Door Jurrien Hamer (Rathenau Instituut)
Wie met regelmaat de Internet Movie Database raadpleegt kan maar één conclusie trekken: Hollywood is de afgelopen 20 jaar veranderd in één grote slurpende recyclemachine.
Laten we het jaar 2015 erbij nemen: we begonnen met een nieuw seizoen House of Cards, naar de gelijknamige Engelse serie, en verse afleveringen van The Musketeers, naar het eindeloos verfilmde werk van Dumas, stoomden door naar een seizoen Game of Thrones, een boekverfilming, Mad Max en Jurrasic Park, allebei remakes, vernamen het nieuws dat Spider-Man en Batman gereboot worden en zijn alweer beland bij de laatste meest geanticipeerde films van het jaar, James Bond’s Spectre, een boekverfilming en een remake en met kerst de nieuwe Star Wars, een productie waarin de acteurs uit de allereerste films hun rol hervatten.
Dit is geen trend meer. Recycling is wat Hollywood hoofdzakelijk doet.
De oppervlakkige reden laat zich raden: producenten willen succes herhalen. Verfilmingen van stripboeken bleken winstgevend, waardoor die industrie zich steeds verder uitbreidde en de schaal groeide – tegenwoordig controleren stripboekuitgevers Marvel en DC Comics een enorm deel van de bioscoopmarkt. Dat is natuurlijk slecht voor de artistieke creativiteit. Hoe monotoner de producties, hoe zeldzamer de verfrissende parels die de grenzen van film en tv verleggen. Goede cinema is trial and error: als er geen risico’s genomen kunnen worden, ontstaat er niks nieuws.
Maar toch zijn sommige remakes niet slecht. Mad Max: Fury Road bijvoorbeeld, waarin een uitstekende Tom Hardy verstrikt raakt in een waanzinnige en bijna onophoudelijke achtervolging. De meest uitzinnige punkers scheuren met provisorische vrachtwagens door een dystopische woestenij. Het is een schaamteloos hysterische film die met behulp van alle moderne mogelijkheden ons idee van actie en snelheid en kick transformeert – iets waar de originele films lang niet in slaagden. Regisseur en scenarist George Miller heeft niet alleen zijn oude klassieker opgeschoond, maar is boven het eigen bronmateriaal uitgestegen.
Dus als er toch op traditie wordt teruggegrepen, laten we dan Miller’s recept volgen en die tradities uitdiepen. Net als een virtuoos dirigent Bach vers kan laten klinken, kunnen scenaristen een al bedachte wereld binnenstappen en hem nog veel interessanter maken. Na zoveel decennia filmgeschiedenis zijn ficties opgetrokken die de moeite van het verwijlen waard zijn. Maar laten we niet eerbiedig repeteren – sommige verhalen zijn al genoeg verteld. In hun verlangen naar vroeger vliegen de grote producties de mist in.
Gisteren nog, in hartje Londen, toen ik me onderwierp aan Spectre. De hele film bleek een ode aan het verleden, waarin bepaalde klassieke scenes – zoals die in de trein – vrijwel exact worden nagespeeld. De nostalgie voert zo de boventoon dat ieder coherent nieuw verhaal wegzakt. Jammer, maar het kan erger. Het universum dat ik het meest koester heeft de zwaarste klappen gehad: van de zes bestaande Star Wars films is de helft geofferd op het altaar van de nostalgie.
Weet u het nog? In de schitterende eerste films ontdekt een jonge Luke Skywalker langzaam de geheimen van de Jedi, en ontrafelt hij de mysterieuze geschiedenis waar hij en zijn avontuur het product van zijn. De kijker krijgt kernachtige flarden – Darth Vader is zijn pa, vroeger was het beter – maar wat er precies was gebeurd blijft onduidelijk. En dat is juist goed. De iconische scenes, kostuums en effecten bieden eindeloze stof voor de eigen fantasie. Maar toen besloot uitvinder George Lucas alle sluiers op te lichten en ons in drie films de hele voorgeschiedenis te laten zien. Die haalde het natuurlijk niet bij onze verbeelding en was vreselijk voorspelbaar: iedere kenner kon uitschrijven welke karakters bleven leven en wie er aan het langste eind zou trekken. Verblind door het succes van de eerste films, had Lucas het lef niet om zijn traditie te verbeteren – hij molk deze slechts uit.
Vlak voor kerst probeert Disney het opnieuw. De scripts van Lucas zijn terzijde geschoven en de acteurs uit de jaren ’80 ontmoeten nieuwe sterren in een nieuw verhaal. De film kostte honderden miljoenen. Laten we hopen dat een prachtige traditie recht wordt gedaan. May the force be with it.
Bij het lezen van deze bijdrage bleef ik toch even haken bij de omschrijving ‘grote films’. Wat zijn dat? Films die veel geld hebben gekost, films die veel publiek trekken? Voor mij is een grote film synoniem met een goede film. Tegenwoordig worden overal ter wereld films gemaakt. Niet alleen in Hollywood, en daar zit veel goed en vernieuwend werk tussen. Je hebt ook geen honderden miljoenen nodig om een sterke film te maken. Het kan ook voor een paar ton en er zijn zelfs films die nog aanzienlijk goedkoper zijn. Ik vraag me weleens af waar die overwaardering voor de Amerikaans cultuur toch vandaan komt. Dit geldt mijns inziens immers niet alleen voor films maar bij voorbeeld ook voor Amerikaanse filosofen waardoor middelmatige krabbelaars regelmatig worden opgewaardeerd tot belangwekkende denkers.
Ik ben de laatste die wil beweren dat films met een groot budget betere kunst opleveren dan kleinschaligere projecten: misschien is het wel andersom. Grote films zijn problematisch – maar soms hebben ze de potentie om iets magnifieks te doen. Die potentie probeer ik hier te omschrijven.
Op dat punt kunnen we elkaar wel vinden, denk ik. Ondertussen zit ik heel stiekem aan een ander soort films te denken dan die jij in je stuk aanvoert. Of vergis ik mij? Ik dacht onder meer aan ‘Fanny og Alexander’ van Bergman (de lange driedelige versie) en aan het Heimat-project van Edgar Reitz.