Door Djuna Spreksel (historicus, filosoof, journalist)

Het essay Gastvrijheid van Peter Venmans is uitgeroepen tot winnaar van de Socratesbeker 2023. Filosoof Djuna Spreksel bespreekt de tekst kritisch: welke inzichten over gastvrijheid heeft het te bieden?

Al ruim voor het uitbreken van de coronacrisis had Peter Venmans het voornemen om een essay te schrijven over gastvrijheid. Het uitbreken van die crisis was voor een belangrijk deel een gastvrijheidscrisis – op allerlei manieren werd de vanzelfsprekendheid van het thuis ontvangen van bekenden en het ontmoeten van onbekenden ingeperkt. Dat gemis roept de vraag op: wat is gastvrijheid precies, en wat is er nodig om gastvrij te kunnen zijn?

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

De verdienste van het boekje Gastvrijheid is dat het ons helpt nadenken over verschillende vormen van gastvrijheid, zonder het daarbij te beschouwen als per definitie goed. Hierin zet Venmans zich bijvoorbeeld af tegen de filosoof Jacques Derrida, die stelde dat we ons huis onvoorwaardelijk zouden moeten openstellen voor de ander die in al zijn kwetsbaarheid aan ons verschijnt.

Gastvrijandigheid

Gastvrijheid is niet zo simpel als het lijkt. De mens kan niet zonder gastvrijheid: we leren onszelf, in navolging van filosoof Hannah Arendt, alleen kennen in relatie tot de ander. Maar dit betekent geenszins dat gastvrijheid eenduidig goed is, of zonder risico. We laten iemand toe tot onze intieme sfeer, en zijn vanaf dat moment deels de controle kwijt: de gast kan bescheiden en dankbaar gebruikmaken van onze gastvrijheid, maar kan deze ook misbruiken en zich ontpoppen als een vijand.

Derrida noemde deze spanning ‘gastvrijandigheid’, en Friedrich Nietzsche was van mening dat in iedere vreemdeling in eerste instantie niet een potentiële vriend, maar een reële vijand gezocht moet worden. Venmans leest in Nietzsche de waarschuwing dat gastvrijheid nooit als iets puur positiefs opgevat mag worden: gastvrijheid is nooit een idyllische relatie waarin uitsluitend hartelijkheid heerst, maar eerder een verstrengeling van allerlei motieven bij beide partijen.

De geschiedenis van gastvrijheid

De Oude Grieken, zo laat Venmans zien, hadden dit haarfijn in de gaten. Het is opmerkelijk om te lezen hoe ver hun begrip van gastvrijheid verwijderd is van zowel het latere christelijke ideaal van onbaatzuchtige en onbegrensde naastenliefde als de moderne, economische variant in de vorm van de hospitality-industrie. Gastvrijheid was verbonden met strijd, loyaliteit en uiterlijk vertoon, waarbij niet alleen de gastgever, maar ook de gast zijn waarde als ‘xenos’ (vreemdeling/gast) publiekelijk moest bewijzen.

Voor de morele idealist is gastvrijheid per definitie goed

Het christendom brengt een radicale omkering van al die waarden teweeg, stelt Venmans: in plaats van een wederkerige relatie tussen gelijken werd het tonen van gastvrijheid een nederige, private aangelegenheid. Men toonde de ware gastvrijheid in het onvoorwaardelijke bijstaan van juist hen die op geen enkele wijze een tegenprestatie konden leveren: de hulpbehoevende medemens.

Politieke gastvrijheid

Venmans is in zijn idee van gastvrijheid beïnvloed door Arendt. Meer dan een gelegenheid tussen twee individuen, is bij Arendt gastvrijheid een vraagstuk dat politiek denken vereist. Dit betekent dat men bereid is niet alleen vanuit zichzelf te denken, maar ook een bovenpersoonlijk standpunt in te nemen, ook als dit standpunt niet met het eigen geweten overeenkomt.

Politieke gastvrijheid gaat over de vraag hoe we het menselijke verkeer in een gedeelde ruimte organiseren. Wie verlenen we gastvrijheid, wie niet, en waarom? Voor de morele idealist is gastvrijheid per definitie goed, maar als je politiek nadenkt over gastvrijheid kan je je geen eenduidige kwalificaties als ‘goed’ en ‘slecht’ veroorloven.

De ontheemding van de vluchteling lokaliseerde Arendt in de ervaring als mens volledig overbodig te zijn

Wat blijft er over van gastvrijheid, als het economische handelswaar wordt? En wat te denken van alle vluchtelingenstromen? Vluchtelingen vertrekken niet geheel vrijwillig, en gastlanden accepteren vluchtelingen niet geheel vrijwillig. En het politieke bestuur laat zich vaak vooral leiden door veiligheidsoverwegingen.

In het prettig leesbare Gastvrijheid beschouwt Venmans deze tendensen, in de geest van Arendt, als moderne massafenomenen die vragen om politieke analyse en politiek beleid. Met behulp van Immanuel Kant, één van de eerste filosofen die gastvrijheid beschouwde als een politiek probleem, laat Venmans bijvoorbeeld zien hoe het massatoerisme gerechtvaardigd aan banden kan worden gelegd – en wel door een beroep te doen op het belang van het onderhouden van gastvrijheidsrelaties.

Arendt zelf was dubbel getraumatiseerd door haar ervaring als vreemde gast tegen wil en dank. De ontheemding van de vluchteling lokaliseerde zij in de ervaring als mens volledig overbodig te zijn.

Wellicht, zo stelt Venmans, kan het antwoord op die ontheemding uiteindelijk ook alleen politiek zijn: het vluchtelingenprobleem kan pas worden opgelost als belanghebbenden zich politiek organiseren om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat vluchtelingen niet alleen materiële bijstand krijgen, maar ook rechten. De politiek dient daarnaast de voorwaarden te scheppen waarop mensen gastvrij kunnen zijn, en kan niet volstaan met de oproep aan zijn inwoners om zich gastvrij te tonen.

De rol van vrouwen

Opvallend aan het boek is dat Venmans zich in zijn bespiegelingen over gastvrijheid nauwelijks waagt aan de buitensporige rol die vrouwen traditioneel hebben gespeeld in gastvrijheid. Slechts zijdelings komt het onderwerp voorbij, bijvoorbeeld in zijn bespreking van één van de gastvrijheidsscènes uit de bijbel.

Dat is opmerkelijk, temeer omdat er over gastvrijheid in relatie tot (ideeën over) vrouwelijkheid en mannelijkheid toch aardig wat te zeggen moet zijn. In de westerse cultuur – en ongetwijfeld ook elders – heeft lange tijd een zeer bepalend ideaalbeeld van de vrouw bestaan waarbij vrouwen zowat bestaansrecht verkregen bij de gratie van ‘goed’ dienstbaar en gastvrij gedrag. Dat feit had het verdiend om verder uitgediept te worden.

Dit boek is, zo erkent Venmans, vooral een bespiegeling op westerse vormen van gastvrijheid. Niet-westerse vormen van gastvrijheid komen in dit boek dan ook niet of nauwelijks voor. Venmans verdedigt deze aanpak door te stellen dat interculturaliteit niet alleen bestaat tussen vreemde culturen, maar ook tussen het oude en het nieuwe.

Dat is geen sterk argument. Het belang van het ene (niet-westerse perspectieven op gastvrijheid) wordt immers niet uitgewist door de onderkenning van het belang van het andere (een historische interculturele analyse van gastvrijheid). Eerder zou men zich kunnen voorstellen dat de auteur zijn onderwerp enigszins behapbaar wilde houden – een beslissing die eraan bijdraagt dat dit filosofische essay leest als een trein.

Dit boek is geschikt voor wie geïnteresseerd is in (de westerse geschiedenis van) gastvrijheid, en biedt filosofische inzichten bij maatschappelijke vraagstukken die raken aan gastvrijheid in de moderne tijd.

Djuna Spreksel is historicus, filosoof en (freelance) journalist, o.a. voor Trouw en Filosofie Magazine.


Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend