Door Bij Nader Inzien (redactie)

Door Marc Davidson, bijzonder hoogleraar milieufilosofie vanuit humanistisch perspectief aan Maastricht University en docent/onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam.

Op 17 februari jl. overleed de Amerikaanse filosoof Tom Regan op 78-jarige leeftijd, een van de centrale figuren in het debat hoe we met dieren behoren om te gaan. Regan dankte zijn roem met name aan zijn boek ‘The Case for Animal Rights’ uit 1983. Daarin betoogde hij dat alle ervarende levende wezens – dat wil zeggen alle dieren met overtuigingen, verlangens, waarneming, geheugen, emoties, toekomstbesef en het vermogen tot handelen – een inherente waarde hebben. Regan was zeker niet de eerste filosoof die zich om het lot van dieren bekommerde. In 1789 schreef Jeremy Bentham, de grondlegger van de filosofische stroming van het utilisme, al dat zijn theorie evenzeer op dieren van toepassing was. Volgens het utilisme behoren we het geluk in de wereld te maximaliseren en lijden te minimaliseren. Bentham trok daaruit direct de logische conclusie dat we dan ook het geluk en lijden van dieren behoren mee te wegen. Regan bepleitte echter als een van de eersten een betere omgang met dieren vanuit de deontologische theorie van Immanuel Kant, een van de belangrijkste concurrenten van het utilisme. Volgens Kant mogen we anderen nooit schaden, ook al zou dat het opgetelde geluk van alle betrokkenen maximaliseren. We mogen anderen nimmer als louter middel gebruiken, maar moeten hen te allen tijde ook als doel in zichzelf zien. Maar hoewel Kant zijn deontologische theorie alleen op mensen van toepassing achtte, beargumenteerde Regan dat ook dieren een ‘doel in zichzelf’ zijn.  Het morele recht om niet te worden geschaad zou daarom evenzeer voor hen gelden.

In de strijd voor een betere behandeling van dieren trok Regan lange tijd op met de beroemde Australische filosoof Peter Singer, een uitgesproken discipel van Bentham’s utilisme. Maar na verloop van tijd begonnen de verschillende aanvliegroutes hen toch op te breken. Want waar Regan voor dierenrechten streed, verwierp Singer dat idee. In het utilisme heeft immers noch mens noch dier absolute rechten: het gaat enkel om de maximalisering van geluk van alle betrokkenen. En daarbij mogen afwegingen worden gemaakt. Zo is Singer bijvoorbeeld niet principieel tegen het doden van dieren. Indien het geluk van de mens door het eten van vlees zou opwegen tegen het lijden voor het dier, zou vleesconsumptie zijn toegestaan. Maar omdat in de huidige industriële veeteelt grootschalig dierenleed onmogelijk kan worden voorkomen, bepleit Singer toch vegetarisme. Voor deontoloog Tom Regan was de veeteelt echter principieel uit den boze. Want hoeveel geluk vleesconsumptie de mens ook zou opleveren en hoezeer dierenleed ook zou kunnen worden geminimaliseerd, zouden dieren in dat proces toch altijd als enkel middel worden behandeld. Daarmee zouden hun fundamentele rechten worden geschaad. Regan bepleitte dan ook een radicale stopzetting van de veeteelt en elke andere inzet van dieren voor menselijk nut. Deze principiële verschillen zorgden ervoor dat Regan en Singer op een gegeven moment ieder hun eigen weg gingen.

Enkele decennia verder kunnen we concluderen dat de opvatting dat dierenwelzijn behoort te worden meegewogen steeds breder in de maatschappij wordt geaccepteerd. Regan’s pleidooi voor dierenrechten is voor de meesten echter nog steeds een stap te ver. De algemene gedachte is dat dierenleed weliswaar dient te worden voorkomen, maar toch is toegestaan als daar groot voordeel voor ons mensen tegenover staat. Die benadering zien we bijvoorbeeld terug bij politieke beslissingen rond dierproeven en veeteelt. Opvallend is dat wij zo een utilistische afweging onacceptabel vinden wanneer deze enkel mensen zou betreffen. We vinden het bijvoorbeeld onacceptabel om een geneesmiddel op een weeskind te testen, ook al zouden daarmee vele levens kunnen worden gered. De Amerikaanse filosoof Robert Nozick drukte die filosofische spagaat eens kernachtig uit als “utilisme voor dieren en Kantianisme voor mensen”. Wel rechten voor mensen, maar niet voor dieren. Daarin zit een zekere inconsistentie. Want hoewel er zowel voor utilisme als deontologie veel valt te zeggen, zijn er geen goede argumenten om de ene morele benadering toe te passen op mensen en de andere op dieren. Indien we een maatschappij verkiezen waarin de fundamentele belangen van mensen niet mogen worden afgewogen en weggestreept tegen andermans belangen, waarom dan wel bij dieren? ‘All animals are equal but some are more equal than others.

Emancipatieprocessen duren echter lang: eeuwen in het geval van de afschaffing van de slavernij en gelijke rechten voor vrouwen. Het is daarom niet verbazend dat ook de erkenning van dierenrechten de nodige tijd zal kosten. Tom Regan zal dat niet meer meemaken. In ieder geval heeft hij wel één mijlpaal kunnen aanschouwen: de eerste politieke partij in een nationaal parlement die expliciet voor de door hem bepleitte dierenrechten opkomt, de Nederlandse Partij voor de Dieren.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend