Door Bram Medelli (Tilburg University)
Als er iets is waar we het binnen deze gepolariseerde samenleving nog over eens zijn dan is dat wel dat veiligheid belangrijk is. We hechten waarde aan onze eigen veiligheid, en aan die van allen die zich in Nederland en daarbuiten bevinden. In de praktijk komt het garanderen van veiligheid neer op het uitvoeren van controles, dataverzameling en opsporing. Als die praktijk te ver gaat, kan het leiden tot een toeslagenaffaire, de controversiële sleepwet of racistische controles.
We accepteren veiligheidsmaatregelen regelmatig met tegenzin. Iedereen moet namelijk wat vrijheid of privacy opgeven voor extra veiligheid. De overheid beschermt haar burgers door ons allemaal als potentiële verdachten te behandelen. Voelt dát eigenlijk wel zo veilig? Niet echt. We moeten daarom vaker naar de overheid kijken als veroorzaker van onveiligheid.
Hobbes en de Nederlandse staat
Als we naar de cijfers kijken zien we een positieve ontwikkeling rondom ons gevoel van veiligheid. In 2021 zeiden Nederlanders zich 34% minder onveilig te voelen ten opzichte van 2005. De overheid lijkt te slagen in het creëren van een gevoel van veiligheid onder haar burgers.
Volgens filosoof Thomas Hobbes is veiligheid de primaire taak van de politieke gemeenschap. In zijn boek Leviathan verbeeldt hij de wereld voordat er een staat is. Dit leven zou een constante oorlog van allen tegen allen zijn. Niemand was veilig. Iedereen was vrij. Het was alleen geen wereld waarin mensen fraaie projecten konden opzetten of gezellig konden gaan picknicken.
Zonder veiligheid heb je ook geen vrijheid van meningsuiting
Om het leven op te fleuren, lijkt het Hobbes voordelig om een sociaal contract te sluiten. We spreken gezamenlijk af dat we absolute vrijheid opgeven aan een soeverein, die ons vervolgens beschermt. Zo kunnen we veiligheid garanderen. Tegenwoordig zijn wij, het volk, de soeverein. We regeren weliswaar niet zelf, maar we worden vertegenwoordigd door Kamerleden in het parlement. Zij bepalen of de minister van veiligheid haar werk goed doet. Maar wat verstaan zij onder veiligheid?
Veiligheid en (meta-)rechten
Politicoloog David Baldwin definieert veiligheid als “een lage kans op schade aan verworven waarden”. Hier valt alles wat ons schaadt onder, van aardbevingen tot aanslagen en van verkeersongelukken tot pandemieën. De overheid draagt dus een brede verantwoordelijkheid voor haar volk.
Volgens jurist Liora Lazarus is veiligheid niet alleen de drijfveer voor het sociale contract maar ook een recht. Volgens sommige academici is het zelfs een meta-recht geworden, een recht dat alle andere rechten mogelijk maakt. Zonder veiligheid heb je immers geen vrijheid van meningsuiting of privacy. Lazarus is het hiermee oneens. Juridisch gezien is veiligheid te vaag en breed om zo gewichtig te zijn in onze samenleving. Onze grondrechten (waar veiligheid niet onder valt) zouden volgens haar genoeg moeten zijn om de rechtstaat rechtvaardig te houden.
De staat van Nederlandse veiligheid
Waar houden de ambtenaren van Justitie en Veiligheid zich dan mee bezig? Veiligheid kun je op twee manieren waarborgen en meten: subjectief en objectief. Deze manieren geven duidelijk aan hoe we gewend zijn om naar veiligheid te kijken.
Een subjectieve meting houdt bij hoe veilig mensen zichzelf voelen, gebaseerd op hun dagelijkse ervaringen. We zijn banger voor terrorisme dan voor bijvoorbeeld een beroerte, terwijl de kans om slachtoffer te worden van een terroristische aanval statistisch gezien kleiner is. We rekenen ons door veelbesproken aanslagen enigszins irrationeel minder veilig, terwijl we een gebrek aan lokale ziekenhuizen niet zo snel als ‘onveilig’ ervaren.
Anderzijds bieden objectieve metingen van criminaliteit en ongelukken ons duidelijke cijfers en statistieken over veiligheid. Aan de hand van deze cijfers kunnen we zeggen dat de criminaliteit in Nederland rap steeg vanaf de jaren 1960 tot 2000. Sinds het begin van dit millennium daalt dit cijfer door demografische veranderingen, repressie en vooral door preventie. Met name de misdaad die de doorsnee burger raakt is gedaald. Misdrijven die verder van ons afstaan zijn echter niet verminderd. Georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit neemt toe, vooral buiten ons zicht. De politie blijft de grootste werkgever van Nederland, nu achter de schermen.
We zijn banger voor terrorisme dan voor een beroerte
Zoals Hobbes het graag ziet, probeert de overheid beide vormen van veiligheid te versterken. De objectieve veiligheid gaat erop vooruit, maar de subjectieve is al sinds 2019 gelijk gebleven. Oorzaken hiervoor zoeken we vaak bij de media: de negatieve focus van nieuws, alternatieve werkelijkheden van sociale media en populaire cultuur geobsedeerd met geweld en true crime. Wat nauwelijks benoemd wordt is het beleid van de overheid zelf. Hoe kan die ons beschermen zonder ons hyperbewust te maken van al het gevaar?
De verdachtmaking
Je hoort het vaak: het vertrouwen van de burger in de overheid neemt af. Hobbes zou hier geen probleem in zien. In iedere burger schuilt namelijk een bruut waartegen de overheid ons beschermt. Wat hier buiten zicht blijft, is wie of wat ons beschermt tegen de overheid.
De toeslagenaffaire is bij uitstek een voorbeeld van de verdachtmaking van burgers. Het werd pijnlijk duidelijk hoe een overheid haar burgers financiële veiligheid kan ontnemen. De aanpak werd verantwoord met het idee dat strenge controle nodig was tegen fraudeurs.
Hier zit de veiligheidsparadox. We willen meer controle om ons veilig te kunnen voelen, maar daardoor hebben we minder vrijheid en door alle maatregelen gaan we ons juist onveilig voelen.
Hetzelfde doet zich voor bij de extra beveiliging op vliegvelden, een overblijfsel van de vliegtuigaanslagen op 9/11, en preventief fouilleren door de politie, waarvan de effectiviteit niet duidelijk bewezen is. Beide vormen van controle hebben racistische trekken. Soms worden zelfs tot 100% van de mensen die uit het vliegtuig stappen in Nederland gecontroleerd. Zulke controles kunnen daarmee juist een gevoel van onveiligheid creëren, vooral bij mensen van kleur. De controles voelen begrijpelijk aan maar zijn enigszins willekeurig. Op treinstations voeren we dergelijke controles bijvoorbeeld niet uit.
Door veiligheidsmaatregelen gaan we ons juist onveilig voelen
Ook de invoering van de Wet inlichtingen- en veiligheidsdiensten, ook wel bekend als de ‘sleepwet’, past in deze paradox. Deze wet gaf de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) verregaande bevoegdheden om data te verzamelen van burgers, wat toentertijd tegen de wil in ging van 3,3 miljoen burgers.
Inmiddels staat er een wet op de agenda die nog verder gaat. Veiligheidsdiensten legitimeren dit door zich te beroepen op de nationale veiligheid à la Hobbes. Maar privacywaakhonden en ex-toezichthouder op de veiligheidsdiensten Bert Hubert zeggen dat we de diensten niet blindelings moeten vertrouwen.
Deze veiligheidsparadox van meer controle maar minder veiligheid is geen gegeven. Het is een politieke keuze die onderbouwd wordt met een beroep op het recht van veiligheid. Het sociale contract biedt on bescherming in ruil voor onze vrijheid. Dat is een goeie deal. Maar de overheid zelf brengt ons ook onveiligheid. En daar hoeven we ons niet bij neer te leggen.
Bram Medelli is afgestudeerd in filosofie aan Tilburg University en podcastmaker van Ik zie, Ik zie, Filosofie!
Verder lezen
Baldwin, D. A. (1997). ‘The concept of security.’ Review of international studies, 23(1), 5–26.
Boutellier, H. en Yarin Eski (2023). ‘Polder in de fik.’ BNR Nieuwsradio.
Hobbes, T. (2016). Thomas Hobbes: Leviathan. Routledge.
Lazarus, L. (2014). The right to security. Oxford University Press.
Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie. |