Door Chantal Bax (Onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen)
Alleen wie onder een steen heeft geleefd, kan ontgaan zijn dat er vandaag in de Verenigde Staten verkiezingen plaatsvinden; ook in de Nederlandse media wordt hier ruimschoots aandacht aan besteed. Dat is niet in de laatste plaats omdat de campagne ongekend hard is geweest en er meer nog dan gewoonlijk op het spel lijkt te staan. Clinton en Trump vertegenwoordigen namelijk diametraal tegenovergestelde perspectieven op wat voor land Amerika is en voor wie of van wie dat land hoort te zijn.
Clinton – of zij nu wel of niet uiteindelijk gewoon een pion van Wall Street is, zoals zowel op de rechtse als de linkse flanken wordt verondersteld – voert een expliciet inclusieve campagne waarin ze de kansen voor onder meer vrouwen en Latino’s onder haar presidentschap benadrukt. Met zijn “Make America Great Again” appelleert Trump juist aan een vermeend betere tijd waarin het, when all is said and done, nog gewoon witte mannen waren die in de Verenigde Staten de dienst uitmaakten. Deze slogan negeert dus doelbewust dat “vroeger” voor Afro-Amerikanen bepaald geen idyllische periode was, om nog maar te zwijgen over de native Americans (en bedenk ook dat Ieren en Italianen voorheen helemaal niet telden als blanken van de juiste soort, om Trumps plaatje nog verder te compliceren).
Dit is misschien wel de onderliggende reden dat wij aan deze kant van de Atlantic de huidige verkiezingen met zoveel gretigheid volgen. De witte mannen die Trump, in tegenstelling tot Clinton, tot de quintessential Amerikaan verheft, zijn in feite immers nakomelingen van Europeanen. Bovendien kunnen we stellen dat Trump zich hiermee bedient van een visie op identiteit die zelf Europese wortels heeft, namelijk in het Romantische idee dat de zogenaamde Westfaalse staten samenvallen met homogene en zelfbepalende volken. Koppel dit aan het gegeven dat identiteit ook hier een hot issue blijft, en we zien een verklaring voor onze fascinatie voor Trump op driedubbele wijze geïllustreerd. Want afgezien van zijn botte uitspraken en bijzondere voorkomen, was de VS niet juist het land dat voor eens en altijd zou breken met Europese vormen van groeps- en hokjesdenken?
Dit is precies wat de Amerikaanse filosoof Stanley Cavell tot een centraal thema in zijn werk heeft gemaakt, lang voordat Trump zich transformeerde van zakenman tot politicus. In wat we kunnen begrijpen als Cavells interpretatie van American exceptionalism, meent hij dat de Verenigde Staten ons, gegeven hun unieke geschiedenis, iets kunnen leren over wat het betekent om een maatschappij te zijn of worden. Als een land dat vrijwel from scratch moest worden opgebouwd, boden de VS namelijk een plek waar noties als identiteit en gemeenschap zelf konden worden heruitgevonden.
Zoals Cavell uitlegt in een tekst uit 1977 (en ik citeer hem even in zijn eigen, uiterst literaire Engels): “before there was France and England, there was France and England; but before there was America there was no America. America was discovered and what was discovered was not a place, one among others, but […] the backdrop of a destiny”. De VS is met andere woorden niet zomaar een land onder andere landen. Voor zover het een speciale bestemming heeft, is die is niet om de rest van de wereld tot de democratie of het kapitalisme te bekeren, maar om het hele idee van wat een land überhaupt is opnieuw te definiëren. Anders dan de Europese landen zou de VS niet langer het land van één enkel volk, ras of religieuze groep zijn.
Amerikaanse identiteit wordt daarmee een identiteit die niemand bij voorbaat uitsluit. En hoewel dit volgens Cavell een bijzondere ontwikkeling betreft, hoort het volgens hem niet tot borstklopperij te leiden (ook al zien wij dat vaak als typisch Amerikaans). Het zou daarentegen moeten uitnodigen tot voortdurende en vergaande zelfkritiek. Want hoe kan een land dat, zeg, slavernij toestaat, of de aanhoudende ondergraving van vrouwenrechten, zichzelf the home of the free noemen? Opnieuw in Cavell’s woorden, ditmaal uit 1972: “Everyone is saying, and anyone can hear, that this is the new world; that we are the new men; […] that America is Eden”. Zolang de American Dream niet voor iedereen bereikbaar is, zijn dit echter loze woorden en geldt volgens Cavell zelfs dat “we are trying to buy and bully our way into heaven” – doet dit ons niet aan Trump denken? – “that we are not free, not whole, and not new”.
Dit brengt Cavell ertoe te stellen dat er nooit één enkel moment is waarop we een land tot gevestigd kunnen verklaren. Amerika kwam niet tot stand met de Declaration of Independence, maar bestaat zelf in een voortdurend onderzoeken: in een niet aflatend nagaan of het wel voldoet aan wat het verklaart te zijn. Al woordspelend op de welbekende Founding Fathers wijst Cavell dan ook op de mogelijkheid om een land te stichten “without founders, without foundation; as if we are […] to ratify ourselves with Foundling Fathers”. In Cavell’s lezing, anders gezegd, zijn Franklin, Jefferson en de rest dus eerder vondelingen dan vaders, of de vaders van vondelingen. Eigen aan Amerikanen zou immers moeten zijn dat ze altijd op zoek blijven naar hun identiteit. Een identiteit die echter nooit vast zal komen te staan, maar juist in dat zoeken zelf ligt.
Als we Cavell volgen, moeten we dus stellen dat Trump compleet verkeerd begrepen heeft wat de Amerikaan tot Amerikaan maakt. Hij zou niet terug moeten grijpen op ouderwetse, Europese vormen van identiteit, maar de openheid van deze notie zelf horen te omarmen. Maar ergens ontwaren we, om het gechargeerd te stellen, misschien ook wel een vleugje Trump in Cavell. Het blijft tenslotte een merkwaardige strategie om het openbreken van een notie als gemeenschap te koppelen aan één enkel land. Zoals blijkt uit het feit dat Cavell nergens verwijst naar de oorspronkelijke bewoners ten koste van wie de VS zijn gesticht, bedreigen de blinde vlekken van het Amerikaanse volk zo ook de inclusiviteit en vreedzaamheid van Cavells eigen interpretatie van het Amerikaan-zijn.
Dit wijst erop dat traditionele vormen van groepsdenken, hoe problematisch ook, niet zomaar uit ons bewustzijn zijn te verbannen – voor zover de populariteit van Trump dat nog niet ruimschoots heeft geïllustreerd. Want dat identiteit een hardnekkig begrip blijft, is wat de campagne ons sowieso al geleerd heeft, wie straks ook de winnaar zal blijken te zijn.
Following month after month Trump’s presidential struggle, I came to understand what was at stake in the USA and even beyond. Trump was and is trying to clean up and repair a (the) Big Democratic Society brought slowly to a standstill, and sofar he did it rather heroically. And not the meanest of his Herculean tasks was to stop and kill Hillary Bhengazi Clinton’s‘ lying machine.
We may thank God now, and Trump! He 1. destroyed the – how unAmerican! – ‘monarchical’ Houses of the Bushes and the Clintons, 2. brought fresh air into the Republican Party fascinated and petrified by electoral considerations (Latins) and 3. shattered Liberals’ illiberal taboos on free speaking.
And so I came to see Trump first as a kind of ‘libertador’, reviving in the USA an old Latin-American political tradition, later as a kind of Culture Hero. The last term may be considered as exaggerated, but then read Mytheos Holt’s:
‘Trump Is the Culture Warrior We Need, and that is not exaggerated. In part, it is because he’ [Trump] ‘corrects massive ideological failures by the Right, which have enabled unmitigated cultural overreach by the Left, eliminating the social and cultural basis that permits a western order to exist’. (Holt in: ‘The Federalist; senior fellow at the Institute for Liberty’, 2016).
For the good order: I do not endorse all Trump’s political ideas. Especially I reject his latest standpoint on abortion. And he is certainly not stainless, maybe fortunately so, and overloaded with scandals. But nor were for that matter Indra, Starkadr, Hercules (Dumézil).
HPax