Door Eric Schliesser (Hoogleraar Universiteit van Amsterdam)
De rijkste 1 procent heeft hier bijna een kwart van het vrije, verdeelbare vermogen (waarbij pensioenen niet zijn meegeteld), bleek eerder dit jaar uit cijfers van het Centraal Bureau Statistiek (CBS). De rijkste 10 procent bezit 60 procent, berekende het IMF, terwijl de armste helft (onder wie veel huurders) niet of nauwelijks vermogen heeft.—De Volkskrant (Wilco Dekker interviewt Itai Agur, Woensdag 15 Oktober 2014).
Nederland telt 1.1 miljoen huishoudens met probleemschulden. NOS Teletekst, 17 oktober.
“240.000 arme kinderen zijn met werkende ouders. Dit is 62% van het totale aantal arme kinderen”—CBS, Armoedesignalement 2013, p. 62.
Nederland is al lang een relatief lief land voor vermogenden met als uitspatters een tot voor kort zeer royale hypotheek aftrek en geen belasting op vermogensgroei (om over de complexere fiscale trucs te zwijgen). Je zou achteraf kunnen spreken van een gentleman’s agreement: links Nederland ‘kreeg’ inkomensnivellering en een sociaal vangnet (en een kruimel cultuursubsidie); rechts Nederland behield voor ‘oud geld,’ haar in een stenen belegd geld. En passant, werden de overheden een grote leveraged hedge fund die teerden op de stijgende prijzen van grond en onroerend goed—de bubble (met haar bijwerkingen van schreefwonen en woningnood) werd door beleid op alle fronten aangejaagd. Zelfs na het uitspatten van de bel, en de directe en indirecte kosten voor de samenleving duidelijk zijn geworden, gunt een VVD-PVDA coalitie vermogend Nederland een verhoogde schenkingsvrijstelling te gebruiken voor, ja wel, woningen. Hoe dit in de Nederlandse, beleidsmatige cultuur (ik kom hier op terug) heeft kunnen gebeuren is vrij simpel: voor elke verkiezing en regeerakkoord worden de inkomensplaatjes tot de laatste (fictieve) cijfer achter de komma doorgerekend – een andere keer meer over dit ritueel –, maar naar de vermogenseffecten word beleefd niet gevraagd.+
De creatieve econoom, Itai Aigur, stelt een progressieve huizenbelasting voor om vermogen te nivelleren (zie het interview in De Volkskrant). Een goed idee. Dit is een kwestie van sociale rechtvaardigheid (zie dit stuk van Jurriën Hamer en Sem de Maagt in Bij Nader Inzien) en verstandige politiek—onze huidige politieke en maatschappelijke elite heeft te weinig oog voor het belang van de burgers die niet mee profiteren van vermogensgroei. Maar het zou beter zijn als zo’n belasting onmiddellijk gekoppeld werd aan voorstellen om minder vermogende kinderen – of om het politiek haalbaar te maken, alle kinderen – vanaf hun geboorte een aandeel in het maatschappelijk of, ten minste, onroerend goed kapitaal te geven. Dan hebben alle burgers een belang bij de groei van het maatschappelijk vermogen en niet alleen de nu goed vertegenwoordigde insiders. Mocht de Franse econoom, Piketty, gelijk hebben dat “r>g”, dat wil zeggen de groei op kapitaal bestendig groter is dan de groei in de economie, dan is, zoals de econoom Debraj Raj opmerkt, zo’n kapitaal-aandeel voor iedereen zelfs een hoogst urgente zaak.
Ten slotte, een opmerking over Nederlandse journalistiek en die bovengenoemde beleidscultuur. In het interview met Aigur vraagt, na uitleg van het voorstel, Wilco Dekker onmiddellijk naar “[a] hoeveel levert zo’n belasting de schatkist op en [b] met hoeveel kan de inkomensbelasting dalen;” in de volgende vraag volgt de observatie [c] “Dat wordt een bloedbad op de huizenmarkt.” In de volgende vraag [d] “Vermogens zwaarder belasten neemt de prikkel tot presteren weg” en, ten slotte, is dit voorstel [e] “wel haalbaar.” In het stuk wordt geen vraag gesteld over de sociale gevolgen van vermogensongelijkheid; geen vraag over hoe kinderen met werkende, maar onvermogende ouders, in armoede opgroeien; nergens een vraag over hoe we vermogen beter zouden kunnen verdelen op een manier dat groei zou kunnen bevorderen. Begrijp me niet verkeerd [a-e] zijn allemaal relevante vragen. Maar deze vragen veronderstellen ofwel de belangen van vermogenden [b-c] (een structurele daling van de huizenprijzen is goed voor starters), een dubieuze sociale psychologie [d], en de politieke status quo [a & e] waarin nieuw beleid begrepen wordt vanuit het idee dat het moet voldoen aan de heersende doorreken-cultuur.
+ “De analyse omvat de belangrijkste (macro-)economische en koopkrachteffecten, houdbaarheid van de overheidsfinanciën, werkgelegenheid, alsmede de gevolgen voor zorg, sociale zekerheid, energie en klimaat, onderwijs, innovatie, woningmarkt, bereikbaarheid en natuur.”—CPB.nl
1 Comment
Comments are closed.