Door Lisa Doeland (Radboud Universiteit)

Hoe kan ik eindelijk leren leven? In de inleiding tot Spectres de Marx (1993) stelt Jacques Derrida de vraag hoe we ‘eindelijk zouden kunnen leren leven’ (apprendre à vivre, enfin). Waarom ‘eindelijk’? En waarom ‘leren leven’? Leven is immers iets wat ons niet geleerd wordt, maar wat we gewoon doen. In die zin is het een onmogelijke vraag. Maar ook een noodzakelijke, want het gaat ons natuurlijk niet om de vraag hoe we kunnen leven (want dat doen we vanzelf al), maar hoe we goed kunnen leven. Derrida stelt hier de vraag naar de ethiek.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Zoals Derrida elders in een interview uitlegt, is de vraag naar het leren leven verbonden met wat hij een ‘spectrale belofte’ noemt. Spectraal, omdat het een belofte is die we aan spoken doen, dat wil zeggen, aan hen die er niet meer zijn of die er nog niet zijn (of, zo zou ik daaraan toe willen voegen, die er niet zullen zijn). Er is geen rechtvaardigheid mogelijk, merkt Derrida op, zonder deze belofte aan wat niet langer leeft of nog niet leeft (of niet zal leven), kortom, aan dat wat niet simpelweg aanwezig is.

In het laatste interview dat hij voor zijn dood gaf komt hij terug op deze vraag en merkt hij op dat leren leven niet alleen gaat over volwassen worden, maar ook over opvoeden en onderwijzen, vooral van onszelf. Hoe worden we onderwezen in dat waar we ons mee engageren? En hoe helpt dit ons om verantwoordelijkheid te nemen?

Leren leven betekent ook leren om te sterven. Leren om absolute sterfelijkheid te accepteren. Derrida vertelt dat hij in deze waarheid gelooft, maar zonder zich erbij neer te kunnen leggen. Hij heeft nooit geleerd om de dood te accepteren. Het gaat hem om overleven (la survie). En dit overleven is waar het allemaal mee begint. In den beginne was er overleven, zogezegd. Daar bedoelt hij overigens niets hardvochtigs mee. Zijn punt is niet dat het leven een strijd is, een survival of the fittest. Integendeel, dit overleven slaat op het feit dat er altijd iets is wat voortleeft, ook na de dood.

Leren uitsterven

Hoewel de filosofie de vraag naar het sterven al sinds haar geboorte stelt, moet die in onze tijd worden uitgebreid met de vraag naar het uitsterven. Dankzij Derrida heb ik me afgevraagd hoe je dat goed zou kunnen doen, uitsterven. Ik zou eindelijk willen leren uitsterven. Waarom ‘eindelijk’? En waarom ‘uitsterven’? Het is een bijna gekmakende vraag, maar ook een noodzakelijke.

Leren leven betekent ook leren om te sterven

En het is twijfelachtig of Derrida er een antwoord op heeft. Het is hem immers om het leren leven en sterven te doen, wat schier eindeloos doorgaat. Zoals ik mijn moeder heb geërfd en zij voortleeft in mij, zo zullen mijn kinderen mij erven en zal ik voortleven in hen. Maar wat als er niemand meer is om de erfenis te aanvaarden? Zoals Derrida elders schrijft, is het de mogelijkheid om te erven die wij erven – daar gaat voortleven over.

Net als leren leven en sterven gaat leren uitsterven over ethiek, over de vraag hoe we het zo goed mogelijk kunnen doen met en voor hen die ons omringen. Sterker, het gaat over de mogelijkheidsvoorwaarde van ethiek überhaupt: zal er nog iemand zijn voor wie ik het goede zal hebben proberen te doen? Een beetje zoals de Bijbelse Noach wil ik nu leren hoe je dat doet, uitsterven, omdat het daar de dag na morgen te laat voor is. Dan is uitsterving iets wat zal zijn geweest.

De vraag naar het leren uitsterven is, kortom, een onmogelijke vraag. Het is tegelijkertijd de meest noodzakelijke. Het is deze vraag die ik in mijn boek Apocalypsofie aan de orde stel. Niet om daar een sluitend antwoord op te vinden, maar om erbij te blijven. Een beetje zoals Donna Haraway dat bedoelt wanneer ze ons maant om ‘bij de problemen te blijven’ (staying with the trouble), zonder ze helder te willen maken en op te lossen, maar dan met een vleugje van de soefi-dichter Rumi erbij, die ooit dichtte dat we onze aandacht gericht moeten houden op pijnlijke plekken omdat juist dáár het licht binnenkomt. En om mezelf ermee in beweging te krijgen.

Gezond pessimisme

Zo stond ik begin dit jaar voor het eerst op een snelweg in Den Haag, om deze met honderden anderen te blokkeren. Het komt erop aan dat filosofen ook proberen om dingen te veranderen, nietwaar? Ik dacht overigens nooit dat de filosofie daar veel mee van doen had. Ik worstelde al jaren met het feit dat ik wel over de ecologische crisis schreef, dacht en onderwijs gaf, maar dat het daar bij bleef. Ik kon me bovendien niet aan de indruk onttrekken dat mijn schrijven en onderwijzen ook een vorm van sublimatie was: ik mocht dan niet burgerlijk ongehoorzaam zijn en geen pijpleidingen opblazen, ik was ermee bezig, ik droeg toch maar mooi mijn steentje bij. Maar ergens knaagde het besef dat ik uiteindelijk toch eigenlijk niets deed.

Ik ging mee demonstreren uit pure verontwaardiging en woede

Wat hier verandering in bracht was niet dat ik de verhouding academie–activisme eindelijk eens goed doordacht had (zoals ik me steeds voornam, daarna zou ik in actie komen), of dat ik begeesterd was geraakt door Andreas Malms How to Blow up a Pipeline, maar het nieuws dat er preventief een Nederlandse klimaatactivist was opgepakt die ik volgde op Twitter. Hij had net zijn kinderen naar school gebracht en was van zijn fiets geplukt, opgepakt omdat zijn oproepen om de A12 in Den Haag te blokkeren werden geduid als ‘opruiing’. Een kleine week later werden er nóg zes activisten opgepakt. Ik ging mee demonstreren uit pure verontwaardiging en woede. Dus het OM denkt die klimaatactivisten er wel even onder te krijgen?

Ik verwees al kort naar Marx en zijn stelling dat filosofen de wereld tot nu toe alleen anders geïnterpreteerd hebben, terwijl de inzet zou moeten zijn haar te veranderen. Volgens mij sluit het een het ander niet uit. Ik denk bovendien dat het anders interpreteren van de wereld tot verandering kan leiden, zij het bescheiden.

Het is daarbij wel belangrijk om niet al te veel van de filosofie te verwachten en wreed optimisme te vermijden. Misschien is het veeleer een gezond pessimisme dat we nodig hebben. Zoals Eugene Thacker dat zo mooi verwoordt: de waarde van pessimisme is dat het deemoedigheid in het denken inbrengt. De pessimist gelooft niet dat alles veranderd kan worden en dat het dan allemaal goedkomt. De pessimist vergeet ook het eigen lichaam niet, dat je knie pijn doet en je rug, dat je slecht geslapen hebt en het even helemaal niet meer ziet zitten. En dat geldt net zo goed voor de apocalypsoof, die beseft dat we het einde van de wereld niet te groots moeten denken en dat er al lang vele werelden eindigen en onverminderd probeert zo goed mogelijk uit te sterven.

Dit is een licht bewerkte voorpublicatie uit Apocalypsofie. Essay over recycling, groene groei en andere gevaarlijke fantasieën (2023). Het boek verschijnt 15 juni bij uitgeverij Ten Have.


Lisa Doeland doceert aan de Radboud Universiteit en de Universiteit van Amsterdam en doet promotieonderzoek naar de ontologie van afval. Op donderdag 1 juni 2023 spreekt zij op het evenement ‘Hoe geeft metabolisme te denken?’ in het Artis Groote Museum. Dit evenement wordt georganiseerd door de redactie van Wijsgerig Perspectief. De andere sprekers zijn Julia Rijssenbeek, Roel Vervaart en Yvonne Faber.


Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend