Door Gert-Jan van der Heiden (Hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen)
Een kleine ode verdient in de eerste plaats het filosofische werk waaraan we schatplichtig zijn en waarvan we in een of andere zin de erfgenaam zijn. Of een werk waarmee we ons in een of andere zin verwant voelen, omdat we op onze eigen manier de vragen die in dat werk gesteld zijn oppakken en op een andere plaats, in een andere context, opnieuw aan de orde stellen.
Het kleinood Mimesis van Sam IJsseling (1932-2015) weet als geen ander rekenschap af te leggen van het nalatenschap van een eeuwenlange filosofische reflectie op het begrip mimesis. Dit begrip heeft veel betekenissen, waaronder ‘nabootsing’ en ‘uitbeelding’. Voor IJsseling wijst mimesis bovendien op die activiteit waarmee we iets op een andere plaats laten verschijnen dan waar het zich oorspronkelijk bevond, zoals we bijvoorbeeld een filosofische tekst of thema in een andere context opnemen. Voor IJsseling is mimesis niet louter een imitatie, heeft het een productieve kwaliteit omdat het verschuiven van context nieuwe betekenissen blootlegt of genereert. Al is IJsseling voortdurend in gesprek met auteurs die steevast gelden als ontoegankelijk of ondoorgrondelijk, zoals Martin Heidegger en Jacques Derrida, weet hij toch in zijn Nederlandse vertolking van het begrip mimesis en zijn filosofische repercussies een jaloersmakende helderheid en transparantie te bereiken.
IJsseling behoorde tot een van de denkers, of tot de generatie, die in het Nederlands schreef en die het tot zijn taak rekende om belangrijke denktradities ook in die taal toegankelijk te maken en te overdenken. Ook dit is voor hem een vorm van mimesis die productief is. Hegel schreef ooit dat een werkelijke toe-eigening van een idee vereist dat we deze in onze eigen taal leren kennen en dat hij daarom trachtte de filosofie Duits te laten spreken. Deze inzet leek ook IJsseling te motiveren, die het denken in Parijs en dat uit Messkirch Nederlands heeft leren spreken.
Dit is een aflevering uit de rubriek ‘Een Kleine Ode Aan’. In ongeveer 250 woorden looft een Nederlandse of Vlaamse auteur een al dan niet vergeten filosofisch pareltje.