Door Chantal Bax (Onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen)
Hoe vaak deze term ook gebezigd wordt rond alle verkiezingen van deze tijd, “populisme” is een ver van eenduidige begrip, dus laat me allereerst duidelijk maken hoe ik dat woord hier gebruik. Zoals de etymologie leert, plaatst het populisme het populus of volk centraal, bijvoorbeeld door te stellen dat het de stem van de gewone man vertegenwoordigt, maar ook door te beweren de verdediger van de ware volksaard te zijn. Het populisme richt zich op issues die te maken hebben met de vraag wat een volk is of behoort te zijn, en geeft daar bovendien een heel specifieke invulling aan: een populus vormt een homogene groep waarbinnen alleen plaats is voor mensen met dezelfde taal, cultuur en geschiedenis. Afwijking of verandering daarvan wordt niet getolereerd.
Het is in deze zin dat ik het over het populisme wil hebben, want in een bepaald opzicht – en hoe verrassend het ook moge klinken – komt het populisme tegemoet aan een belangrijk inzicht zoals dat door invloedrijke filosofen is geformuleerd. Het hedendaagse populisme kan namelijk deels begrepen worden als een reactie op de neoliberale wind die de laatste jaren door de politiek waait en die maakt dat de samenleving wordt benaderd als een kil en zakelijk netwerk van berekenende enterpreneurials. Dat de mens niet zo’n zelfgenoegzaam individu vormt, werd echter bijvoorbeeld al in 1927 betoogd door Martin Heidegger in zijn boek Sein und Zeit. Onze verhouding tot de wereld om ons heen is er niet in eerste instantie één van distantie en calculatie, zo stelt Heidegger, en bovendien is het niet pas wanneer en zolang we bepaalde voordelen kunnen behalen dat wij contact zoeken met anderen. Contact hoeft niet gezocht te worden want dat is er in wezen altijd al: de mens is door en door sociaal en er is dus geen individu zonder gemeenschap.
Het is in dit opzicht dat het populisme de argumenten van één van de grondleggers van de continentale filosofie ter harte neemt. Zoals Heidegger betoogt dat de mens geen losgezongen zijnde vormt, benadrukken populisten het ingebed-zijn van individuen in geschiedenis en cultuur. Het voorbeeld van Heidegger laat echter ook zien welke kwalijke gevolgen deze nadruk kan hebben, althans wanneer we een bepaalde invulling ervan volgen. Heidegger is namelijk lid geweest van de NSDAP en hoewel hij geen onkritische aanhanger van deze partij was, heeft hij nooit afstand genomen van de wandaden van Hitler en de zijnen. Dat ik dit noem gaat verder dan de Wet van Godwin, want uit recent gepubliceerde schriften en brieven blijkt dat Heideggers affiliatie met het Nazisme intrinsiek verbonden was met zijn filosofie. Kennelijk meende hij dat de Nazi-ideologie, volgens welke een volk eenvormig is en moet blijven, geen slechte interpretatie vormde van het idee dat het menselijk leven in gemeenschappen wordt geleid.
Zo invloedrijk als Heidegger is geweest, zo ongemakkelijk is zijn Nazisme voor veel van zijn navolgers gebleven, al vóór de publicaties van afgelopen tijd. Een belangrijk deel van de contemporaine continentale filosofie kan dan ook worden gezien als een poging om aan Heideggers inzicht in de socialiteit van de mens tegemoet te komen, maar tegelijk te laten zien dat dit niet betekent dat er een indeling kan worden gemaakt in strikt te onderscheiden en gescheiden te houden gemeenschappen. Eén van deze filosofen is de Franse denker Jean-Luc Nancy.
Volgens Nancy heeft Heidegger zijn eigen inzicht nooit echt goed doordacht en dus evenmin de volledige implicaties ervan echt kunnen begrijpen. De stelling dat mens-zijn altijd al met-zijn is, zoals het vrij vertaald op zijn Heideggers heet, ondermijnt namelijk goed begrepen juist het idee dat gemeenschappen homogene en gesloten gehelen vormen.
Dit is op zijn minst historisch gezien incorrect, want grenzen en bevolkingssamenstellingen zijn al sinds mensenheugenis aan verandering onderhevig. En zoals Nancy bijvoorbeeld opmerkt in een boekje over de discussie over de Franse identiteit, heeft Frankrijk letterlijk Duitse wortels; de Franken waren immers Germaans. Dat zegt niets over Frankrijks behoren tot een groter Duits rijk, maar alles over de meervoudige geschiedenis van een land.
Nu zou een populist nog kunnen betogen dat zelfs als volkeren tot nu toe nooit heel en puur zijn geweest, ze het wel zouden moeten zijn. Nancy ondergraaft echter ook deze mogelijkheid door te stellen dat ook conceptueel gezien niet kan worden volgehouden dat een gemeenschap een statische uniformiteit vormt. Een dergelijke claim is in feite incoherent, meent Nancy, omdat een volk pas daadwerkelijk heel en puur is wanneer er geen enkel verschil meer bestaat tussen de mensen die ertoe behoren en zij volledig opgaan in het grotere geheel. Net zoals er echter geen individu is zonder gemeenschap, kan een gemeenschap niet bestaan zonder de afzonderlijke mensen die er lid van zijn – en juist die afzonderlijkheid verdwijnt in de fantasie van een volk als een zuivere en ondeelbare eenheid. Op het moment dat ieder lid zou opgaan in een dergelijke totaliteit, zou feitelijk het zo geliefde volk zelf ook verdwijnen.
Dit hoeft bovendien niet betreurd te worden, vervolgt Nancy, want het betekent niet dat we zoiets als het verlies van gemeenschap hebben te accepteren. Het betekent alleen dat een gemeenschap niet de vorm van een homogeen en onveranderlijk volk kan krijgen. Net zoals individuen geen geïsoleerde wezens zijn, vormen gemeenschappen geen afgesloten gehelen, en dit gaat zelfs hand in hand. Omdat mensen altijd al aan anderen blootgesteld zijn en nooit samenvallen met zichzelf, kan dit ook op het niveau van de samenleving niet het geval zijn: een poging tot het volledig sluiten van de rijen wordt altijd verhinderd door de verstrengelde aard van de mens. Daarbij kan concreet worden gedacht aan het feit dat velen van ons door liefdes- en familierelaties verbonden zijn aan mensen met een geheel of gedeeltelijk andere achtergrond, waardoor grenzen nooit eenduidig kunnen worden vastgesteld. En dat is maar goed ook, want volgens Nancy is het dus de doodsteek voor ons gemeenschappelijk-zijn om zonder vertakking en verschil te zijn.
Met Nancy kunnen we daarom stellen dat het populisme, net als Heidegger, verkeerd interpreteert wat het betekent om ingebed te zijn in een bepaalde sociaal-culturele context. Populisten hebben gelijk wanneer ze benadrukken dat mensen geen op zichzelf staande eilanden zijn zonder betekenisvolle relaties met anderen, maar dat betekent niet dat deze relaties beperkt blijven tot degenen uit exact dezelfde gemeenschap. Sterker nog, gemeenschappen zelf vormen evenmin duidelijk te onderscheiden en af te scheiden gehelen, juist omdat mensen geen eilanden zijn. Het populisme verzaakt dus het idee van de relationele mens door te trekken naar het niveau van de samenleving als geheel. Zoals wel blijkt uit alle regels over taal en cultuur die populistische partijen voorstaan, wordt een gemeenschap alleen heel en puur door dat van bovenaf op te leggen, maar daarmee wordt ons gemeenschappelijk-zijn dus onrecht aangedaan. Als populisten echt van het volk zouden houden, aldus Nancy, dan zouden ze het veelvormige karakter ervan onverdeeld omarmen.
Het is geen nieuws dat Heidegger nooit afstand heeft genomen van de Nazi-ideologie. Je kunt dat bijvoorbeeld ook al vinden in de uitgebreide biografie van Safranski. Ik geloof niet dat deze politieke overtuiging in de haarvaten van zijn filosofie is doorgedrongen. Zijn visie op de mens als een door en door sociaal wezen kun je zonder problemen los zien van zijn politieke overtuiging. Wat steekt is de merkwaardige dubbelgestalte van de persoon Heidegger, enerzijds de geniale filosoof, anderzijds het politieke onbenul. Op den duur hebben veel van zijn vrienden daar een soort modus vivendi in gevonden. Zo zocht Hannah Arendt hem op latere leeftijd regelmatig op en ze financieerde zelfs een tuinhuisje zodat Heidegger zijn werkkamer op de eerste etage kon verplaatsen naar een gerieflijkere plek.
Heideggers affiliatie met het Nazisme is inderdaad geen nieuws, niet alleen in secundaire maar ook in primaire werken was dat al te vinden, maar met de publicatie van de geschriften waar ik het over had, wordt het wel moeilijker om de scheiding tussen filosoof en persoon te handhaven. Peter Trawny, die de Schwarze Hefte geredigeerd heeft, spreekt niet voor niets van een zijnshistorisch antisemitisme: daaruit blijkt zowel dat Heidegger geen standaard Nazi was als dat zijn versie van het antisemitisme nauw verwerven is met zijn filosofische opvattingen (overigens net als zijn anti-amerikanisme, anti-hoe je het ook noemt als iemand tegen Frankrijk of Engeland is; kortom alles waaruit in zijn ogen de mechanisering en ontworteling van de moderne tijd spreekt). Maar afgezien daarvan is iemand als Nancy juist interessant omdat hij laat zien, niet zozeer dat je Heideggers notie van Mitsein volledig los kunt zien van zijn politieke overtuiging, maar dat je er een andere uitleg aan kunt geven die niet tot een dergelijke politiek hoeft te leiden.
“blijkt dat Heideggers affiliatie met het Nazisme intrinsiek verbonden was met zijn filosofie”: zeggen de aanhangers van Peter Trawny en gebruiken dan het woord ‘blijkt’. Ik lees ook de ‘apologie’ van Dirk de Schutter en dan schijnt Heidegger toch nog steeds een van de grootste denkers te zijn die het filosofisch discours heeft voortgebracht. Maar omdat hij naast denker ook een onnozel mens was, was hij overrompeld door de antisemitische kuddegeest van de 19e eeuw. Een van de meest actieve antisemieten in die tijd Richard Wagner schiep een oeuvre dat nog dagelijks door de hele wereld klinkt. Luister Wagner en lees Heidegger.