Door Marc Davidson (Radboud Universiteit Nijmegen)

Er is al tijden veel te doen over de lage belastingafdracht door multinationals zoals Starbucks, Google en Apple. De lage belastingafdracht zou onrechtvaardig zijn. Daarmee ben ik het eens, maar bij nader inzien blijkt de materie zoals gewoonlijk weer een stuk ingewikkelder dan op het eerste gezicht.

Laten we voor het gemak ervan uitgaan dat iedereen, burgers en bedrijven, de morele plicht heeft om de belastingen te betalen die democratisch zijn afgesproken. De belangrijkste reden daarvoor is dat de samenleving kan worden gezien als een samenwerkingsverband tot wederzijds voordeel: als men van andermans inspanningen de vruchten plukt, behoort men ook bereid te zijn wederdiensten te verlenen en zich niet als free rider of parasiet op te stellen. Bij gelijke overheidsuitgaven betekent het niet afdragen van belastingen door de één immers een noodzakelijke toename van de afdracht door de anderen. Men behoort daarom een fair share bij te dragen: een eerlijke, rechtvaardige bijdrage aan de collectieve middelen van de samenleving. Gangbaar is daarbij dat belastingen worden betaald naar draagkracht.

Maar aan welke samenleving is een multinational belasting verschuldigd? Het probleem is nu net dat multinationals in meerdere landen actief zijn. Er bestaat geen mondiale overheid die een mondiale belasting kan heffen; de wereld bestaat uit verschillende landen met ieder een eigen belastingsysteem. Wel bestaat er een internationaal netwerk aan belastingverdragen dat grotendeels is gebaseerd op twee normen. Ten eerste behoort volgens het single tax principle inkomen slechts één keer, niet meer en niet minder, te worden belast. Hoewel inkomen uit internationale transacties weliswaar dankzij baten van verschillende overheden tot stand komt, is er geen a priori reden om aan te nemen dat deze opgetelde baten hoger zijn dan als er slechts één overheid betrokken was. Het zou dus onrechtvaardig zijn als een bedrijf twee keer belasting zou moeten betalen.

De tweede norm is het benefits principle: men betaalt belasting in het land waar het inkomen wordt verdiend en waar men dus gebruikmaakt van de diensten die de overheid biedt. En daar wordt het ingewikkeld. Om te bepalen waar bedrijfsinkomen wordt gegenereerd, wordt het principe van arm’s-length pricing gehanteerd: de bedrijfsonderdelen van een bedrijf dat in meerdere landen is gevestigd, moeten hun winst berekenen alsof het afzonderlijke bedrijven zijn. Daarbij moeten zij voor de onderlinge levering van goederen en diensten een reële marktwaarde hanteren: de transfer price.

De combinatie van deze twee normen biedt multinationals mogelijkheden om ervoor te zorgen dat de belastingplicht in een belastingparadijs komt te liggen of ergens tussen landen in komt te hangen waardoor er niet dubbel of enkel, maar geen belasting wordt betaald. Een voorbeeld: Starbucks heeft meer dan 700 vestigingen in het Verenigd Koninkrijk (VK), maar betaalt daar nauwelijks vennootschapsbelasting. Hoe werkt dat? Een van de constructies is dat de vestigingen van Starbucks in het VK hoge royalties betalen aan buiten het VK gevestigde bedrijfsonderdelen voor het gebruik van intellectueel eigendom, zoals het logo en de naam van Starbucks. Zonder de naam van Starbucks zouden de koffiehuizen immers veel minder omzet maken. Door de afdracht voor het gebruik van het intellectueel eigendom zijn de winsten in het VK laag en betaalt Starbucks daar dientengevolge lage vennootschapsbelasting. Het intellectueel eigendomsrecht is op zijn beurt in een belastingparadijs geparkeerd, zodat er nauwelijks belasting wordt betaald.

Maar de vraag is nu wat daarmee mis is. Als het intellectueel eigendomsrecht buiten het VK is gevestigd, maken de vestigingen in het VK daadwerkelijk weinig winst. Waarom zou men dan in het VK hoge belastingen moeten betalen? Er zijn ongetwijfeld meerdere koffiehuizen in het VK die weinig of geen belasting betalen omdat ze weinig winst maken. Het internationale belastingrecht is nu eenmaal vormgegeven volgens een combinatie van het draagkrachtsbeginsel en het principe van arm’s-length pricing. Dat wil zeggen dat alleen de draagkracht van het bedrijfsonderdeel in het betreffende land ertoe doet, niet de draagkracht van de multinational als geheel. Starbucks handelt dus volgens letter en geest van de wet.
Welk argument is er dan om te stellen dat multinationals zoals Starbucks geen fair share afdragen? Ik kan er één bedenken op basis van John Rawls’ theorie van justice as fairness. Volgens Rawls zijn de basisprincipes waarop een samenleving is gebaseerd rechtvaardig als alle deelnemers deze principes redelijkerwijze aan elkaar zouden kunnen voorstellen of van elkaar zouden kunnen accepteren onder faire omstandigheden. Onder faire omstandigheden verstaat Rawls dat de deelnemers de principes moeten kiezen onder een ‘sluier van onwetendheid’, oftewel zonder voordeel te halen uit kennis over hun eigen toestand, zoals het bezit van talenten of rijkdom, en dus zonder kennis van de baten die ze zelf dankzij die talenten of rijkdom zouden kunnen plukken. Het belastingsysteem maakt daarbij deel uit van deze principes van rechtvaardigheid waarover de deelnemers van achter de ‘sluier van onwetendheid’ moeten beslissen. Kort gezegd: het is niet fair om voor lage belastingen te zijn enkel omdat je daarvan als vermogende toevallig zelf voordeel hebt. Evenmin heeft het met fairness te maken wanneer men enkel voor hoge belastingen is omdat men zelf werkloos is. In beide gevallen gaat het simpelweg om belangenbehartiging.

Maar als fairness betekent dat je je niet moet laten leiden door kennis over je persoonlijke omstandigheden bij de keuze hoe de samenleving in te richten, dan geldt hetzelfde voor de keuze tussen samenlevingen die op een verschillende manier zijn ingericht. Oftewel, het is unfair om als vermogende te verhuizen naar een land met lage belastingen als je zonder dat vermogen niet in dat land had willen wonen. En zo is het ook unfair om intellectueel eigendomsrecht te verplaatsen naar een belastingparadijs als dat besluit enkel is ingegeven door de belastingvoordelen die men daarbij plukt. Natuurlijk zijn er talloze legitieme redenen om naar het buitenland te verhuizen, zoals een zonniger klimaat of arbeidsmogelijkheden, maar een verhuizing enkel vanwege het belastingklimaat is een unfaire onttrekking aan de verantwoordelijkheden jegens de samenleving die men verlaat.

Blijft de vraag aan welke samenleving men een fair share verschuldigd is. Dat lijkt toch in eerste instantie het land waar het (intellectuele) kapitaal is gecreëerd. In het geval van Starbucks is dat de Verenigde Staten. Belasting over de winst die met dat  (intellectuele) kapitaal wordt behaald, behoort dan ook in eerste instantie in de Verenigde Staten te worden betaald. Dat intellectueel eigendom naar een belastingparadijs wordt verplaatst, is dan ook vooral unfair jegens de Amerikaanse samenleving, niet jegens de Engelse samenleving.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend