen. Mensen kunnen dan zeggen: als ik iets anders deed, zou ik mezelf niet meer zijn. Maar we moeten daar niet uit afleiden dat het eigenlijke motief waarom zij hun keuze maken het behoud van hun identiteit is.

Dat is een misvatting die voorkomt in heel verschillende filosofische tradities: Kantianisme, existentialisme, deugdethiek. Dat motief zou juist fundamenteel in strijd zijn met wat deze mensen eigenlijk beweegt. Wat zij bedoelen is niet ‘dit is noodzakelijk voor mij, anders zou ik mijzelf niet meer zijn’, maar ‘mijn kind is doodziek, ik kan niet anders dan hem helpen.’

Voor een potentiële donor voor wie dit de enige relevante overweging is, doet alle verdere informatie die dokters geven over de risico’s en de belasting van de operatie niet ter zake. Andere auteurs hebben daar weer uit geconcludeerd dat dokters die informatie ook niet hoeven te geven.

Maar we kunnen er alleen maar zeker van zijn dat het om een geval van morele noodzaak gaat als we die informatie wel geven en dan vaststellen hoe de betrokkene daarmee omgaat. Alleen zij kan beslissen of de informatie relevant is of niet.

Zo vrij als je kunt zijn

Is het nu wel of niet juist dat we om vrij te zijn iets anders moeten kunnen kiezen dan we in feite doen? In een hele zwakke zin is het wel juist: onze sociale omgeving moet ons een reële keuzemogelijkheid bieden. Als je, zodra je overweegt iets anders te doen dan de dictator goed vindt, in de gevangenis wordt gegooid, ben je natuurlijk niet vrij om iets anders te doen.

Maar als je, zodra je alternatieve keuzen overweegt, begrijpt dat je eigen wil je maar één keuze laat, ben je vrij om die keuze te maken. Het fenomeen van morele noodzaak laat zien dat het voor een beslissing uit vrije wil niet nodig is dat je ook dan nog iets anders had kunnen beslissen. Als je je beslissing van ganser harte neemt ben je zo vrij als je kunt zijn.

Verder lezen

Bernard Williams, “Moral Incapacity”,  Proceedings of the Aristotelian Society 93 (1993): 59-70.

Harry G. Frankfurt, “Freedom of the Will and the Concept of a Person”, Journal of Philosophy 68 (1971), 5-20. 

Beate Roessler, Autonomie: Een essay over het vervulde leven. Amsterdam: Boom 2018, hoofdstuk 1.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Interessant artikel, heer den Hartogh, bedankt.
    Hoe kijkt u naar de vrijheid van dictators als bijvoorbeeld Adolf Hitler die zijn overtuiging en vrije wil opdrong en velen daarvan wist te overtuigen, en daarmee in staat was de wereld in verderf te storten?
    Ziet u hier ook niet een overeenkomst met bijvoorbeeld de Kruisvaarders, Luther, Mao en sommige hedendaagse leiders van grote landen?

Comments are closed.