Door Dascha Düring (Docent-onderzoeker Universiteit Utrecht)
Angstpolitiek. Een term die voornamelijk als scheldwoord gebruikt lijkt te worden in debatten over bijvoorbeeld klimaatverandering, maar ook vluchtelingenkwesties. In het gebruik van de term ‘angstpolitiek’ lijkt men iemand te verwijten in te spelen op “onderbuikgevoelens” om mensen te overtuigen van een richting of beleid dat op andere gronden onacceptabel zou zijn. Ik vraag me dan vaak af of de mensen die bijvoorbeeld Geert Wilders voor angstpoliticus uitmaken zelf echt iets anders doen. Wat is angst eigenlijk, en wat is het tegenovergestelde? En hoe zou politiek eruit zien als het niet op angst, maar op haar tegenhanger inspeelt?
In de psychologie, psychiatrie, en filosofie, bestaat in de afgelopen vijf decennia veel onderzoek dat angst tegenoverstelt aan hoop is. Angst en hoop, zo is de gedachte, zijn twee manieren van omgaan met een complexe staat van zijn of ‘mind-set’ – een mind-set die tegelijk een cognitieve en een emotionele component heeft. De cognitieve component bestaat in een oordeel dat een bepaalde onzekerheid uitdrukt. Als ik bang ben dat de toeloop van Syriërs mijn baan op de tocht zet, als ik hoop dat klimaatverandering geen zware negatieve impact zal hebben op het leven van mijn kinderen, dan druk ik daarmee uit dat ik onzeker ben over hetgene waar ik mij toe verhoud. Ik weet niet zeker wat vluchtelingen of klimaatverandering voor invloed zullen hebben: dat is iets dat voor mij in de toekomst ligt, en waarover ik niet gerustgesteld ben in de zin dat ik ergens feiten kan checken die mij verzekeren dat iets wel of niet het geval is. Maar dat is niet het hele verhaal over angst en hoop.
Naast de karakteristieke onzekerheid, gaan angst en hoop ook over iets dat voor mij significant is. Er zijn heel veel dingen waar wij als mensen onzeker over zijn; ik heb bijvoorbeeld geen idee of Mark Rutte nog een leuke date gehad heeft de laatste tijd. Maar dat is, voor mij, niet echt relevant (al zou het heus leuk zijn als dit zo was) – alleen zaken die vanuit ons ‘binnenperspectief’ als mensen significantie hebben, zijn dingen waarvoor we vrezen en waarop we hopen. In die zin is angst en hoop emotioneel: we zijn bang voor dingen die we niet willen, en hopen op dingen die we wel willen, waarbij deze dingen voor ons belangrijk zijn.
Zo begrepen zijn angst en hoop dus allebei opgebouwd uit een combinatie van een oordeel dat iets onzeker is, en een gevoel dat het al dan niet geschieden van dit “iets” voor ons van belang is. Maar dat is niet alles. Empirisch onderzoek toont aan dat angst en hoop een fundamentele invloed hebben op ons handelen. Personen die van zichzelf aangeven een angstige verhouding te hebben ten opzichte van datgene dat ze willen maar waar ze onzeker over zijn, blijken vrij minimaal in staat te zijn om te handelen alsof er een goede uitkomst zal zijn. Personen die zichzelf als hoopvol beschrijven, lijken eerder in staat om alles op alles te zetten om bij te dragen aan de vervulling van hun wens. En interessant genoeg heeft zo’n mind-set dan ook daadwerkelijk invloed op de toekomst – bijvoorbeeld Martin Luther King’s geroemde speech ‘I have a dream’ zegt in feite ‘I have hope’, en door het uitspreken van zijn hoop is datgene waar hij op hoopte tenminste veel dichterbij gekomen. Er lijkt dus in beide angst en hoop een element van “self-fulfilling prophecy” te zitten.
Maar dat wil allemaal niet zeggen dat wij zijn “overgeleverd” aan angst en hoop, alsof het slechts emoties zijn die ons overkomen. Het is niet zo alsof wij onszelf ofwel als angstig, ofwel als hoopvol ervaren, en daar helemaal niets aan kunnen doen.
Juist in het oordeel van onzekerheid drukken wij uit dat het nog beide kanten op kan gaan, en dat wij onszelf kunnen instellen dan wel op basis van angst, dan wel op basis van hoop, besluiten te denken en handelen. Misschien juist in lijn met hoe wij dit emotioneel ervaren, misschien precies daartegenin. Ik kan ergens intuïtief gerust zijn dat dit allemaal wel goed komt met de vluchtelingen die naar Europa komen en op basis van mijn gevoel Europees beleid ondersteunen dat ze verwelkomt; ik kan ook juist angstig zijn voor de toekomst van de inwoners van Europese landen maar desondanks mijzelf ertoe zetten om mijn denken en doen te laten leiden door het idee dat wij hulp moeten bieden aan diegenen die het nodig hebben. Tot op bepaalde hoogte zijn angst en hoop keuzes. En juist op dat vlak bestaat een cruciaal verschil tussen angst en hoop. Angst, namelijk, is makkelijk.
Kiezen om angst als handelingsgrond te nemen heeft een gesloten en misschien zelfs lethargische houding tot gevolg, in de categorie ‘laat het maar blijven zoals het is’ of ‘het heeft toch geen zin’. Hoop is moeilijker, omdat het veronderstelt dat iets nieuws vormgegeven moet worden, en bovendien iets dat een persoon niet per se alleen kan doen. Als het specifiek om politiek gaat, is hoop iets dat een gedeelde verbeeldingskracht vereist: wij moeten samen een beeld schetsen van de situatie die we wenselijk vinden, en collectief bereid zijn om te denken en handelen alsof deze situatie zou kunnen ontstaan. Daar zit natuurlijk precies iets moeilijks: in politieke situaties is het zo dat alleen als men op grote schaal bereid is om op basis van hoop te handelen, en niet op basis van angst, de situatie waar wij op hopen daadwerkelijk gerealiseerd zou kunnen worden.
Dat soort politiek zien wij in Nederland, maar breder ook in Europa, op het moment heel erg weinig. In zekere zin is dat begrijpelijk: welke politicus gaat proberen om kiezers iets aan te smeren dat hij niet met zekerheid kan beloven? Maar tegelijkertijd is het absoluut onverantwoordelijk: welke politicus kan propageren een toekomstperspectief op onze natie, en het Europa waar onze natie onlosmakelijk bij hoort, te verbeelden zonder een perspectief van hoop te ontwikkelen?
We weten niet van de toekomst zal brengen, en dat hebben we nooit geweten. We kunnen de toekomst proberen vorm te geven als het “nieuwe” dat het inherent moet zijn, of we kunnen proberen te doen alsof alles bij hetzelfde zal kunnen blijven. Het eerste vereist een politiek van hoop, het tweede een politiek van angst. En het lijkt mij eerder zo te zijn dat niet alleen Wilders, maar eerder politici in het algemeen, angstpolitiek bedrijven.
Interessant. Ik heb zelf een leven gehad dat heel lang volkomen geregeerd is door angst, toch ben ik altijd zeer hoopvol geweest. De hoop troostte de angst, zou je kunnen zeggen. Ik herken echter de lethargie van de angstigen en heb daar veel strijd over. Iets teveel zelfs. Verdacht veel. Zou achter mijn weerzin tegen dat soort doendenkers een eigen peilloze en hopeloze lethargie verborgen liggen die ik niet onder ogen wil komen?
Ha Haye,
ik denk dat ik begrijp wat je bedoelt. Een weggestopt gevoel dat er misschien een waarheid zit in wanhoop..
Rond de 18e, 19e eeuw hebben verschillende filosofen – bijvoorbeeld Kant en Kierkegaard – gedacht dat hoop afhankelijk is van geloof in God. Ik zou denken dat dit precies hier iets mee te maken heeft.
angst en hoop bestaan dank zij het aan- dan wel afwezigheid van vertrouwen.
Beste Kees,
in termen van (afwezigheid van) vertrouwen zou je (angst en) hoop goed kunnen denken. Andere opties zouden misschien liefde, mogelijkheidszin à la Musil, of bovengenoemd geloof kunnen zijn.
Interessante vervolgvraag zou zijn: wat is vertrouwen eigenlijk, en vertrouwen in wat precies? Is vertrouwen een keuze, een gevoel dat je overkomt, of heeft het beide aspecten? En waarin moet men dan vertrouwen? Als het om angst en hoop gaat lijkt het niet puur om zelfvertrouwen te gaan; veel van de dingen die we vrezen / waar we op hopen zijn dingen die buiten onze macht liggen. Zou het dan ook vertrouwen in de mensheid betreffen? Of misschien nog breder: dan er uiteindelijk orde in de kosmos is of iets in die lijn?
Wat ik wat lastig vind, is dat je de begrippen angst en hoop veel werk laat verrichten. Aan de ene kant drukt het neutraal uit of je het verwachte effect positief of negatief waardeert. Maar tegelijkertijd lijk je angst en hoop te associëren met risico-attitudes: pessimisme versus optimisme. Oftewel of je geneigd bent de kans op iets negatiefs heel hoog of juist heel laag in te schatten. Risico-attitudes zijn behoorlijk fundamenteel; die vallen van jezelf niet zomaar bij te sturen. Beide attitudes kunnen handelingsgericht zijn. Maar ik denk dat je vooral reageert op een derde attitude: fatalisme. In tegenstelling tot de pessimist ziet de fatalist geen hoop. Niet alleen zijn de risico’s bij een bepaald handelingsperspectief heel hoog, maar het handelingsperspectief is ook nog een onvermijdelijk. Daarin lijkt iets gemakkelijks te zitten, want dan hoef je je ook niet voor andere handelingsperspectieven in te zetten. Maar ook hier: ik weet niet of de ware fatalist de eigen blik kan kiezen.
Hoi Marc,
ik weet niet of ik mij helemaal kan vinden in wat je zegt. Pessimisme en fatalisme lijken mij op een bepaalde manier hetzelfde: het is ergens het affirmeren van een bepaald verloop van dingen, waarbij wordt aangenomen dat dit een negatieve uitkomst heeft. Dus een meer algemene attitude. Optimisme lijkt eveneens niet op een specifiek intentioneel object gericht. Met hoop en angst is dit anders; ook al is datgene waar het op gericht is misschien conceptueel ondergedetermineerd, het lijkt me niet overtuigend dat angst en hoop, zoals optimisme en pessimisme, een algemene levenshouding uitdrukken. Ik zou absoluut willen zeggen dat ze specifieker zijn dan dat.
En precies daarom is het jammer dat in de huidige discussies juist optimisme en pessimisme present zijn, eerder dan hoop en angst.
[Daarnaast heb ik niet willen zeggen dat angst en hoop ‘neutraal uitdrukken dat je iets positief of negatief waardeert’ – ik weet ook niet wat dit betekent. Evaluaties zijn toch niet neutraal? Wat ik heb willen zeggen is dat er weliswaar een neutraal aspect is, maar die spitst zich op het oordeel van onzekerheid toe. Maar daarnaast lijkt er nog een component te zijn, maar daarvan zou ik niet zeggen dat deze neutraal is – juist niet. Ik zou die alleen specifieker zien dan in termen van een algemene levenshouding van optimisme / pessimisme]
Het blijft ‘bij nader inzien’ complex. Ik kan me voorstellen dat angst en hoop complementair zijn: dat ik angst heb om een spin tegen te komen, drukt hetzelfde uit als dat ik hoop geen spin tegen te komen. Maar als je zegt dat angst en hoop niet op die manier complementair zijn, maar een verschillende houding uitdrukken, lijkt het toch veel op een verschil in algemene risico-attitude. Zoals je de term ‘hoopvol’ gebruikte, lijkt dat toch veel op ‘optimistisch’.
Wat het verschil tussen pessimisme en fatalisme betreft: ik ben enigszins pessimistisch over de klimaatverandering die gaat optreden als we niets doen. Maar ik zie voldoende mogelijkheden om er wel wat aan te doen. Een fatalist ziet klimaatverandering als onvermijdelijk.
Het is absoluut complex en verschillen zoals die tussen angst-pessimisme, en hoop-optimisme zijn ook fijnkorrelige – maar mijns inziens absoluut cruciale – onderscheidingen. Maar ja, time and place for everything, en ik denk niet dat de lezers van BNI zitten te wachten op een paper van 10.000 woorden.. 🙂
Dank voor een mooi artikel. Vreemd genoeg had ik bij het lezen het gevoel van open deuren en eye-openers tegelijkertijd. Nooit eerder heb ik angst en hoop zo als tegengestelde kanten bekeken.
Laat ik er even bij opmerken dat geen filosoof ben, zeker niet in academische zin.
Tijdens het lezen voelde ik mij opeens erg verbonden met de hoop, wat niet betekent dat ik geen angst ervaar. Ook ben ik geen uitgesproken optimist; veel van mijn vrienden en kennissen zullen me eerder een mopperaar noemen. Maar wat mij vooral in dit artikel aansprak is de stelling dat angst gemakkelijk is.
En zo ervaar ik mijn eigen angst. Maar daarmee ook mijn hoop, als actief en misschien niet vanzelfsprekend. Daarin zie ik angst als verlammende en hoop als drijvende kracht.
En dat heeft mijns inziens niet zoveel met vertrouwen te maken (zoals Kees Bouwman aandraagt). Sterker: ik zie het eerder als een vormend principe ten aanzien van vertrouwen.
Ter illustratie: al meerdere jaren scheid ik mijn afval op plastic. Wekelijks breng ik plastic afval naar de daarvoor bestemde containers. Dat kost mij tijd en energie. Dit wordt gedreven door zowel angst als hoop. Angst omdat ik bang ben dat we de wereld ernstig vervuilen met dit man-made afval, dat extreem langzaam wordt afgebroken. De plastic-soep in de oceanen is een duidelijk negatief voorbeeld. Maar tegelijkertijd vind ik plastic een prachtige en uiterst nuttige technologische vondst. Het is echt fantastisch spul, dat ons veel brengt! Mijn hoop is dat we het alleen nog ten goede zullen inzetten en ons bewust worden van het gevaar ervan. En dat we daarnaar gaan handelen. Ik weet niet hoeveel van mij angst terecht is en hoeveel mijn hoop gerechtvaardigd zal worden…
Mijn nog grotere hoop is dat onze technologische ontwikkelingen zo’n hoge vlucht gaan nemen dat alle hedendaagse zorgen (angsten) onterecht zullen blijken, omdat ze eenvoudig op te lossen blijken te zijn (door nanotechnologie bijvoorbeeld). Die hoop geldt ook ten aanzien van het energie- en watervraagstuk. Stiekem hoop ik dat ik over 20 jaar er helemaal naast zit (qua angst) en dat zon/wind-energie toereikend is om iedereen te voorzien, alsook om zout in zoet water om te zetten… Ik hoop dat, maar blijf voor de zekerheid mijn plastic scheiden en zuinig met energie omgaan.
Zo zijn mijn angst en hoop verbonden, en ondanks dat ik mij gedreven voel door hoop, hou ik rekening met het angstscenario. In die zin zijn ze dus gelijkwaardig.
De bijdragen van Marc Davidson heb ik met belangstelling gelezen, maar overtuigen mij niet. De stelling “(…) ik angst heb om een spin tegen te komen, drukt hetzelfde uit als dat ik hoop geen spin tegen te komen.” is echt te simplistisch, vooral als het gaat over het angstbeeld. Ook vind ik fatalisme van een andere orde dan optimisme of pessimisme. En de stelling ten opzichte van handelingsperspectief volg ik zelfs totaal niet.
Zoals gezegd: ik ben geen filosoof en ook realiseer ik mij dat bovenstaande te particulier is om enig filosofisch gewicht te hebben. Desalniettemin wilde ik even mijn mening kwijt, omdat dit korte artikel mij een waardevol inzicht gegeven heeft in mijn opvatting ten aanzien van angst versus hoop.
Tenslotte (mbt. de eerste reactie): ik ben atheïst en heb voor mijn hoop geen godheid nodig. Ik denk dat wij mensen voor moraliteit en ethiek prima zonder god kunnen.
Nogmaals dank aan Dascha During voor deze open-deur-eye-opener 😉
Lepelaar
Bedankt voor je mooie reactie!
Niets verder aan toe te voegen 🙂
Beste Dascha,
Graag reageer ik nog op jouw bijdrage van 26 september.
Geloof, hoop en liefde creëren vertrouwen en rekenen af met de angst die onbewust excisteert en je bewustzijn aantast zodra de bevestiging van jouw identiteit achterwege blijft. Door ons handelen scheppen wij een toekomst en gebruiken wij dan wel ontkennen de natuur. Ieder nieuw bewustzijn doet nieuwe vragen ontstaan en zo een zoeken naar evenwicht. Een geloof in jezelf, in de ander, in het al, in de excistentie van het mysterie en zo je wilt in god die op deze manier kan ontstaan.
Dank en hartelijke groet,
Kees Bouman