Door Teun van Son (Universiteit Antwerpen)

Sinds je begonnen bent met het lezen van deze zin, zijn er in Nederland ongeveer zestig kuikens geslacht. Deze kuikens groeien binnen zes weken van 40 gram naar 2,4 kilo, en leven op iets meer dan een A4’tje aan ruimte, in een van de meest veedichte landen ter wereld.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Een recent aangenomen wetswijziging biedt hoop. In de toekomst zouden dieren alleen nog maar behandeld mogen worden op een manier die past bij hun natuurlijke gedrag. Maar de bevoegde minister heeft ervoor gekozen de wetswijziging naast zich neer te leggen: onuitvoerbaar.

Wat gaat hier mis? En wat zegt dit over onze cultuur?

De Wet dieren

De Wet dieren schrijft sinds 2013 voor dat het niet is toegestaan om “zonder redelijk doel” dieren pijn of schade toe te brengen. Een recent amendement van Tweede Kamerlid Leonie Vestering voegde hier een zinnetje aan toe: “Onder een redelijk doel wordt in elk geval niet begrepen het kunnen houden van dieren in een bepaald houderijsysteem of een bepaalde wijze van huisvesting.” Oftewel: de intensieve veehouderij mag niet langer uitgezonderd worden van de welzijnseisen in deze wet.

Dat onschuldig ogende zinnetje en een handvol andere amendementen aan de wet kwamen door de Tweede Kamer, werden in de Eerste Kamer zelfs unaniem aangenomen, en werden vervolgens gepubliceerd in het staatsblad. “De Wet dieren wordt als volgt gewijzigd: …” Nou, fijn voor de dieren, zou je zeggen.

Hoe komt het dat zo’n simpele wetswijziging op zo veel weerstand stuit?

Dat was juni 2021. De wet zou op 1 januari 2023 ingaan. Minister Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet, heeft de wet echter niet in werking doen treden.

Waarom niet?

De aanpassing zorgt voor “een hoop onrust en onzekerheid bij bedrijven”, roept veel vragen op, en is “juridisch eigenlijk niet goed handhaafbaar”, aldus minister Adema. Ik wil het hier niet hebben over de politieke en juridische aspecten van deze kwestie. Liever zoom ik uit: hoe komt het dat zo’n simpele wetswijziging op zo veel weerstand stuit?

Instrumentele rede

Een van de scherpste cultuurcritici van de 20e eeuw was de Duitse filosoof Max Horkheimer. In zijn Eclipse of Reason, gepubliceerd in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, probeert hij te achterhalen hoe het kan dat de mens elkaar toch zulke gruwelijke dingen aandoet. Hij concludeert: de instrumentele rede heeft de mens de afgelopen eeuwen in zijn greep gekregen.

De instrumentele rede is een specifiek soort denken dat één trucje kent: het bedenken van het beste middel voor een gegeven doel. Deze vorm van rationaliteit kan zelf geen doelen stellen. De instrumentele rede is bijvoorbeeld perfect geschikt om de kortste route naar de McDonald’s te vinden, maar niet om te overwegen of simpel gastronomisch genot belangrijker is dan je gezondheid.

Als je jezelf nu als doel stelt om gewicht te verliezen, kan de instrumentele rede je ineens wél vertellen wat je moet doen: niet naar de McDonald’s gaan! Maar je kan diezelfde denkwijze dan weer niet gebruiken om erachter te komen of gewicht verliezen wel zo’n waardig doel is, enzovoort.

Onze medemens is een instrument geworden

Het instrumentele denken is dus een vorm van denken die hongerig is naar doelen, maar zelf geen doelen kan vinden. En volgens Horkheimer kennen wij – dat wil zeggen, burgers in de (post-)industriële samenleving – vrijwel alleen nog de instrumentele rede.

Natuur als instrument

Goed, wat heeft dit alles met de Wet dieren te maken? Wel, de instrumentele rede was niet zomaar een theoretisch verzinsel van Horkheimer. Hij zag het elke dag in actie.

Hij zag: wij instrumentaliseren elkaar. Wanneer we onze medemens in overvolle treinen naar concentratiekampen sturen, maar ook wanneer we onze medemens door middel van advertenties manipuleren om waardeloze luxeproducten te kopen. Het punt is dat we elkaar niet langer zien als intrinsiek waardevol. Onze medemens is een instrument geworden voor onze eigen doeleinden.

Wij instrumentaliseren niet alleen elkaar, maar ook de natuur. De dominante visie op de natuur is verschoven: ooit verscheen ze aan ons als intrinsiek waardevol, vol met goden en geesten, als levend en dús ontzagwekkend. Maar volgens Horkheimer zijn we die houding grotendeels kwijtgeraakt. Bomen verschijnen aan ons als hout, dieren als vlees en gelatine, en landschappen als toekomstige voedselfabrieken.

“The world’s most efficient broiler”

De overheersing van de natuur en de medemens staan dus niet los van elkaar. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille: het op macht beluste ego van de instrumentele rede. Het is volgens Horkheimer dus niet verrassend dat we onze medemens vergassen, laten werken tot de dood, en ontdoen van hun menselijkheid. Kijk maar naar hoe we omgaan met de natuur.

Standaardkippen

Horkheimer schreef over dit alles in 1947. Hoe staat het er vandaag voor? Hebben we inmiddels een gezondere verhouding ten opzichte van de natuur?

Helaas past de heisa rond de wet dieren perfect binnen het plaatje dat Horkheimer schetst. Want wat voor samenleving is het die het invoeren van minimale welzijnsstandaarden voor dieren als een onuitvoerbare exercitie ziet? Dat kan niet anders zijn dan een samenleving die dieren al die tijd diepgaand heeft geïnstrumentaliseerd.

En als deze wet echt “juridisch eigenlijk niet goed handhaafbaar” is, dan is ons juridisch apparaat dus niet ingericht op het erkennen en waarborgen van de intrinsieke waarde van dieren. De letter van de wet mag dan sinds 2013 zeggen dat dieren intrinsieke waarde hebben, maar onze instituties en praktijken vertellen een heel ander verhaal.

Koe, varken en kip worden grondstof

Sterker, sinds het pleidooi van Horkheimer zijn dieren zelfs letterlijk producten geworden. Dierenrassen worden ‘geproduceerd’ en verkocht als productlijnen, met namen als Cobb500™ en Ross 308, om het productieproces nog meer te stroomlijnen. “The world’s most efficient broiler.” “Optimize chick cost.” “Superior performance on lower cost feed rations.” Zelfs op evolutionair niveau nemen we het heft in eigen handen; alles wordt gemanaged door de mens.

Als we Horkheimer serieus nemen, dan moeten we inzien dat de exploitatie van mens en dier niet los van elkaar staan. We nemen afstand van ‘waar ons eten vandaan komt’ op dezelfde manier dat we afstand nemen van ‘wat er in arme landen gebeurt’. Het feit dat wij – westerse consumenten – in beide processen diepgaand betrokken zijn, is enerzijds algemeen bekend en wordt anderzijds continu op afstand geplaatst. Het zijn twee uitkomsten van één instrumentele ingesteldheid die alles reduceert tot ‘materie-voor-ons’.

De aanblik van dieren

Het maatschappijbeeld van Horkheimer is onmiskenbaar somber. Mens en dier worden uitgebuit, en blijkbaar ligt dat aan niets minder dan de rationaliteit die het westen eigen is. Wat kunnen we dan nog doen?

Volgens Horkheimer is de overheersingsdrang zoals we die zien in het moderne Westen een onvermijdelijke uitkomst van de menselijke natuur. Maar we hoeven hem daarin niet te volgen. Inheemse volkeren over de hele wereld – wellicht totaal onbekend voor Horkheimer – leven al eeuwenlang op heel andere manieren samen met hun natuurlijke omgeving. Manieren die vaak gezonder zijn voor mensen, dieren én ecosystemen. Horkheimer was dus te snel om de westerse ingesteldheid te universaliseren tot ‘de menselijke ingesteldheid’.

De overheersing van de natuur en de medemens staan niet los van elkaar

Zelfs in westerse culturen zie je dat de instrumentele rede niet altijd overheerst. Wij mensen houden van interacties met dieren, en zien die dieren dan plots wel als individuen. Velen van ons hebben liefdevolle relaties met huisdieren, die vaak een volwaardig onderdeel van het gezin zijn. Op kinderboerderijen omarmt jong en oud de kans om met kippen, geiten en varkens te spelen – dieren die we eigenlijk als massaproducten zouden moeten zien.

Als we niet leren om alle wezens om ons heen te zien als op zichzelf waardevol, dan riskeren we een alsmaar verdergaande onderdrukking van dieren én mensen. We kunnen hiervoor te rade gaan bij de ideeën en praktijken van inheemse volkeren, maar we kunnen ook beginnen bij de liefdevolle aandacht die bijna iedereen af en toe overheeft voor dieren. De uitdaging is om die aandacht vast te houden en uit te breiden, voorbij katten en honden naar biggen, kippen en koeien.

Want hoe wij met dieren omgaan zegt niets over die dieren, maar alles over onszelf.

Teun van Son is masterstudent filosofie aan de Universiteit Antwerpen.

Afbeelding door Smilksta.


Verder lezen

Horkheimer, Max. 2004 [1947]. Eclipse of Reason. London: Continuum.

Nicholas, Jeffery L. 2015. ‘Mitakuye Oyasin as a Foundation for the Well-Being of Animal Life: Reason, Nature, and Oppression in Horkheimer, MacIntyre, and Midgley’. Pensando – Revista de Filosofia 6 (11): 31. https://doi.org/10.26694/pensando.v6i11.3335.

Whyte, Kyle, en Chris J. Cuomo. 2016. ‘Ethics of Caring in Environmental Ethics: Indigenous and Feminist Philosophies’. In The Oxford Handbook of Environmental Ethics, onder redactie van Stephen M. Gardiner en Allen Thompson. Oxford Handbooks. Rochester, NY. https://papers.ssrn.com/abstract=2770065.


Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend