Door Bouke van Balen (Eindhoven University of Technology)

Het bedrijf van Elon Musk, Neuralink, implanteerde recent voor het eerst hun hersenchip in een mens. Die vermenging van brein en techniek roept fantasierijke vergezichten op. Denk aan cyborg-dromen over een toekomst waarin menselijke gebreken gewisseld worden voor supermenselijke capaciteiten door zich cognitief, zintuigelijk of lichamelijk te verbeteren. Maar denk ook aan nachtmerries zoals het monster van Frankenstein (of de meer recente film Poor Things) die ons behoeden voor het technologisch manipuleren van breinen. In Orwell’s 1984 was het brein het laatste bastion dat gevrijwaard was van toezicht: “nothing was your own except the few cubic centimetres inside your skull”. Wat staat er precies op het spel? Moeten we ons zorgen maken als technologie de schedel binnendringt? In dit stuk zal ik de zin en onzin van deze specifieke hersenchip-nachtmerrie verkennen: gedachten lezen.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

De angst voor gedachten lezen is een gedeeld sentiment. Ethicus Pim Haselager noemde het citaat van Orwell in een interview over Neuralink’s hersenchip. De NOS verwoordde het als volgt: “Een mogelijke vervolgstap met die technologie is brain reading. Oftewel: gedachten lezen met als doel ons gedrag te voorspellen.” En NU.nl kopte “Voor het eerst gedachtelezer (…) geplaatst bij een mens.” Is het aflezen van breinactiviteit hetzelfde als gedachtelezen?

Brein, lichaam en geest

Het idee dat het lezen van breinactiviteit gelijkstaat aan het lezen van gedachten berust op de aanname dat onze gedachten in ons brein te vinden zijn. De oorsprong van deze aanname wordt vaak toegeschreven aan de Franse filosoof René Descartes. Hij redeneerde in zijn Meditaties dat lichaam en geest twee verschillende entiteiten zijn en lokaliseerde de geest vervolgens in het brein (de pijnappelklier, om precies te zijn). Met andere woorden, wij zitten in ons brein. Vanuit een Cartesiaans raamwerk zouden hersenchips ervoor kunnen zorgen dat onze geest, verstopt tussen onze oren, onthuld kan worden.

Filosofen en empirische wetenschappers die zich bezighouden met ‘belichaamde cognitie’ menen dat de geest voortkomt uit een dynamische wisselwerking tussen lichaam, hersenen en omgeving. Zo is Maurice Merleau-Ponty in zijn hoofdwerk Fenomenologie van de waarneming (1945) kritisch op de Cartesiaanse neiging om lichaam en geest los te koppelen. Waarnemingen zijn namelijk altijd belichaamd: ons lichaam is zowel het beginpunt van alle waarneming, als een waarneembaar object. Het lichaam is subject en object tegelijk, en dus niet los te koppelen van de geest. We zijn een lichaam (corps vécu) en we hebben een lichaam (corps propre).

Moeten we ons zorgen maken als technologie de schedel binnendringt?

Als we redeneren vanuit die belichaamde cognitie kan de geest niet ‘in’ het brein zitten. Het brein is als het ware de dirigent van de geest: haal je die weg, dan stopt de muziek, maar het klopt niet om te zeggen dat de muziek in de dirigent zit. Muziek is niet te lokaliseren en komt voort uit de dynamische wisselwerking tussen de dirigent, de spelers, de instrumenten en de omgeving waarin ze spelen. Zo zit ook onze geest niet in ons brein, maar in een constant veranderend en complex netwerk van hersenen, een lichaam en een omgeving waar dat alles in ingebed zit.

Gedachten lezen?

Wat dan te maken van de zorgen over gedachten lezen en hersenchips? Gedachten, percepties, voorstellingen, fantasieën, emoties of andere ‘geestelijke’ fenomenen liggen niet als leesklare pakketjes in ons brein. In plaats daarvan zijn het dynamische, veranderlijke, niet-lokaliseerbare fenomenen die ontstaan in een interactieve wisselwerking tussen brein, lichaam en omgeving. Hersenchips meten in hun huidige vorm slechts een minimaal oppervlak van het brein af en kunnen die complexe interactie onmogelijk in kaart brengen. Hersenchips lezen hersenactiviteit af, geen gedachten.

De angst voor gedachten lezen en hersenchips draait om controle

Bovendien is onze geest tot op zekere hoogte altijd al zichtbaar in lichamelijke interacties die plaatsvinden tegen een materiële en sociale context. Hoe we spreken, wat voor postuur we aannemen, waar we naar kijken, in wat voor omgeving we ons bevinden en met wie – het draagt allemaal bij aan hoe anderen ons kunnen lezen. We nemen boosheid waar in een gefronste wenkbrauw, verdriet in tranen, geluk in een glimlach, aandacht in een blik, enthousiasme in een handbeweging, bedachtzaamheid in een stem, verlegenheid in hangende schouders. Onze geest zit niet verstopt in ons brein, maar is vervlochten door ons weefsel.

Voorbij de nachtmerrie

Wat blijft er als we ontwaken van de nachtmerrie waarin hersenchips directe toegang geven tot onze gedachten? Het brein is niet de zetel van de geest, maar wel een belangrijke schakel in de dynamische keten die geestelijke fenomenen constitueren. Het is dus wel mogelijk om hersendata te gebruiken om voorspellingen te doen over indirecte aftreksels van gedachten. Dat kan problematisch zijn, bijvoorbeeld als hersendata gebruikt worden als marketingtechniek. We moeten tegelijkertijd oppassen dat we hersendata niet de mythische status van ‘toegangspoort tot de geest’ geven. Dan lopen we het risico om het menselijk denken te reduceren tot een cerebrale activiteit, met te veel angst voor hersenchips als gevolg.

Waarnemingen zijn altijd belichaamd

Het residu van de angst voor gedachten lezen en hersenchips draait om controle. We willen niet dat onze hersendata dingen over ons verraden die we niet willen delen. Een ontnuchterende kanttekening is dat huidige hersenchips activiteit meten die vrijwillig worden aangemaakt op een manier die vergelijkbaar is met het bewegen van ons lichaam. Op dit moment is de angst voor controleverlies dus niet erg reëel: om tot een werkende chip te komen is vooronderzoek, een operatie, een actief trainingsproces en vrijwillige actie nodig. Het idee van plug-and-play is meer sciencefiction dan realiteit.

Gebruikers van hersenchips zijn bijvoorbeeld mensen met ernstige communicatieproblemen wegens verlamming (Locked-In Syndroom, kortweg LIS). Mensen met LIS zijn bemoeilijkt in hun vermogen om te spreken en zich lichamelijk te uiten. Ze lopen daarmee het risico om minder als mens en meer als object te worden gezien. Mensen met LIS verhalen bijvoorbeeld dat ze als meubelstuk of kasplantje worden gezien. Als communicatietechnologie kunnen hersenchips mensen met LIS een nieuwe vorm van belichaamde expressiviteit geven. In plaats van Cartesiaanse gedachtelezers kunnen we zeggen dat hersenchips apparaten zijn die de belichaamde geest op nieuwe wijze leesbaar kunnen maken. Wie de geest wil zien moet verder kijken dan het brein.

Bouke van Balen is PhD-student aan de Eindhoven University of Technology.

Illustratie door Sara Mertens.


Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend